> Retouradres Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 9 april 2010
Bedrijfsschade door de boktor en eventuele vergoeding op grond van
artikel 4 van de Plantenziektenwet
Directie Agroketens en
Visserij (AKV)
Cluster Fytosanitair
Prins Clauslaan 8
Postbus 20401
2500 EK DEN HAAG
www.minlnv.nl
T 070-3786868
M
F 070-3786113
Onze referentie
AKVL/2010/695
Uw referentie
2010Z04747/2010D13746
Geachte Voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de door de vaste commissie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit gestelde vragen over bedrijfsschade door de boktor en
eventuele vergoeding op grond van artikel 4 van de Plantenziektenwet
(2010Z0474/2010D13746).
1.
In hoeveel (individuele) gevallen is op grond van artikel 3 van de Plantenziektenwet
en het Besluit bestrijding Schadelijke Organismen in de afgelopen vijf jaar
overgegaan tot vernietiging van plantmateriaal? In hoeveel gevallen is er een
aanvraag voor schadevergoeding op grond van artikel 4 van de Plantenziektenwet
ingediend? In hoeveel gevallen is deze aanvraag gehonoreerd? Welk bedrag was
hier per jaar mee gemoeid?
In de jaren 2006 tot en met 2010 zijn er in totaal circa 850 vondsten van
organismen gedaan die, op basis van artikel 3 van de Plantenziektenwet en het
Besluit bestrijding Schadelijke Organismen, geleid hebben tot de maatregel
'vernietigen' van partijen.
In de jaren 2006 tot en met 2010 zijn drieëntwintig verzoeken ingediend, waarbij
een beroep werd gedaan op artikel 4 van de Plantenziektenwet.
Van genoemde aanvragen zijn tot op heden vier aanvragen gehonoreerd. Deze
honorering heeft tot dusver in 2010 geleid tot de toekenning van een totaalbedrag
van 391.737 euro.
2.
Hoe wordt bepaald wanneer maatregelen onevenredig zwaar op een of meerdere
personen drukken? Welke objectieve criteria en welke procedure worden hiervoor
gehanteerd? Kunt u dit met voorbeelden illustreren?
Directie Agroketens en
Visserij (AKV)
Cluster Fytosanitair
Datum
9 april 2010
Onze referentie
AKVL/2010/695
Pagina 2 van 7
Zoals ik in mijn brief van 10 maart jongstleden aangaf, beoogt artikel 4 niet een
algemene schadevergoedingsplicht in het leven te roepen. Artikel 4 biedt de
mogelijkheid schade te vergoeden indien de toepassing van de voorschriften van
artikel 3 van de Plantenziektenwet onevenredig zwaar zou drukken op één of
meer personen.
Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 4 van de Plantenziektenwet blijkt dat
schade die ontstaat door het toepassen van in artikel 3 van de Plantenziektenwet
genoemde maatregelen ter wering en bestrijding van schadelijke organismen, in
beginsel niet worden vergoed; dergelijke kosten behoren tot het normale bedrijfsrisico.
Artikel 4 biedt derhalve slechts de basis om in bijzondere gevallen een uitzondering
te maken op het uitgangspunt dat schade die het gevolg is van werings- en
bestrijdingsmaatregelen, niet worden vergoed.
Wanneer een verzoek tot schadevergoeding wordt ingediend, bezie ik van geval
tot geval in hoeverre sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die niet
behoren tot het normale maatschappelijke/ bedrijfsrisico van degene die om
vergoeding van de schade verzoekt (onevenredige schade). Opgemerkt zij dat
schade, die niet het directe gevolg is van het opleggen van maatregelen ter
bestrijding of voorkoming van verbreiding van schadelijke organismen, in het
kader van artikel 4 buiten beschouwing dient te worden gelaten. Voor een
voorbeeld van schade die ik heb vergoed, verwijs ik u naar het antwoord op
vraag 5, waar wordt uiteengezet welke omstandigheden van belang waren voor
de vergoeding van schade.
3.
