Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag - Nederlandse
inzet
Kamerbrief inzake Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag -
Nederlandse inzet
Kamerbrief | 12 april 2010
Van 3 tot en met 28 mei a.s. vindt de vijfjaarlijkse
Toetsingsconferentie van het nucleaire Non-Proliferatie Verdrag (NPV)
plaats in New York. Ik heb u eerder geïnformeerd over de Nederlandse
inzet voor en de uitkomsten van de drie voorbereidende bijeenkomsten
voor deze Toetsingsconferentie (TK, vergaderjaar 2006-2007 30800V, nr.
103; vergaderjaar 2007-2008 31200V, nr. 139; vergaderjaar 2008-2009
22112, nr. 893). Uw Kamer is eerder uitgenodigd om een deel van de
bijeenkomst als lid van de Nederlandse delegatie bij te wonen
(griffienummer 146055). Met deze brief wil ik u graag informeren over
de Nederlandse inzet voor de Toetsingsconferentie.
Stand van Zaken
Nucleaire ontwapening en het voorkomen van nucleaire proliferatie
behoren tot de meest complexe vraagstukken waar we in de 21^e eeuw
voor staan. Het nucleaire Non-Proliferatie Verdrag (NPV) is het eerste
verdrag dat dit probeert te regelen en is alleen al daarom uitermate
waardevol en relevant. Ruim twintig jaar na het einde van de koude
oorlog is het tegengaan van de verspreiding van
massavernietigingswapens nog even relevant. De risico's die aan
proliferatie kleven, zijn een gevaar voor de wereld, ook voor ons
land. Het belang dat Nederland hecht aan non-proliferatie is mede
ingegeven door de kwetsbaarheid van ons land als belangrijk
internationaal handels en doorvoerland, de hoogontwikkelde en
vooraanstaande Nederlandse nucleaire (kennis-)industrie en de
Nederlandse traditie om bij te dragen aan de versterking van het
internationaal recht. Het systeem van internationaal-juridisch
bindende verdragen en wetgeving is de kern van het internationale
non-proliferatieregime. Het NPV met zijn drie gelijkwaardige pijlers,
non-proliferatie, ontwapening en vreedzaam gebruik van kernenergie, is
daarvan de hoeksteen.
Het NPV staat echter onder druk door de ontwikkelingen in Noord-Korea
en Iran, beide partij bij het verdrag. Sinds de mislukte conferentie
van 2005 zijn we getuige geweest van Noord-Koreaanse kernproeven in
2006 en 2009 en de ontwikkeling van het Iraanse nucleaire programma.
De kwestie Iran raakt, net als in 2005, de kern van het NPV:
* in hoeverre kan een land aanspraak maken op de uitoefening van het
onvervreemdbaar recht op vreedzaam gebruik van kernenergie en
daarmee samenhangende activiteiten, en tegelijkertijd
* geen opheldering willen geven over de twijfels die bestaan of een
land zich houdt aan de verbodsbepalingen op het gebied van
non-proliferatie?
Tegelijkertijd heeft in het afgelopen jaar de internationale discussie
over non-proliferatie en ontwapening een nieuwe dynamiek gekregen. Ook
de discussie over kernenergie heeft aan belang gewonnen met het
toenemende aantal landen dat met de bouw van kerncentrales is begonnen
of dit overweegt. Een belangrijke stap was de speech van President
Obama in Praag vorig jaar. Als vertegenwoordiger van een kernmacht,
nam hij daar zijn verantwoordelijkheid en schetste het perspectief van
een wereld zonder kernwapens. Hij kondigde aan dat de VS zijn eigen
arsenaal kernwapens zal terugbrengen. Op 8 april a.s zullen president
Obama en president Medvedev een nieuw START-verdrag ondertekenen,
waarin zij afspreken het maximum aantal strategische kernwapens van
beide landen met ongeveer een derde te verminderen. De twee grootste
staten op dit gebied nemen daarmee het voortouw in kernontwapening en
brengen een kernwapenvrije wereld dichterbij.
In maart 2008 sprak ik mij uit voor een kernwapenvrije wereld. 1 Ik
blikte toen vooruit naar de aankomende NPV-Toetsingsconferentie en
stelde dat we deze zouden moeten aangrijpen om een hernieuwde wil te
laten zien om aan een kernwapenvrije wereld te werken. De kansen op
succes zijn aan de vooravond van deze Toetsingsconferentie groter dan
vele jaren lang voor mogelijk werd gehouden. Dit ondanks de
uitdagingen waar het non-proliferatieregime zich voor gesteld ziet.
