Informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen
Kamerbrief inzake Informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen
Kamerbrief | 31 maart 2010
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 2 fiches
aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling
Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
1.
2. Verordening voor financiële perspectieven, nieuwe IIA en
aanpassing Financieel Reglement aan het verdrag van Lissabon.
2.
3. Richtlijn inzake het recht op tolk- en vertaaldiensten in
strafprocedures (voorstel is bijgevoegd).
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Fiche 1: Verordening voor financiële perspectieven, nieuw IIA en
aanpassing Financieel Reglement aan het Verdrag van Lissabon
1. Algemene gegevens
Voorstellen:
- Voorstel voor een Raadsverordening voor het meerjarig financieel
kader 2007-2013;
- Concept Inter-institutioneel akkoord (IIA) tussen het EP, de Raad en
de Commissie over
budgettaire samenwerking;
- Voorstel voor aanpassing van het financieel reglement.
Datum Commissiedocumenten: 3 maart 2010
Nr. Commissiedocumenten: COM (2010) 71, 72 en 73
Prelex :
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199067
(nr 71 = financieel reglement)
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199068
(nr 72 = verordening voor de financiële perspectieven)
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=199071
(nr 73 = Inter-institutioneel akkoord)
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board :
Nvt.
Behandelingstraject Raad: Het pakket is gepresenteerd door de
Commissie in het Begrotingscomité. Besluitvorming zal geschieden op
een Ecofin raad (datum nnb).
Eerstverantwoordelijke ministeries: Buitenlandse Zaken en Financiën.
Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie:
a) Rechtsbasis
Artikel 295 van het EU-werkingsverdrag voor het IIA; artikel 312 voor
de verordening mbt. de financiële perspectieven en artikel 322 voor
het financieel reglement.
b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement
- Voor de verordening mbt. de financiële perspectieven is unanimiteit
in de Raad nodig en goedkeuring door een meerderheid van EP-leden.
- Het nieuwe IIA zal worden vastgesteld door de Raad, het EP en de
Commissie (met gekwalificeerde meerderheid in de Raad).
- Het financieel reglement wordt door de Raad en het EP vastgesteld
volgens de gewone wetgevingsprocedure (met gekwalificeerde meerderheid
in de Raad).
c) Comitologie
nvt.
2. Samenvatting BNC-fiche
Korte inhoud voorstel
Deze drie voorstellen vloeien voort uit het Verdrag van Lissabon en
zijn met elkaar verbonden. Het betreffen technische uitwerkingen van
het verdrag.
In het Verdrag van Lissabon is voorgeschreven dat de financiële
perspectieven dienen te worden vastgelegd in een verordening;
momenteel liggen deze vast in een IIA. De Commissie heeft ervoor
gekozen om in deze `FP-verordening' alleen de financiële perspectieven
op te nemen, en de overige bepalingen van het oude IIA op te nemen in
een nieuw IIA (zoals de reservefondsen, die buiten de financiële
perspectieven vallen).
In het Verdrag van Lissabon is ook de begrotingsprocedure aangepast:
voortaan zal er 1 lezing van de jaarbegroting plaatsvinden door de
Raad en door het EP, gevolgd door een conciliatie. Ook is het
onderscheid tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven nu
vervallen. Daarom is een aanpassing van het financieel reglement en
van het IIA nodig.
Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en
proportionaliteitsoordeel
Het vastleggen van de financiële perspectieven in een verordening is
een verplichting die rechtstreeks uit het EU-Werkingsverdrag
voortvloeit (artikel 312). Het nieuwe IIA is hiermee verbonden (het
sluiten van IIIA's kan op basis van artikel 295 EU-Werkingsverdrag).
Ook de aanpassingen van het financieel reglement volgen direct uit het
EU-Werkingsverdrag (artikel 322). Bevoegdheid en proportionaliteit
zijn daarmee een gegeven. De subsidiariteit is niet van toepassing
Risico's / implicaties/ kansen
De bedoeling van de Commissie en van de Raad is dat de omzetting van
het oude IIA naar een FP-verordening en een nieuw IIA puur technisch
van aard is, evenals de aanpassing van het financieel reglement aan
het Verdrag van Lissabon. Daarbij zullen bestaande afspraken volledig
worden gerespecteerd. In dat geval kan het pakket ook snel worden
aangenomen.