Welke rol en positie kan het plantenpaspoort spelen? Is het bijvoorbeeld mogelijk
om voor alle Aziatische Acers (en waardplanten) een paspoortplicht op te leggen,
waarbij het land van herkomst zodanig wordt vermeld dat nationaliseren niet
mogelijk is?
In Beschikking 2008/840/EG1 is bepaald dat 17 in deze beschikking met name
genoemde waardplanten (waaronder Acers) afkomstig uit derde landen en
aangewezen gebieden in de EU waar de boktor voorkomt, alleen binnen de EU
vervoerd mogen worden als zij voorzien zijn van een plantenpaspoort.
Het plantenpaspoort moet worden afgegeven conform de voorschriften in Richtlijn
92/105/EC2. In deze Richtlijn is bepaald dat voor producten uit derde landen de
naam van het land van oorsprong of van verzending op het plantenpaspoort moet
worden vermeld. De keuringsdiensten zien er tijdens de reguliere inspecties op
toe dat gebruik en afgifte van deze plantenpaspoorten geschiedt conform de
geldende voorschriften en nemen zo nodig maatregelen.
1 Beschikking 2008/840/EG van de Europese Commissie van 7 november 2008 tot
vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de
Gemeenschap van Anoplophora chinensis (Forster) te voorkomen (PbEU L 300).
2 Richtlijn 92/105/EG van de Europese Commissie van 3 december 1992 tot een zekeren
mate van standaardisering van plantenpaspoorten voor het verkeer van bepaalde planten,
plantaardige producten en andere materialen in de Gemeenschap, en tot vaststelling van
nadere regels voor de afgifte van deze paspoorten en van de voorwaarden en nadere regels
voor de vervanging ervan (PbEG L 004).
Directie Agroketens en
Visserij (AKV)
Cluster Fytosanitair
Datum
9 april 2010
Onze referentie
AKVL/2010/695
Pagina 3 van 7
4.
Acht u het mogelijk dat parallelle importen, waarbij de van origine Aziatische
planten een andere nationaliteit krijgen waardoor tracering doodloopt, plaats
kunnen vinden? Acht u dit wenselijk? En zijn er clausules welke een uitzondering
maken als de volks-, dier- of in dit geval plantgezondheid in het geding zijn?
Zoals vermeld onder vraag 3 is men binnen de Europese Unie verplicht op het
plantenpaspoort het land van oorsprong of van verzending te vermelden bij import
van de 17 in de beschikking 2008/840/EG genoemde waardplanten afkomstig uit
landen waar de boktor voorkomt. Het is niet toegestaan dat planten bij import in
de EU en directe doorvoer binnen de EU een andere nationaliteit krijgen.
De lidstaten zien hierop toe.
Ondanks deze verplichting valt het in de praktijk nooit volledig uit te sluiten dat er
desondanks toch planten, behorende tot de 17 genoemde waardplanten uit landen
waar de boktor voorkomt, binnen de Europese Unie worden verhandeld zonder
plantenpaspoort dan wel zonder dat het land van herkomst of van verzending op
het plantenpaspoort wordt vermeld. De handelswaarde neemt namelijk af als er
een plantenpaspoort is bijgevoegd dan wel de planten afkomstig zijn uit een land
waar de boktor voorkomt. Dit acht ik vanzelfsprekend niet wenselijk.
Indien de 17 genoemde waardplanten afkomstig uit landen waar de boktor voorkomt
binnen de Europese Unie zonder plantenpaspoort dan wel zonder vermelding
van land van herkomst zijn verhandeld, loopt hierdoor bij tracering het spoor niet
dood. In geval van besmettingen of verdenkingen van besmetting met een
schadelijk organisme worden alle relevante gegevens van aankoop en verkoop bij
de betrokken bedrijven opgevraagd. Op deze wijze kan in de meeste gevallen het
land van oorsprong achterhaald worden.
5.
Zijn er parallellen met de Aardappelspindelknolviroide (PSTVd) waarover het
College van Bezwaar en Beroep een uitspraak heeft gedaan)? Zo ja, welke?
Zo nee, waarom niet?
