Kinderen van anderhalf onderscheiden correcte en incorrecte zinnen
donderdag 8 april 2010, 10:00 uur
Promotie
Mw. D. Polisenská/ Taalkunde
Dutch language acquisition of verbal and adjectival inflection
Daniela Polienská bestudeerde hoe Nederlandstalige kinderen met normale ontwikkeling de regels voor het vervoegen van werkwoorden (ik dans, jij danst etc.) en de regels voor het verbuigen van bijvoeglijk naamwoorden (een vrolijk konijn, een vrolijke vogel, het vrolijke varken etc.) leren. Ze toont dat kinderen al vanaf de leeftijd van 18 maanden correcte en incorrecte Nederlandse zinnen kunnen onderscheiden en dat kinderen van drie jaar geen moeite hebben met het vervoegen van (voor hen onbekende) werkwoorden. De regels voor bijvoeglijk naamwoorden lijken net zo vroeg verworven te zijn als de regels voor werkwoorden. Dit ondanks het feit dat het regelsysteem voor bijvoeglijk naamwoorden in het Nederlands veel complexer is. Het lerend kind moet namelijk altijd rekening houden met de eigenschappen van zowel een lidwoord (is het lidwoord bepaald of onbepaald) als met die van een zelfstandig naamwoord (is het enkelvoud of in het meervoud; is het een de- of het-woord). De analyses van bijvoeglijk naamwoorden laten een interessante asymmetrie zien in de taalontwikkeling: kinderen kennen grammaticale regels vroeg, maar het duurt lang voordat ze leren of een zelfstandig naamwoord een de- of het-woord is.
Promotor
dhr. prof. dr. F. P. Weerman en dhr. prof. dr. H.J. Bennis
Locatie
Agnietenkapel
Oudezijds Voorburgwal 231
1012 EZ Amsterdam
Deelname
Toegang vrij
Universiteit van Amsterdam