Indien een van de betrokken partijen (bijvoorbeeld een lidstaat of het
EP) echter bestaande afspraken wil herzien, of de technische
aanpassing van het financieel reglement zou willen koppelen aan de
reguliere driejaarlijkse herziening van dat reglement (later in 2010),
dan kunnen de onderhandelingen aanzienlijke vertraging oplopen.
Een ander aandachtspunt is dat door de splitsing van het oude IIA in
twee documenten het overzicht enigszins verdwijnt. Daarnaast gelden er
verschillende procedures voor deze documenten; zowel de besluitvorming
in de Raad geschiedt anders en de betrokkenheid van het EP verschilt.
Voor de FP-verordening, waarin alleen de financiële perspectieven
worden vastgelegd, geldt unanimiteit in de Raad en goedkeuring door
het EP. Het nieuwe IIA, waarin ondermeer de reservefondsen staan
beschreven, kan met QMV in de Raad worden besloten, en dit is een
tripartiete overeenkomst tussen Raad, EP en Commissie.
Nederlandse positie en eventuele acties
De Commissievoorstellen betreffen een technische omzetting, waarbij de
bestaande afspraken worden gerespecteerd. Conform Nederlandse wens
worden de omvang en einddatum van de huidige financiële perspectieven
gerespecteerd. Ook blijft de bestaande besluitvormingsprocedure
ongewijzigd: besluitvorming over de FP-verordening geschiedt met
unanimiteit in de Raad.
Wel zou Nederland er voorstander van zijn om zoveel mogelijk passages
uit het oude IIA naar de FP-verordening over te hevelen in plaats van
naar een nieuw IIA, en om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de oude
tekst.
3. Samenvatting voorstel
Inhoud voorstel
Verordening voor de financiële perspectieven (FP-verordening):
In het Verdrag van Lissabon is afgesproken dat de financiële
perspectieven zullen worden vastgelegd in een verordening; momenteel
liggen deze vast in een IIA. In het Commissievoorstel worden de
huidige FP-plafonds en de huidige looptijd (2007-2013) overgenomen.
Voor de FP-verordening geldt, net als voor het vorige IIA, unanimiteit
in de Raad.
Nieuw IIA:
Het huidige IIA bevat een aantal passages die niet direct betrekking
hebben op de financiële perspectieven. De Commissie heeft deze daarom
niet in de FP-verordening opgenomen, maar in een nieuw IIA. Hierin
worden ondermeer de regels voor de reeds bestaande reserves buiten de
financiële perspectieven opgenomen (solidariteitsfonds,
globaliseringsfonds, noodhulpreserve en flexibiliteitsreserve), de
passages uit het oude IIA over GBVB en de oude passages over
financiële programmering. In een bijlage wordt de nieuwe
begrotingsprocedure beschreven.
Het nieuwe IIA zal in de Raad met QMV worden besloten.
Financieel Reglement:
In het Verdrag van Lissabon is de begrotingsprocedure aangepast:
voortaan zal er 1 lezing van de jaarbegroting plaatsvinden door de
Raad en door het EP, gevolgd door conciliatie. Ook zal het onderscheid
tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven vervallen. Daarom is een
aanpassing van het financieel reglement nodig. Verder worden de
artikelnummers van de verwijzingen naar het verdrag aangepast, en
krijgen de Europese Raad en de Hoge Vertegenwoordiger een plaats in
het reglement.
Voor het financieel reglement geldt, evenals voorheen, besluitvorming
in de Raad met QMV.
Impact assessment Commissie : nvt
4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en
proportionaliteitsoordeel
1. Bevoegdheid:deze is vastgelegd in artikel 295 (IIA), 312
(financiële perspectieven) en 322 (financieel reglement) van het
EU-Werkingsverdrag. Dit is in de ogen van Nederland een juiste
rechtsgrondslag.
2. Functionele toets:
* Subsidiariteit: n.v.t.
* Proportionaliteit: Positief.
* Onderbouwing:
Het vastleggen van de financiële perspectieven in een verordening is
een verplichting die rechtstreeks uit het EU-Werkingsverdrag
voortvloeit. Het nieuwe IIA is hiermee verbonden. Ook de aanpassingen
van het financieel reglement volgen direct uit het Verdrag.
