Universiteit van Amsterdam

Rembrandt dacht gestructureerd na over zijn eigen kunst Afscheidscollege Kunstgeschiedenis

donderdag 15 april, 14.00 uur
Dhr. prof. dr. E. van de Wetering, hoogleraar Kunstgeschiedenis, in het bijzonder van de nieuwere tijd: Molens hebben kleine raampjes. Licht en schaduw bij Rembrandt. Tijdens zijn afscheidscollege reconstrueert Ernst van de Wetering de denkwereld van Rembrandt rond licht en schaduw aan de hand van zestiende en zeventiende-eeuwse - voor een deel door Rembrandt zelf ontwikkelde - ideeën op dit gebied. Volgens van de Wetering kan de twijfel bestaan of Rembrandt wel op een gestructureerde manier nadacht over zijn kunst. Rembrandts oeuvre overziend kan het echter niet anders dan dat hij intensief over de kunst nadacht. Tot nog toe is vrijwel geheel over het hoofd gezien dat zeventiende-eeuwse schilders over een gedetailleerd begrippenapparaat beschikten waarmee schilderkunstige fenomenen - waaronder licht en schaduw - doeltreffend en gedifferentieerd konden worden benaderd. Onze blik op die manier van denken is vertroebeld door twee omstandigheden. Wanneer men in de denkwereld van de zeventiende-eeuwse kunstenaar probeerde door te dringen, werd daarbij gewoonlijk gebruik gemaakt van elementen uit de in de vijftiende eeuw in Italië ontwikkelde humanistische kunsttheorie. Dat bouwsel van gedachten was er echter in de eerste plaats op gericht de schilderkunst te emanciperen tot het niveau van de vrije kunsten. Daardoor werden (en worden nog steeds) vele andere aspecten van de schilderkunst als zodanig buiten beschouwing gelaten of tot het ambacht gerekend. Een andere vertroebelende factor was het feit dat er gedurende vrijwel de gehele twintigste eeuw een taboe rustte op het creëren en analyseren van een schilderkunstige illusie op het platte vlak. Veel van de voor de zeventiende-eeuwse schilder belangrijke theoretische kennis ging echter juist daarover.
Locatie: Aula van de UvA, Singel 411, Amsterdam.