In de door u bedoelde uitspraak d.d. april 2009 heeft het College van Bezwaar
en Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) mij gewezen op de uitzonderlijke situatie
van vier kuipplantentelers die in beroep zijn gegaan tegen mijn beslissing om
geen tegemoetkoming te geven in de schade die zij geleden hebben als gevolg
van de PSTVd-uitbraak in 2006.
Het CBb heeft daarbij overigens mijn algemene beleidslijn onderschreven dat een
besmetting met een plantenziekte valt onder het normale bedrijfsrisico voor een
ondernemer. Het CBb heeft echter overwogen dat het hier uitzonderlijke gevallen
betreft waardoor de schade niet volledig tot het normale bedrijfsrisico kon
worden gerekend. Dit omdat het tot het najaar van 2006 niet bekend was dat het
viroïde in de kuipplanten kan voorkomen, het viroïde symptoomloos aanwezig
kan zijn in kuipplanten en het viroïde vóór 2006 in kuipplanten niet kon worden
aangetoond. Daarbij merkte het CBb voorts op dat de door de PD opgelegde
maatregelen er toe strekten te voorkomen dat PSTVd zou overslaan naar
gewassen waar het viroïde wel schade kan aanrichten (tomaat en aardappel).
Directie Agroketens en
Visserij (AKV)
Cluster Fytosanitair
Datum
9 april 2010
Onze referentie
AKVL/2010/695
Pagina 4 van 7
Vanwege de specifieke situatie van deze vier kuipplantentelers heb ik daarom
besloten hen op basis van artikel 4 van de Plantenziektenwet alsnog tegemoet te
komen in de geleden schade.
De situatie bij de Oost-Aziatische boktor is in meerdere opzichten niet vergelijkbaar.
De Oost-Aziatische boktor, opgenomen in bijlage I deel A van Richtlijn
2000/29/EG (de Fytorichtlijn), is sinds de jaren tachtig reeds verschillende malen
aangetroffen bij importinspecties in Nederland waarbij de PD telkens maatregelen
heeft opgelegd. Dit is aanleiding geweest tot oproepen van de PD om vondsten
van het organisme te melden en het verschijnen van artikelen in (vak)literatuur.
De vondst van de boktor in het Westland eind 2007 en de daaropvolgende acties
hebben de sector nogmaals het risico van de Oost-Aziatische boktor duidelijk
gemaakt. Daarbij is ook naar voren gebracht dat deze boktor een zeer brede
waardplantenreeks heeft. Anders dan bij de PSTVd-kwestie is deze boktor daarmee
niet aan te merken als een onbekend risico. Bovendien is het bij de boktor
niet zo dat de uitroeiingsmaatregelen werden getroffen met het oogmerk om
schade in andere gewassen/sectoren te voorkomen, zoals dat blijkens de CBbuitspraak
bij de PSTVd-kwestie wel aan de orde was.
6.
Waarom is er, gezien de grote risico's die worden veroorzaakt door importmateriaal
uit China, door de Europese Commissie nog geen importverbod
afgekondigd? Wanneer wordt deze discussie in de EU afgerond?
De Oost-Aziatische boktor is in Richtlijn 2000/29/EG3 (de Fytorichtlijn) ingedeeld
in de hoogste risicocategorie (IAI) en is sinds de jaren tachtig regelmatig aangetroffen
in importzendingen. Bij iedere vondst legt de PD maatregelen op.
De vondst van de boktor in de groene ruimte in het Westland vormde voor
Nederland aanleiding om verdergaande noodmaatregelen te treffen en een risicoanalyse
op te stellen. Vervolgens heeft de Europese Commissie noodmaatregelen
neergelegd in Beschikking 840/2008/EG, die sinds november 2008 van kracht is.
De beschikking omvat onder meer verscherpte eisen aan import van 17 voor de
boktor gevoelige waardplanten. Ondanks de verscherpte importeisen worden
echter bij import nog steeds met de boktor besmette partijen onderschept,
afkomstig uit China. De Europese Commissie heeft hierover contact opgenomen
met de Chinese autoriteiten, maar dit heeft tot dusver nog niet geleid tot verdere
aanscherping van de importeisen. Het is niet uit te sluiten dat een verdere
aanscherping (bijv. invoerverbod) gevolgen heeft voor de handelsrelatie met
China.