Bevoegdheid en proportionaliteit zijn daarmee een gegeven. De
subsidiariteit is niet van toepassing.
3. Nederlands oordeel: positief
5. Implicaties financieel
1. Consequenties EG-begroting: geen
2. Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/
of decentrale overheden: geen
3. Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en
burger: geen
4. Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden:
geen
5. Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger: geen
6. Implicaties juridisch
1. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of
sanctionering beleid: geen
2. Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en
kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij
verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v.
Haalbaarheid: de bedoeling is dit pakket zsm. aan te nemen. De
verordening treedt in werking op de derde dag volgend op bekendmaking
in het Publicatieblad van de Europese Unie.
3. Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: de FP-verordening loopt
eind 2013 af. Voor het financieel reglement zal later in 2010 een
uitgebreide mid-term review starten; voor de periode na 2013 zal
te zijner tijd een nieuw financieel reglement worden opgesteld.
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
a) Uitvoerbaarheid: geen implicaties
b) Handhaafbaarheid: geen implicaties
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Nvt.
9. Nederlandse positie (belangen en eerste algemene standpunt)
Nederland is voorstander van een puur technische omzetting, waarbij de
bestaande afspraken worden gerespecteerd, zoals de omvang en einddatum
van de huidige financiële perspectieven en handhaving van de bestaande
besluitvormingsprocedure (besluitvorming over de FP-verordening met
unanimiteit). Het Commissievoorstel voldoet daaraan.
Wel zou Nederland er voorstander van zijn om zoveel mogelijk passages
uit het oude IIA naar de FP-verordening over te hevelen. Dit zou de
overzichtelijkheid sterk ten goede komen. Dit geldt met name voor de
passages over de reserves die buiten de financiële perspectieven
vallen. Deze reserves zijn immers gelijktijdig met de financiële
perspectieven besloten en dienen ertoe om bepaalde typen uitgaven op
te kunnen vangen zonder de financiële perspectieven te hoeven
wijzigen. Daarbij acht Nederland het wenselijk dat besluitvorming over
deze reserves, evenals voorheen, met unanimiteit blijft geschieden, en
dat de reserves aan het einde van de FP-periode aflopen. Daarom zou
het beter zijn om deze passages in de FP-verordening op te nemen in
plaats van in een nieuw IIA.
Ook zou Nederland graag zien dat de passage over het belang van marges
onder de financiële perspectieven in de FP-verordening wordt
opgenomen, en niet alleen in een nieuw IIA
.
Fiche 2: Richtlijn inzake het recht op tolk- en vertaaldiensten in
strafprocedures
1. Algemene gegevens
Voorstel : Initiatiefvoor een richtlijn van het Europees Parlement en
de Raad betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in
strafprocedures.
Datum document : 22 januari 2010
Nr. document : PE-CONS 1/10 DROIPEN 6 COPEN 22 CODEC 41
Register Raad:document niet beschikbaar in Prelex
Nr. impact-assessment : 5674/10 DROIPEN 9 COPEN 26 CODEC 48
Behandelingstraject Raad : JBZ-Raad 25-26 februari 2010 (presentatie),
Raadswerkgroep DROIPEN, COREPER, JBZ-Raad (onder Spaans
voorzitterschap)
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Justitie
Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie
a) Rechtsbasis: artikel 82, tweede lid, onder b, VWEU; ingediend door
een groep lidstaten die (ten minste) een kwart van de lidstaten van de
EU vertegenwoordigt, overeenkomstig artikel 76, onder b, VWEU 1 .
b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement: gewone
wetgevingsprocedure (gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming in de
Raad, medebeslissing EP)
c) Comitologie: n.v.t.
2. Samenvatting BNC-fiche
Korte inhoud voorstel:
Het voorstel beoogt minimumnormen vast te leggen ten aanzien van het
recht van een verdachte of beschuldigde op vertolking en vertaling in
strafprocedures en overleveringsprocedures op grond van een Europees
aanhoudingsbevel. Het versterken van dit recht komt het wederzijds
vertrouwen tussen de justitiële autoriteiten van de lidstaten ten
goede. Dit vertrouwen vormt de basis voor een goed werkende justitiële
samenwerking.