Nederlandse inzet
De versterking en betere naleving van het systeem van internationaal
juridisch bindende verdragen en wetgeving vormen de hoeksteen van het
Nederlandse non-proliferatiebeleid. De Nederlandse inzet is er dan ook
onverminderd op gericht om het NPV als het hart van het mondiale
non-proliferatie stelsel te bestendigen en te versterken.
Nederland wil dat er tijdens de Toetsingsconferentie concrete
afspraken worden gemaakt die de doelstellingen van het NPV dichterbij
brengen en de naleving van het verdrag en controle daarop verstevigen.
De normen en afspraken van het non-proliferatie- en
ontwapeningsstelsel dienen versterkt te worden. Met name de juridische
basis van het non-proliferatieregime zelf verdient aandacht, zoals het
artikel over uittreding van het verdrag (Artikel X) of de wijze waarop
om dient te worden gegaan met niet-naleving. Nederland wil dat er
afspraken worden gemaakt die er voor zorgen dat de internationale
gemeenschap doortastend en beslist optreedt, wanneer de regels van het
NPV worden overtreden. Het gaat hierbij in het bijzonder om Iran en
Noord-Korea en over de geloofwaardigheid van het NPV. Nederland wil
bijvoorbeeld dat in gevallen van niet-naleving van de
verdragsbepalingen, alle landen hun nucleaire samenwerking met het
overtredende land onmiddellijk stopzetten. Daarnaast moeten er
afspraken worden gemaakt om de nucleaire activiteiten voor vreedzaam
gebruik wereldwijd transparanter te maken en moeten er sterkere
verificatiemechanismen komen zodat de internationale gemeenschap er
zeker van kan zijn dat nucleaire activiteiten geheel vreedzaam zijn.
Uitgangspunt is dat landen die hun verplichtingen niet of niet langer
willen nakomen ook geen recht meer hebben op nucleaire samenwerking en
andere voordelen die het NPV-lidmaatschap met zich meebrengt. Verdere
ratificatie en inwerkingtreding van het Alomvattend Kernstopverdrag
(CTBT) en de totstandkoming van een splijtstofstopverdrag (FMCT)
dragen bij aan de versteviging van de juridische basis van het
non-proliferatieregime.
De centrale rol van het IAEA als `uitvoerend orgaan' van het NPV
blijft cruciaal voor het verstevigen van het huidige regime, hiertoe
wil Nederland zeker stellen dat het Atoomagentschap nu en in de
toekomst over voldoende middelen (financieel en personeel) beschikt om
zich van deze taak te kunnen kwijten. Het belang hiervan is met het
oog op de `nucleaire renaissance' overduidelijk. Voor een verantwoorde
ontwikkeling en groei van kernenergie is een adequaat toegerust IAEA
een voorwaarde. Nederland is sinds september 2009 lid van de
Bestuursraad van het IAEA en zet zich hier nadrukkelijk voor in. Ik
informeerde uw kamer eerder over de Nederlandse prioriteiten tijdens
het lidmaatschap van de IAEA Bestuursraad (TK, vergaderjaar 2009-2010,
21501-02, nr. 931).
Een gebalanceerde benadering van de drie pijlers van het NPV,
non-proliferatie, vreedzaam gebruik van kernenergie en nucleaire
ontwapening is voor een succesvolle uitkomst essentieel. Elke pijler
verdient gelijke aandacht. Nederland zet zich er dan ook voor in om de
aandacht te spreiden en niet op één bepaald onderwerp te focussen. Er
blijft sprake van spanning tussen enerzijds de Niet-Gebonden Landen,
die vinden dat er te weinig aan ontwapening is gedaan en anderzijds de
kernwapenstaten die vinden dat de prioriteit moet liggen bij het
voorkomen van verdere verspreiding van kernwapens. Deze
schijntegenstelling dient voorkomen te worden. Hoe belangrijk het
tegengaan van proliferatie ook is, het wil niet zeggen dat de
ontwapeningscomponent van het NPV buiten schot zou moeten blijven. We
moeten een evenwichtige benadering voor staan. Ontwapening is ook
nodig om proliferatie tegen te gaan: dat is in het belang van onze
veiligheid. Kernwapenstaten mogen geen excuus bieden voor de verdere
verspreiding of ontwikkeling van kernwapens.