Bij verschillende lidstaten, waaronder ook Nederland, blijven de zorgen over de
risico's die import van voor de boktor gevoelig plantmateriaal met zich meebrengt,
bestaan.
3 Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van de Europese Unie van 8 mei 2000, betreffende de
beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap
van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PbEG L 169).
Directie Agroketens en
Visserij (AKV)
Cluster Fytosanitair
Datum
9 april 2010
Onze referentie
AKVL/2010/695
Pagina 5 van 7
Om te voorkomen dat de boktor zich ondanks de in Nederland getroffen ingrijpende
maatregelen via de import van besmet plantmateriaal alsnog in Nederland zal
vestigen, bepleit ik in EU-verband een tijdelijk Europees importverbod voor
waardplanten afkomstig uit China. Hierover wordt de komende maanden in EUverband
gesproken in het Permanent Fytosanitair Comité.
7.
Op welke wijze wordt de instructie voor importinspecties aangepast?
Naar aanleiding van recente onderscheppingen van de boktor in twee zendingen
afkomstig van twee officieel geregistreerde Chinese kwekerijen, zijn importinspecties
met ingang van 22 maart 2010 als volgt aangescherpt:
1. Zendingen afkomstig van deze twee bedrijven worden niet langer geaccepteerd
omdat deze bedrijven niet voldoen aan de Europese voorschriften zoals deze zijn
opgenomen in Beschikking 2008/840/EG: zendingen moeten afkomstig zijn van
bedrijven die vrij zijn van de boktor.
2. Dezelfde maatregel zal worden getroffen indien met de boktor besmette
zendingen van de overige vier officieel geregistreerde Chinese bedrijven worden
onderschept.
3. Bij import vanuit China wordt er een destructieve bemonstering uitgevoerd voor
alle loofbomen en struiken en alle bomen van het geslacht Cryptomeria (een
naaldachtige), in plaats van alleen voor esdoorns. Voor Pinus geldt reeds een
invoerverbod naar de EU voor derde landen. Tevens wordt het percentage van de
destructieve bemonstering verhoogd. Een uitzondering hierop zijn de bonsai
planten. Hiervoor gelden al stringente EU importeisen waardoor het niet noodzakelijk
geacht wordt destructieve bemonstering in te voeren bij afwezigheid van
mogelijke symptomen van de Oost-Aziatische boktor. Verder wordt er binnen een
periode van 3 tot 6 weken een tweede inspectie uitgevoerd op de uit China
afkomstige planten (met uitzondering van bonsai planten en monocotyle planten
(zoals palmen)waarbij het risico op aantasting met de boktor nihil is). Daarbij
wordt ook destructief bemonsterd. Indien de logistiek binnen de bedrijven dit
noodzakelijk maakt (bv. bij bedrijven die de planten importeren en direct doorverhandelen
en niet beschikken over of niet de beschikking kunnen krijgen over
quarantainefaciliteiten) en het fytosanitair gezien verantwoord is zal getracht
worden de periode tussen de twee inspecties te bekorten. Partijen worden pas
vrijgegeven om te importeren, en dus voor het EU-interne verkeer, nadat deze
tweede inspectie is afgerond.
4. Voor overige derde landen waarvan bekend is dat de boktor daar voorkomt,
worden importinspecties verscherpt door een verhoging van de destructieve
bemonstering voor esdoorn. Partijen worden pas vrijgegeven voor het verkeer
nadat deze inspectie is afgerond.
8.
Met welk percentage wordt destructieve bemonstering verhoogd? en wat zijn de
verschillen in detectieniveau en schadeniveau ten opzichte van eerdere
bemonstering?