Het initiatief voor de richtlijn is ingediend omdat het
ontwerpkaderbesluit inzake het recht op tolk- en vertaaldiensten in
strafprocedures - waarover op 23 oktober 2009 in de JBZ-Raad een
algemene oriëntatie was overeengekomen - niet vóór inwerkingtreding
van het Verdrag van Lissabon formeel is vastgesteld. Een groep
lidstaten heeft het initiatief genomen het ontwerpkaderbesluit om te
zetten in het voorliggende voorstel voor een richtlijn, zodat het werk
aan de richtlijn kan worden voortgezet op basis van de tekst waarover
een algemene oriëntatie was bereikt..
De Europese Commissie heeft op 9 maart jl. een eigen Commissievoorstel
voor een richtlijn betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten
in strafprocedures ingediend 2 . Zij heeft daarbij aangegeven het
ambitieniveau van het voorliggende initiatief van de lidstaten voor de
richtlijn te laag te vinden. Over het voorstel van de Europese
Commissie wordt eveneens een BNC-fiche opgesteld.
Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en
proportionaliteitsoordeel:
Het voorstel is gebaseerd op artikel 82, tweede lid, onder b, VWEU
Subsidiariteit: positief
Proportionaliteit: positief
Risico's / implicaties/ kansen:
Met de voorliggende tekst van het voorstel kan het kabinet instemmen.
Het is echter van belang dat de mogelijkheid die de huidige tekst van
het initiatief biedt om in plaats van schriftelijke vertalingen van
processtukken te volstaan met mondelinge vertaling of samenvatting van
processtukken, voor zover het recht op een eerlijk proces daardoor
niet wordt aangetast, behouden blijft. Een verdergaande verplichting
tot het verstrekken van schriftelijke vertalingen van essentiële
processtukken zou kunnen leiden tot problemen in de uitvoering van de
richtlijn en budgettaire problemen.
Nederlandse positie en eventuele acties:
Nederland staat in zijn algemeenheid positief tegenover maatregelen
ter versterking van de strafprocessuele waarborgen van verdachten in
de EU. Het voorliggende initiatief voor een richtlijn kan daaraan
bijdragen en gaat niet verder dan nodig is om het beoogde doel te
bereiken. Het voorliggende initiatief wordt derhalve positief
beoordeeld.
3. Samenvatting voorstel
Inhoud voorstel:
Het voorstel beoogt minimumnormen vast te leggen met betrekking tot
het recht van een verdachte of beschuldigde op vertolking en vertaling
in strafprocedures en procedures inzake overlevering op basis van een
Europees aanhoudingsbevel. Het voorstel omschrijft de gevallen waarin
een verdachte of beschuldigde die de taal waarin de procedure wordt
gevoerd niet begrijpt of spreekt, recht heeft op kosteloze vertolking.
Voorts bepaalt het voorstel dat de verdachte of beschuldigde recht
heeft op kosteloze schriftelijke vertaling van essentiële
processtukken. Indien het recht op een eerlijk proces daardoor niet
wordt aangetast, mag in plaats van een schriftelijke vertaling worden
volstaan met een mondelinge vertaling of een mondelinge samenvatting
van de essentiële processtukken.
Het voorstel geeft uitvoering aan de eerste maatregel die is
aangekondigd in de routekaart ter versterking van procedurele rechten
van verdachten en beklaagden in strafprocedures (PbEU 4.12.2009, C
295).
Impact assessment:
De initiatiefnemende lidstaten hebben als impact assessment bij het
voorstel gebruik gemaakt van de impact assessment die door de
Commissie was opgesteld bij het oorspronkelijke Commissievoorstel voor
een kaderbesluit inzake het recht op tolk- en vertaaldiensten in
strafprocedures. In de impact assessment wordt aangegeven dat het
vertrouwen tussen de lidstaten en hun autoriteiten dat nodig is om de
justitiële samenwerking goed te laten verlopen, moet worden vergroot
onder andere door het versterken van de rechten van verdachten in de
EU. Teneinde dit te bereiken zijn de volgende vijf scenario's
onderzocht: 1) handhaving van de status quo, 2) uitwisseling van best
practice ; 3) een wetgevend instrument dat alle relevante procedurele
rechten omvat; 4) een wetgevend instrument dat alleen betrekking heeft
op grensoverschrijdende gevallen; en 5) een stapsgewijze aanpak. In de
impact assessment wordt geconcludeerd dat de stapsgewijze aanpak -
waarbij een actieplan wordt opgesteld voor de lange termijn en als
eerste stap een wetgevend instrument op het terrein van vertolking en
vertaling wordt voorgesteld - op dit moment de beste optie is.
