Hoge Raad verklaart het vrouwenstandpunt van de SGP in strijd met
VN-Vrouwenverdrag
Den Haag, 9 April 2010 - De kern van de uitpsraak van de Hoge Raad is
dat de SGP vrouwen niet mag uitsluiten van kandidatenlijsten voor de
verkiezingen. De Staat is verplicht effectieve maatregelen te nemen om
ervoor te zorgen dat de SGP het passief kiesrecht aan vrouwen binnen
de partij toekent. Maar de rechter is niet bevoegd specifieke
maatregelen voor te schrijven die de Staat zou moeten treffen. De
rechter kan ook geen bevel geven de subsidiëring van de SGP stop te
zetten.
Achtergrond
De Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) is een sinds 1922 in het
parlement vertegenwoordigde politieke partij, die uitgaat van het
absolute gezag van Gods woord zoals neergelegd in de bijbel. Volgens
haar program van beginselen is de SGP gekant tegen het passieve
kiesrecht van vrouwen. Vrouwen konden destijds ook geen (gewoon) lid
van de partij worden.
Enkele belangenorganisaties die tot doel hebben, kort gezegd, het
bestrijden van discriminatie van vrouwen, dan wel het in meer algemene
zin opkomen voor mensenrechten, keren zich tegen het
âvrouwenstandpuntâ van de SGP. Zij richten hun kritiek op de regering,
die gedoogt dat de SGP haar vrouwenstandpunt in de praktijk brengt
door te weigeren vrouwen op haar kieslijsten op te nemen.
Zij zijn in 2003 een procedure tegen de Staat begonnen met als inzet
dat zal worden vastgesteld (âvoor recht verklaardâ) dat de Staat met
dat gedogen in strijd handelt met het VN-Vrouwenverdrag van 1979, het
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechter
(IVBPR) en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de
mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de Grondwet. Zij eisten
ook dat de Staat zal worden veroordeeld maatregelen te nemen die ertoe
leiden dat deze onrechtmatige toestand niet langer voortduurt.
De rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 7.9.2005 (AU2088) de
gevorderde verklaring voor recht uitgesproken en de Staat bevolen de
SGP in de toekomst geen subsidie (op grond van de Wet subsidiëring
politieke partijen; Wspp) meer te verlenen, zolang als de SGP vrouwen
niet als (gewone) leden tot de partij zou toelaten.
In hoger beroep heeft het Haagse gerechtshof de SGP op haar verzoek
toegelaten als partij naast de Staat. Tijdens het hoger beroep hebben
zich twee ontwikkelingen voorgedaan. In de eerste plaats heeft de SGP
haar statuten gewijzigd, waardoor vrouwen niet langer als (gewone)
leden worden geweerd. De uitsluiting van vrouwen van het passief
kiesrecht is gehandhaafd. In de tweede plaats heeft de Raad van State,
op 5.12.2007 (LJN BB9493), bepaald dat het VN-Vrouwenverdrag niet
belet dat de minister van Binnenlandse Zaken op grond van de Wspp
subsidie verleent aan de SGP. Op 20.12.2007(BC0619) heeft het hof het
vonnis van de rechtbank bekrachtigd, met uitzondering van het bevel
subsidiëring achterwege te laten.
De procedure bij de Hoge Raad
Zowel de Staat (advocaten mr. G. Snijders en mr. G.J.H. Houtzagers)
als de SGP (advocaat mr. J.P. Heering) heeft cassatieberoep bij de
Hoge Raad ingesteld. De belangenorganisaties (advocaat mr. K.G.W. van
Oven) hebben van hun kant ook cassatieberoep ingesteld.
Advocaat-generaal mr. Langemeijer heeft in zijn conclusie op
27.11.2009 de Hoge Raad geadviseerd alle cassatieberoepen te
verwerpen.
De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft beslist dat het VN-Vrouwenverdrag ârechtstreekse
werkingâ heeft. Dat betekent dat burgers, dus ook de eisende partijen,
zich op de regels van dat verdrag kunnen beroepen. Dat verdrag
verplicht de Staat er effectief voor te zorgen dat vrouwen volwaardig
aan politieke partijen kunnen deelnemen. De Staat moet er dan ook voor
zorgen dat vrouwen zich via de politieke partijen kandidaat kunnen
stellen op kieslijsten. De Staat heeft daarbij in beginsel geen ruimte
voor een eigen belangenafweging.
Dit wordt niet anders doordat de SGP haar standpunt baseert op haar
godsdienstige overtuiging. Het grondrecht van vrijheid van godsdienst
geeft haar weliswaar het recht haar standpunt uit te dragen. Maar in
een democratische rechtsstaat mag aan politieke beginselen en
programmaâs slechts praktische uitvoering worden gegeven binnen de
grenzen die wetten en verdragen daaraan stellen, ook als die
beginselen godsdienstig of levensbeschouwelijk van aard zijn. Het
actief en het passief kiesrecht zijn essentieel voor het democratische
gehalte van de vertegenwoordigende organen. Daarom is het
onaanvaardbaar dat een politieke groepering bij het samenstellen van
kandidatenlijsten in strijd handelt met het grondrecht dat de
kiesrechten van alle burgers waarborgt. Dat geldt ook als dit berust
op een godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging. Een
democratische rechtsorde eist tolerantie ten opzichte van religieuze
overtuigingen, maar dat belet niet dat de rechter uitspreekt dat de
wijze waarop de SGP bij de kandidaatstelling haar opvattingen in
praktijk brengt, niet aanvaardbaar is.
De Staat moet maatregelen nemen die er daadwerkelijk toe leiden dat de
SGP het passief kiesrecht aan vrouwen toekent. De Staat moet een
maatregel treffen die effectief is en tegelijkertijd de minste inbreuk
maakt op de grondrechten van (de leden van) de SGP.
De rechter is echter niet bevoegd specifieke maatregelen voor te
schrijven die de Staat zou moeten treffen. De rechter mag de Staat
niet bevelen wetgeving tot stand te brengen. Welke andere maatregelen
de Staat zou moeten nemen vergt een afweging van belangen van
politieke aard die de rechter niet kan maken. Dat geldt ook voor een
bevel de subsidiëring van de SGP stop te zetten.
Dat alles leidt ertoe dat de Hoge Raad de cassatieberoepen van alle
partijen heeft verworpen, zodat de uitspraak van het hof in stand
blijft.
Gevolg van deze uitspraak
De verklaring voor recht dat de Staat met het gedogen van het
vrouwenstandpunt van de SGP in strijd handelt met o.a. het
VN-Vrouwenverdrag blijft in stand.
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 9 april
2010. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak
is laatstgenoemde beslissend.
Zie voor de volledige tekst van de uitspraak LJN BK4549 en BK4547
Op vrijdag 9 april zijn van 10.30 uur tot 12.30 uur twee
persraadsheren via onderstaand telefoonnummer bereikbaar voor het
geven van toelichting.
Den Haag, 9 april 2010
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236
LJ Nummers
AU2088
BB9493
BC0619
BK4549
BK4547
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 9 april 2010 Naar boven
Hoge Raad der Nederlanden