Gerechtelijke organisatie

Hoge Raad verwerpt beroep tegen de veroordeling van een voormalige rechter

Den Haag, 6 april 2010 - De verdachte is veroordeeld voor het bezit van beeldmateriaal en computerbestanden met daarop afbeeldingen van, kort gezegd, kinderporno. De verdachte heeft daags na zijn aanhouding ontslag genomen. Omdat hij ten tijde van het plegen van het feit rechter was in de rechtbank Maastricht is de zaak destijds door een andere rechtbank behandeld. De zaak is eerder bij de Hoge Raad geweest (HR 15 januari 2008, LJN BB4853). Toen heeft de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het hof Arnhem vernietigd omdat het hof zonder motivering voor het bewijs gebruik had gemaakt van de verklaring van een deskundige, terwijl deze verklaring door de verdediging gemotiveerd was betwist. De Hoge Raad verwees de zaak daarop naar het hof âs-Gravenhage om de zaak opnieuw te berechten. Op 11 juli 2008 heeft dit hof de verdachte veroordeeld wegens het in voorraad hebben van twee gegevensdragers met daarop drie afbeeldingen van een seksuele gedraging waarbij jeugdigen jonger dan 16 jaar zijn betrokken. Het hof heeft de verdachte, vanwege de lange duur van het proces en de grote gevolgen voor zijn privéleven, geen straf of maatregel opgelegd (BF3925).
De verdachte heeft weer beroep in cassatie ingesteld.

Procedure bij de Hoge Raad
Namens de verdachte is door zijn advocate, mr. A.E.M. Röttgering in Amsterdam, onder meer geklaagd over het oordeel van het hof dat op twee van de afbeeldingen een jeugdige van jonger dan 16 jaar is afgebeeld. Voorts klaagt de verdachte over de beslissing dat op twee afbeeldingen sprake is van een seksuele gedraging (in de zin van art. 240b (oud) Sr).
Ook zou het hof een onjuiste uitleg hebben gegeven aan de uitdrukking âin voorraad hebbenâ, zoals in de wet bedoeld. Ten slotte wordt geklaagd over de verwerping door het hof van het verweer over de lange duur van de procedure. De berechting van de verdachte zou niet binnen een redelijke termijn hebben plaatsgevonden.
Advocaat-generaal mr. N. Jörg heeft op 16 maart 2010 in zijn conclusie de Hoge Raad geadviseerd tot verwerping van het beroep.

Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat hetgeen namens de verdachte is aangevoerd niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, omdat het aangevoerde geen aanleiding is tot de beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt daarom het beroep.

Gevolgen van deze uitspraak
De uitspraak van het hof âs-Gravenhage van 11 juli 2008 is definitief geworden.

Den Haag, 6 april 2010
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236

LJ Nummer

BL8772

Zie het origineel
Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 6 april 2010 Naar boven