4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en
proportionaliteitsoordeel
1. Bevoegdheid:
De rechtsgrondslag voor het voorstel is artikel 82, tweede lid, onder
b, VWEU. Dat is volgens het kabinet de juiste rechtsbasis.
b) Functionele toets:
* Subsidiariteit: positief
* Proportionaliteit: positief
* Onderbouwing:
Om de rechten van verdachten of beschuldigden in de gehele Unie te
versterken is het nodig op Europees niveau minimumregels te stellen
ten aanzien van het recht op vertolking en vertaling in
strafprocedures en procedures inzake overlevering op basis van een
Europees aanhoudingsbevel. Derhalve wordt de subsidiariteit van het
voorstel positief beoordeeld.
Het initiatief voor een richtlijn gaat niet verder dan nodig om het
doel (het vaststellen van minimumnormen ter versterking van de rechten
van verdachten in het strafproces op het gebied van vertolking en
vertaling) te bereiken. Beoogd wordt de jurisprudentie van het EHRM te
codificeren en aldus bij te dragen aan een meer gelijke naleving van
het EVRM en het verkleinen van de opvattingen van lidstaten over de
vraag welke gevolgen moeten worden verbonden aan een uitspraak van het
EHRM. Bovendien blijft de mogelijkheid om verder te gaan dan de
minimumnormen open, evenals de mogelijkheid te volstaan met een
mondelinge vertaling of het geven van een mondelinge
samenvatting.Derhalve wordt de proportionaliteit van het voorstel
positief beoordeeld.
c) Nederlands oordeel:
Nederland staat positief tegenover maatregelen die de rechten van
verdachten of beschuldigden in de EU versterken. Hoewel de Raad van
Europa met het EVRM en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
(EHRM) een zeer belangrijke rol spelen op het terrein van bescherming
van de mensenrechten, vormt aanvullende actie binnen de EU naar het
oordeel van het Nederlandse kabinet een toegevoegde waarde ten
opzichte van het EVRM en zijn maatregelen op EU-niveau gebodenom het
voor de justitiële samenwerking in strafzaken tussen de lidstaten
benodigde vertrouwen verder te vergroten.
5. Implicaties financieel
1. Consequenties EG-begroting: geen
2. Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/
of decentrale overheden:
Het voorstel voor de richtlijn bepaalt in artikel 4 dat de kosten voor
vertolking en vertaling die voortvloeien uit de toepassing van de
richtlijn voor rekening van de lidstaten zijn. Aangezien de bepalingen
ten aanzien van het recht op vertolking overeenkomen met de huidige
Nederlandse praktijk, zal de richtlijn op dit punt niet leiden tot
extra kosten. Datzelfde geldt voor de bepalingen inzake vertaling van
essentiële processtukken zoals die in de voorliggende tekst zijn
opgenomen. Deze bieden immers de mogelijkheid te volstaan met een
mondelinge vertaling of samenvatting van de processtukken, indien het
recht op een eerlijk proces daardoor niet wordt aangetast. Dit is in
overeenstemming met de jurisprudentie van het EHRM. Het is van belang
dat deze mogelijkheid in de richtlijn wordt behouden. Een absolute
verplichting tot het kosteloos verstrekken van schriftelijke
vertalingen van essentiële processtukken zou een substantiële
verhoging van de kosten met zich meebrengen (in de impact assessment
is als schatting opgenomen een bedrag tot 80 miljoen euro). Mocht de
richtlijn onverhoopt tot extra kosten leiden, dan zullen deze op basis
van het prognosemodel justitiële keten worden meegenomen in de
begrotingsclaim van het beleidsverantwoordelijke ministerie
(Ministerie van Justitie).
3. Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en
burger: geen
4. Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden:
geen
5. Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger: geen
6. Implicaties juridisch
1. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of
sanctionering beleid:
Implementatie van het initiatief voor een richtlijn zal vermoedelijk
leiden tot enkele aanpassingen van het Wetboek van Strafvordering. Zo
zal bijvoorbeeld het recht op vertolking tijdens een politieverhoor,
thans geregeld in een aanwijzing van het openbaar ministerie,
wettelijke verankering kunnen krijgen.
2. Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel
voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
Voorgestelde implementatietermijn bedraagt 30 maanden na bekendmaking
van de richtlijn in het Publicatieblad, hetgeen haalbaar zou moeten
zijn.
3. Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling:
Er is geen evaluatie- of horizonbepaling in het voorstel opgenomen.
Dit wordt ook niet nodig geacht.
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
a) Uitvoerbaarheid:
De voorgestelde richtlijn sluit aan bij de huidige praktijk van
vertolking en vertaling en is derhalve goed uitvoerbaar. Zoals
hierboven onder paragraaf 5.b is opgemerkt, is het van belang de
mogelijkheid te behouden met een mondelinge vertaling of samenvatting
van de essentiële processtukken te volstaan indien hierdoor het recht
op een eerlijk proces niet wordt aangetast. Een absolute verplichting
tot het verstrekken van kosteloze schriftelijke vertalingen zou tot
uitvoeringsproblemen kunnen leiden. Dit zou een aanzienlijke
vertraging in de strafprocedure teweeg kunnen brengen omdat moet
worden gewacht op de schriftelijke vertaling. Het Nederlandse kabinet
acht dit, mede in het licht van het vereiste een zaak binnen een
redelijke termijn te beslechten, onwenselijk.
b) Handhaafbaarheid: n.v.t.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden: geen
9. Nederlandse positie
Het Nederlandse kabinet staat in zijn algemeenheid positief tegenover
maatregelen die het voor de justitiële samenwerking benodigde
vertrouwen tussen de lidstaten van de EU vergroten. Maatregelen ter
versterking van strafprocessuele waarborgen voor verdachten of
beschuldigden, zoals het onderhavige voorstel voor een richtlijn,
kunnen daaraan bijdragen.
Hoewel de Raad van Europa met het EVRM en het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens (EHRM) een zeer belangrijke rol spelen op het
terrein van bescherming van de mensenrechten, vormt aanvullende actie
binnen de EU naar het oordeel van het Nederlandse kabinet een
toegevoegde waarde ten opzichte van het EVRM en is dit voorts
gebodenom maatregelen inzake justitiële samenwerking in strafzaken
doeltreffender te maken. Het initiatief voor de richtlijn beoogt de
jurisprudentie van het EHRM te codificeren en aldus bij te dragen aan
een meer gelijke naleving van het EVRM en het verkleinen van de
opvattingen van lidstaten over de vraag welke gevolgen moeten worden
verbonden aan een uitspraak van het EHRM. Europese regelgeving op het
terrein van strafprocessuele waarborgen strekt ertoe het geldende
normatieve kader, dat in belangrijke mate is gebaseerd op de
rechtspraak van het EHRM in individuele zaken, te verduidelijken,
uniformer te maken en waar mogelijk en nodig verder uit te breiden.
Een bijkomend voordeel dat samenhangt met regelgeving op EU-niveau, is
dat toezicht op de naleving reeds in een vroeg stadium kan
plaatsvinden. Immers, de Commissie stelt rapportages op over de wijze
waarop lidstaten de richtlijn in nationale wetgeving hebben omgezet en
zou zelfs in een voorkomend geval een inbreukprocedure kunnen starten.
Ook bestaat de mogelijkheid om prejudiciële vragen te stellen over de
uitleg van de richtlijn aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Het Nederlandse kabinet tekent hierbij nog wel aan dat naast
wetgevende maatregelen, ook praktische maatregelen geboden zijn om
ervoor te zorgen dat de in wetgeving neergelegde normen ook
daadwerkelijk in praktijk worden gebracht. Hierbij kan bijvoorbeeld
worden gedacht aan het tussen de lidstaten toegankelijk maken van
registers van beëdigd tolken en vertalers.
1 België, Duitsland, Estland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg,
Hongarije, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Finland en Zweden.
2 COM (2010) 82
10
Ministerie van Buitenlandse Zaken