Directie Agroketens en
Visserij (AKV)
Cluster Fytosanitair
Datum
9 april 2010
Onze referentie
AKVL/2010/695
Pagina 6 van 7
Voor de detectie van symptomen van de Oost-Aziatische boktor vormt de visuele
inspectie de basis, aangevuld met destructieve bemonstering.
Indien bij de visuele inspectie mogelijke symptomen waargenomen worden die
duiden op mogelijke aanwezigheid van de boktor, wordt op de betreffende planten
een gerichte destructieve bemonstering uitgevoerd. Wanneer bij visuele inspectie
geen symptomen worden gevonden wordt de destructieve inspectie uitgevoerd op
basis van een willekeurige steekproef uit de partij.
Het percentage destructieve bemonstering voor partijen groter of gelijk dan
30.000 stuks blijft 1%. Voor kleinere partijen wordt de steekproef afhankelijk van
de partijgrootte en bedraagt het percentage destructieve bemonstering maximaal
20% van het aantal planten. Met dit nieuwe bemonsteringschema zal bij kleinere
zendingen de kans groter zijn om aantastingen te vinden.
Bij grotere partijen biedt het bemonsteringsschema de mogelijkheid om een
besmetting in de partij van 1% met 95% betrouwbaarheid te vinden.
Na de eerste inspectie zal zoals vermeld onder vraag 7 voor partijen afkomstig uit
China bij import een tweede inspectie uitgevoerd worden. Ook hierbij vormt een
visuele inspectie de basis, gevolgd door destructieve bemonstering.
De verwachting is dat bij deze tweede inspectie de planten in het algemeen beter
individueel visueel te inspecteren zijn, waardoor de kans hoger is dat een
eventueel aanwezige besmetting ook wordt gevonden. De partij wordt pas vrijgegeven
voor het verkeer nadat deze tweede inspectie is afgerond. Gemiddeld
(afhankelijk van de grootte van de importpartijen) worden tijdens deze beide
inspecties in totaal ongeveer 3 tot 4% van de uit China geïmporteerde loofbomen
en struiken doorgesneden.
9.
Wat voor effect heeft een handelsverbod?
Zoals aangegeven in mijn brief d.d. 10 maart jongstleden heb ik in overleg met de
Europese Commissie in de bufferzone in Boskoop aanvullende maatregelen genomen
om lidstaten en afnemers te verzekeren dat ze kunnen blijven vertrouwen op
producten afkomstig uit het boomkwekerijgebied Boskoop. De handel vanuit de
bufferzone Boskoop kan op deze wijze doorgang vinden. Daar ben ik blij mee.
Het opleggen van een handelsverbod van twee jaar voor bedrijven in de bufferzone
in Boskoop zou desastreuze gevolgen hebben voor de boomkwekerijsector in
Boskoop en daarbuiten. De productiewaarde van de boomkwekerij in Nederland
bedraagt de afgelopen jaren rond de 600 miljoen euro per jaar, waarvan ongeveer
een derde deel gerealiseerd wordt in Boskoop. De exportwaarde van producten uit
het gebied Boskoop bedraagt naar schatting 150 miljoen euro op jaarbasis.
Naast gezinskrachten zijn er in het gebied Boskoop ongeveer 3.000 werknemers
werkzaam in de tuinbouw.
Een handelsverbod zou directe gevolgen hebben voor de continuïteit van de 320
bedrijven in de bufferzone, maar ook een uitstraling hebben naar de andere
boomkwekerijbedrijven in het gebied Boskoop (totaal aantal bedrijven in Boskoop
bedraagt ca. 600) en andere boomteeltgebieden. Een handelsverbod zou
bovendien zeer grote sociaal-economische gevolgen hebben voor het gebied
Boskoop.
Directie Agroketens en
Visserij (AKV)
Cluster Fytosanitair
Datum
9 april 2010
Onze referentie
AKVL/2010/695
Pagina 7 van 7
Voor wat betreft het effect van een importverbod voor boomkwekerijproducten uit
China kan ik melden dat met de import van de 17 in de EU-beschikking genoemde
waardplanten een handelswaarde van naar schatting 500.000 euro per jaar is
gemoeid.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit