---
PERSBERICHT
Wifi-generatie schiet te kort in veilig en verantwoord online gedrag
Den Haag, 31 maart Nederlandse jongeren (6-18 jaar) zijn met hun internetgebruik koplopers in
Europa. 93% gebruikt internet, tegen een Europees gemiddelde van 75%. Tegelijkertijd lopen
Nederlandse jongeren ook een relatief hoog risico om met vervelende kanten van internet in
aanraking te komen. Het is daarom noodzakelijk dat jongeren digitaal vaardiger worden om
maatregelen te kunnen nemen tegen deze risico's en om te streven naar een zo veilig mogelijke
digitale omgeving. Dat is een van de belangrijkste conclusies van het SCP-rapport NL Kids Online.
Nieuwe mogelijkheden en risico's van internetgebruik door jongeren dat is aangeboden aan Tineke
Netelenbos, voorzitter van het programma Digivaardig & Digibewust.
"Dit rapport toont aan dat het van belang is om ook jongeren digitaal vaardig te maken. Jongeren
maken dan wel veel gebruik van internet, ook zij ontberen vaak nog de kennis en kunde om dit veilig
en verantwoord te doen. Dat maakt hen risicogroep. Het is daarom belangrijk dat wij - markt en
overheid gezamenlijk voorlichting blijven geven aan jongeren en daar ook de ouders en docenten in
meenemen," zegt Tineke Netelenbos. Binnen het programma Digivaardig & Digibewust maken
overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen zich gezamenlijk sterk op dit gebied. Dit leidt
tot voorlichtingsactiviteiten richting jongeren en hun opvoeders en tot samenwerkingsverbanden die
bijdragen aan een veiligere digitale omgeving.
Uit het rapport blijkt verder dat veel voorkomend riskant online gedrag door jongeren met mogelijk
negatieve consequenties in alle Europese landen zijn: het verstrekken van persoonlijke informatie,
confrontatie met pornografisch materiaal, het zien van gewelddadige of haatdragende beelden,
cyberpesten, ongevraagd seksueel getinte opmerkingen ontvangen en een online kennis of `vriend'
uit de virtuele wereld in de fysieke wereld ontmoeten. 15-20% van de online tieners in Europa geeft
aan een zekere mate van angst of ongemakkelijk gevoel of zelfs bedreiging te voelen. Negatieve
consequenties van online risico's kunnen deels vermeden worden door het vergroten van digitale
vaardigheden. Denk daarbij aan zoekvaardigheden, het beoordelen van informatie, het omgaan met
problematische content en het vermijden van onwenselijk gedrag.
Rol ouders en docenten
Om de digitale vaardigheden te vergroten ligt een belangrijke taak voor zowel ouders als docenten.
Zij moeten aanvulling bieden op wat jongeren veelal al spelenderwijs van elkaar leren, zonder de
mogelijkheden voor jongeren in te perken. Het versterken van kennis van en inzicht in
communicatietoepassingen die kinderen gebruiken en het vergroten van vaardigheden van ouders is
een belangrijk om onnodige angsten bij ouders te voorkomen en gerichte interesse, advies en
begeleiding van ouders aan hun kind te bevorderen. Niet alle ouders beschikken over de
noodzakelijke kennis en vaardigheden om hun kinderen goed te begeleiden. Daarom spelen ook
scholen een belangrijke rol bij het stimuleren van creatief, kritisch en veilig internetgebruik door
jongeren. Via scholen kunnen alle kinderen bereikt worden, ook degene die vanuit huis weinig
ondersteuning krijgen.
Andere aanbevelingen uit het rapport zijn onder meer blijvende aandacht voor bewustwording bij
kinderen over de online risico's en de maatregelen ertegen, het installeren van filters voor jonge
kinderen, het verbeteren van de kwaliteit van online aanbod voor kinderen/jongeren (mede door
zelf- en coregulering van dit aanbod door het gebruik van labels met leeftijdsgrenzen, het aanstellen
van moderatoren, het gebruik van meldknoppen) en het verduidelijken van privacyvoorwaarden om
misbruik van persoonsgegevens tegen te gaan.
EU Kids Online
In het SCP-rapport worden de belangrijkste uitkomsten samengevat van het project EU Kids online
met Nederland als vergelijkingsland. Het project EU Kids online is gesubsidieerd door het Safer
Internet plus Programme (DG Information Society and Media), de Europese Commissie en
gecoördineerd door de London School of Economics and Political Science (LSE) in de personen van
prof. dr. Sonia Livingstone en dr. Leslie Haddon. In het project zijn resultaten van empirisch
onderzoek uit 21 Europese landen bij elkaar gebracht, toegankelijk gemaakt en in onderlinge
samenhang geanalyseerd. Het project onderzocht in hoeverre de online activiteiten van jongeren in
Europese landen op elkaar lijken, en waar en waarom landen van elkaar verschillen. Op basis van het
onderzoek zijn aanbevelingen voor beleid en vervolgonderzoek geformuleerd.
Ingezonden persbericht