Rechtbank Maastricht
Vrijspraak voor eigenaren vakantieboerderij
De rechtbank Maastricht heeft bij vonnis van 9 april 2010 twee
verdachten vrijgesproken van overtreding van artikel 307 Wetboek van
Strafrecht (dood door schuld).
Voor het bewijs van schuld in de zin van artikel 307 Sr is nodig dat
verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen, hetgeen hem
kan worden verweten en dat dat gedrag van dien aard is dat het gevolg,
de dood, aan hem kan worden toegerekend. Meer toegespitst op het
onderhavige geval kan schuld omschreven worden als het niet of
onvoldoende voorzien hebben van een gevolg van bepaald gedrag, hoewel
dat redelijkerwijze had gekund en ook had gemoeten.
Er bestaat een algemene zorgplicht die eist dat mensen in het
dagelijkse leven bepaalde zorgvuldigheidsnormen ten opzichte van
elkaar in acht nemen, dat mensen zich niet aanmerkelijk onvoorzichtig
of onachtzaam gedragen. Naar mate iemand meer kennis of vaardigheden
heeft of, zoals in het onderhavige geval, een bepaalde functie
uitoefent, wordt men geacht des te voorzichtiger te zijn. Niet elk
gemis aan voorzichtigheid is echter voldoende om tot een
bewezenverklaring van schuld te komen. Vereist wordt een min of meer
grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid, onachtzaamheid of
nalatigheid.
In het onderhavige geval hebben de beiden verdachten, exploitanten van
een vakantieboerderij, een nis in een muur van de vakantieboerderij
laten dichtmetselen en in die nis een deur laten terugplaatsen door
een metselaar. Geen van beiden verdachten hebben het werk van de
metselaar gecontroleerd en beide verdachten hebben verklaard niet te
hebben geweten op welke wijze die deur was bevestigd in de nis. De
verdachten hebben verklaard dat zij er van uit zijn gegaan dat de
metselaar de deur deugdelijk had vastgezet. Ook in de jaren daarna
hebben zij de deur nooit meer gecontroleerd. Uit het proces-verbaal
sporenonderzoek blijkt dat de deur niet deugdelijk bevestigd heeft
gezeten in de nis. De deur is op 20 juli 2009 uit de nis gevallen
bovenop het slachtoffertje, dat hierdoor is komen te overlijden. Over
de betreffende metselaar heeft de rechtbank niets anders in de stukken
aangetroffen dan dat hij een aantal jaren geleden is overleden.
De vraag waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld, is of de verdachten
hadden moeten kunnen voorzien dat de metselaar die deur ondeugdelijk
zou bevestigen en dat het niet controleren van het werk van de
metselaar tot gevolg zou kunnen hebben dat de deur uit de nis zou
vallen waarbij iemand zou (kunnen) komen te overlijden. Daarbij dient
nog in aanmerking te worden genomen dat de verdachten een
vakantieboerderij exploiteren en een bijzondere zorgplicht hebben ten
opzichte van hun gasten.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachten niet de uiterste
voorzichtigheid in acht hebben genomen, nu zij zich er in het geheel
niet van vergewist hebben of die deur op deugdelijke wijze in de nis
was bevestigd en ook in de jaren daarna nooit gecontroleerd hebben of
de deur nog wel goed vast zat. Gelet op het feit dat de verdachten een
vakantieboerderij exploiteren en jaarlijks vele gasten ontvangen,
hadden zij hiervoor echter wel moeten zorgdragen. Van aanmerkelijke
onvoorzichtigheid, onachtzaamheid of nalatigheid zoals bedoeld in
artikel 307 Sr is naar het oordeel van de rechtbank echter geen
sprake. Daarvoor is het verwijt dat de verdachten treft te gering. De
rechtbank zal de verdachten dan ook vrijspreken van hetgeen hen ten
laste is gelegd.
Bron: Rechtbank Maastricht
Datum actualiteit: 9 april 2010 Naar boven