De succesvolle uitkomst van de onderhandelingen tussen de Verenigde
Staten en Rusland over een vervolg op het START -verdrag is een
positieve ontwikkeling. Het spreekt voor zich dat de twee grootste
kernwapenstaten, die samen beschikken over 95% van het arsenaal, het
voortouw hebben genomen en blijven nemen. Dat neemt niet weg dat ook
staten zonder kernwapens een wezenlijke rol kunnen vervullen. In
december vorig jaar heb ik het initiatief genomen om samen met België,
Luxemburg, Duitsland en Noorwegen de discussie aan te zwengelen over
wat de NAVO kan bijdragen aan het wereldwijde streven naar
non-proliferatie en ontwapening en aldus mede richting te geven aan
het werk aan het nieuwe Strategisch Concept van de NAVO. Een paar
weken geleden hebben wij de Secretaris-Generaal van de NAVO verzocht
het nucleair beleid van de NAVO op de agenda te zetten van de
NAVO-ministeriele op 23 april a.s. in Tallinn. Ik zond uw Kamer begin
maart een afschrift toe van deze brief (TK, vergaderjaar 2009-2010,
28676, nr. 102). Recent heb ik met mijn Duitse collega Westerwelle
publiekelijk concrete voorstellen gedaan om de ontwapeningsagenda meer
dynamiek te geven. 2 Zo moet wapenbeheersing weer een topprioriteit
van de NAVO worden, dient het bondgenootschap zijn inspanningen op het
gebied van ontwapening op
transparantere wijze voor het voetlicht te brengen en moeten we er bij
de Verenigde Staten en Rusland op aandringen om te onderhandelen over
vermindering van het aantal niet-strategische kernwapens.
Tegelijkertijd, blijft een geloofwaardige en zichtbare afschrikking
essentieel om vrede en stabiliteit in de wereld te kunnen waarborgen.
Een eventuele verwijdering van kernwapens mag niet leiden tot een
hiaat in onze verdediging. We moeten kunnen blijven beschikken over
een juiste mix van machtsmiddelen, die het hele spectrum van
offensieve, defensieve en diplomatieke instrumenten bestrijkt.
Kernontwapening vereist een behoedzame en zorgvuldige aanpak. We
zullen op het juiste moment de juiste stappen moeten zetten.
Nederland vindt dat we bij de Toetsinsgconferentie van alle landen
dezelfde constructieve inzet mogen verwachten. Dit geldt ook voor de
groep Niet-Gebonden Landen (Non-Aligned Movement - NAM). Vooral
Egypte, Zuid-Afrika, , Indonesie, Venezuela, Cuba, maar ook Iran
voeren binnen de NAM de boventoon. Nederland blijft zich ervoor
inzetten de constructieve participatie van de NAM bij het
NPV-Toetsingsproces te bevorderen met bilaterale initiatieven. Zo
hebben we verschillende bijeenkomsten georganiseerd - van Washington
en New York tot Brussel, Den Haag, Moskou en Peking - met als doel
belanghebbenden bij elkaar te brengen en krachten te bundelen. Met
name tussen enerzijds de kernwapenstaten en anderzijds de groep van
Niet-gebonden landen probeert Nederland als bruggenbouwer bij te
dragen. In dit kader past ook het Nederlandse initiatief om met een
groep sleutellanden om de tafel te zitten. Hiermee kunnen we op het
juiste moment de verschillende visies bij elkaar zetten om te zoeken
naar consensus en `common ground' om op voort te bouwen richting een
succesvolle Toetsingsconferentie.
Voor de versterking van het NPV heeft Canada voorstellen gedaan om het
Toetsingsproces doelmatiger en doeltreffender op te zetten. Het gaat
daarbij o.a. om het oprichten van een klein NPV-secretariaat, een
betere spreiding van het aantal voorbereidende bijeenkomsten en een
procedure voor het op korte termijn bijeenroepen van de verdragsstaten
in geval van een directe bedreiging voor de integriteit van het
verdrag. Nederland steunt de Canadese voorstellen.
Rol maatschappelijk middenveld
Ik ondersteun en verwelkom het voortgaande publieke debat over
ontwapening en non-proliferatie. Onlangs was ik in Rotterdam getuige
van de aftrap van het project Promotieplaatsen non-proliferatie, in
het kader waarvan vier promovendi onderzoek zullen doen naar
non-proliferatie en kernontwapening. Het ministerie van Buitenlandse
Zaken financiert drie van deze promotieplaatsen, de vierde is met
steun van Instituut Clingendael en IKV/Pax Christi tot stand gekomen.
Om kernontwapening en non-proliferatie in de praktijk te brengen, is
wetenschappelijke kennis nodig. Juist gedegen onderzoek kan bijdragen
aan een vruchtbare discussie. Ik heb de vier promovendi uitgenodigd om
als lid van de Nederlandse delegatie een deel van Toetsingsconferentie
bij te wonen om hen in de gelegenheid te stellen hun onderzoek met
praktijkervaringen te koppelen. Zoals gebruikelijk organiseert mijn
ministerie voorafgaand aan de Conferentie een discussiebijeenkomst met
NGO's en academici over de Toetsingsconferentie.
Europese Unie
Tijdens de Toetsingsconferentie zal Nederland zoveel mogelijk in
EU-kader opereren. Interventies op nationale titel vinden
complementair aan het EU-optreden plaats. De basis voor de inzet van
de EU wordt gevormd door het Raadsbesluit inzake een EU-standpunt voor
de NPV-Toetsingsconferentie 2010 dat is aangenomen op 29 maart jl. (de
officiële publicatie van dit besluit volgt in de komende tijd).
Nederland is tevreden met de tekst van het raadsbesluit. O.a. door de
Nederlandse inzet zijn er duidelijke prioriteiten opgenomen, is er
meer aandacht voor ontwapening dan in 2005 en wordt het belang van de
rol van het maatschappelijk middenveld bij non-proliferatie en
ontwapening onderkent. In dit kader is in april een bijeenkomst van de
Raadswerkgroep non-proliferatie met vertegenwoordigers van het
Europese maatschappelijk middenveld voorzien. Het Raadsbesluit biedt
mogelijkheden voor een slagvaardig optreden van de EU tijdens de
Toetsingsconferentie.
Het blijft in EU-verband lastig een gemeenschappelijke strategie te
voeren, met enerzijds twee kernwapenstaten met een eigen agenda, zowel
inzake ontwapening als het vreedzaam gebruik van kernenergie, en
anderzijds staten die ook het vreedzaam gebruik van kernenergie
afwijzen.
`Weense Groep van 10'
Deze groep, die naast Nederland bestaat uit Australië, Oostenrijk,
Canada, Denemarken, Hongarije, Ierland, Nieuw Zeeland, Noorwegen en
Zweden, heeft zeven `working papers' voorbereid en inmiddels bij de
Voorzitter van de Toetsingsconferentie ingediend. Zes bestaande
working papers 3 zijn een update van eerdere papers, terwijl de groep
een nieuw working paper inzake multilaterale benaderingen van de
nucleaire brandstofcyclus (MNA) heeft opgesteld. De documenten van de
Weense G-10 worden traditioneel breed gewaardeerd, o.a. vanwege de
concrete tekstvoorstellen voor een slotdocument die door deze groep
worden gedaan.
NAVO-7
Nederland heeft eerder in NAVO-7 verband een werkdocument ingediend en
gepresenteerd waarin met name wordt ingegaan op concrete
ontwapeningsstappen en een effectiever en beter verifieerbaar systeem
om proliferatie tegen te gaan. Dit NAVO-7 paper is goed ontvangen.
Momenteel is de NAVO-7 bezig met een actualisering en verdere
uitwerking van dit paper. Aan de NAVO-7 nemen naast Nederland ook
België, Litouwen, Noorwegen, Polen, Spanje en Turkije deel. Zoals
eerder bericht heeft Nederland in 2007 de NAVO-7 samenwerking nieuw
leven ingeblazen. De NAVO-7 is ontstaan doordat deze zeven partners
van mening zijn dat de NAVO een actieve rol moet spelen m.b.t.
non-proliferatie en ontwapening in het algemeen en in het NPV-proces
in het bijzonder.
Vooruitzicht
Zoals tijdens de laatste voorbereidende bijeenkomst al bleek, is
consensus op enkele onderdelen niet ver weg. Anderzijds liggen er nog
vele voetangels en klemmen. We moeten de kansen en mogelijkheden die
zich voordoen met beide handen aangrijpen om de Toetsinsgconferentie
tot een succes te maken. Daarvoor is het echter wel noodzakelijk dat
iedereen zijn beste beentje voorzet. Nederland is daar klaar voor.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
1
http://www.minbuza.nl/nl/Actueel/Toespraken/2008/03/Speech_Verhagen_bi
j_Atlantische_Commissie
2http://www.minbuza.nl/nl/Actueel/Artikelen/Artikelen_minister_Verhage
n_Buitenlandse_Zaken/NAVO_kan_kernwapenvrije_wereld_dichterbij_brengen
3 Safety; Compliance and Verification; CTBT; Export Controls; Peaceful
Uses; en Physical Protection
Ministerie van Buitenlandse Zaken