ChristenUnie
Bijdrage Arie Slob plenair debat tijdelijke commissie onderzoek
financieel stelsel (rest)
Bijdrage Arie Slob plenair debat tijdelijke commissie onderzoek financieel
stelsel (rest)
donderdag 16 september 2010 14:00
De heer Slob (ChristenUnie): Ik begrijp dat het gaat om een
inhoudelijke reden: de stapeling van regels. Om die reden blijft de
commissie wat vager in haar aanbevelingen dan zij had kunnen zijn. Het
had mij niet verbaasd als er in de commissie een dispuut was geweest
over deze zaak omdat de politieke weging van hoe je daarmee omgaat heel
verschillend is. Het is heel lastig voor een commissie om in zo'n geval
met wat hardere uitspraken te komen. Ik hoor echter graag een nadere
duiding van wat de heer De Wit aangeeft, namelijk dat er zo nodig een
wettelijke regeling moet komen. Kan hij duidelijk maken wanneer dat
moment volgens de commissie is aangebroken? Ik kan dat niet goed halen
uit het rapport. Welke criteria hanteert de commissie bij het bepalen
van het moment waarop de vrijblijvendheid voorbij is en er een
dwingender kader moet komen?
De heer De Wit (SP): De heer Slob wil weten welke debatten in de
commissie gevoerd zijn over dit onderwerp. Ik heb al gezegd dat wij in
de commissie hebben gediscussieerd. Daaruit blijkt wel dat het een heel
belangrijk punt is geweest in onze commissie. Dat is het echter ook in
het algemeen, in de samenleving en in het parlement: de verhouding
tussen zelfregulering en strikte regels maken.
Dan vraag van de heer Slob wanneer dat moment gekomen is.
Wat ons betreft, is het als volgt, een beetje in de tijd. Ik heb
zojuist aangegeven wat die monitoringcommissie gaat doen. Het ziet
ernaar uit dat die commissie, overigens op verzoek van de Kamer,
binnenkort met haar eerste rapportage komt. Dat is dus op uitdrukkelijk
verzoek van de Kamer. Dat zou na de zomer gebeuren. Daarbij is gekeken
hoe het nu gaat en hoe de banken de code banken, die er toen aan zat te
komen, hanteren. Bij die rapportage van de monitoringcommissie gaat het
nog over 2009; zij weet nog niet zo heel veel over 2010. Die commissie
moet dus beoordelen welke aanzetten gemaakt zijn. Oké, die rapportage
komt na de zomer.
In 2011 zal op enig moment een rapport van de
monitoringcommissie moeten komen over 2010, het jaar waarin de code
banken daadwerkelijk is toegepast en in de praktijk gebracht. Ik denk
dat de Kamer op het moment dat dat rapport er is, een duidelijk houvast
heeft om te beoordelen wat er gebeurd is en of zij de situatie nog
langer aanziet dan wel dat zij het vertrouwen heeft dat het goed komt
met de naleving van de code banken. In de tijd zou ik dat ook als enig
moment kunnen aangeven waarop de Kamer een beslissing zou kunnen nemen.
Nogmaals, wij praten uiteraard over hypothesen. Je weet niet wat in dat
rapport komt te staan. De Kamer moet er natuurlijk wel heel serieus
naar kijken.
De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb nog een laatste vraag. Nu legt u
het bij de Kamer. Mijn vraag is evenwel: wat zijn volgens de commissie
de criteria? U hebt er namelijk heel bewust voor gekozen om het nu toch
wat meer aan de sector zelf over te laten. U hebt daar ook een zeker
vertrouwen in, maar toch ook wel enige angst dat misschien te veel
allerlei regels gestapeld worden. Wat is volgens de commissie dus het
moment, als die monitorgroep met een rapportage komt, dat u zegt "nu is
het echt afgelopen en nu moet er toch een wat meer dwingend kader
komen"? Daarover wil ik toch graag iets van de commissie vernemen.
De heer De Wit (SP): Als u nu zou veronderstellen dat wij als commissie
in de tweede fase daarmee nog bemoeienis zouden hebben en gesteld dat u
dat meent, is dat naar onze mening in ieder geval niet zo. De tweede
fase van het onderzoek, waarmee straks een start gemaakt wordt, is
namelijk een andere. Wat ons betreft, is het ook moeilijk om in te
schatten, want je weet niet waarmee de monitoringcommissie komt. Op het
moment dat je kunt concluderen dat de sector de code banken niet
serieus neemt en dat daar niets van terecht komt, dient de Kamer echter
haar verantwoordelijkheid te nemen. Nogmaals, dat is de formulering die
wij kiezen: je moet dan kijken naar een wettelijke regeling.
De heer Slob (ChristenUnie): In het kader van versterkte aandacht voor
wat wij dan maar de financiële ethiek noemen, heb ik aangegeven dat het
misschien wel wenselijk zou zijn om bij financieel-economische studies
daaraan meer aandacht te besteden. Deelt de commissie de opvatting dat
dit gestimuleerd zou moeten worden, even los van het gegeven dat wij
dat natuurlijk niet van bovenaf moeten opleggen, omdat wij dan
misschien een andere discussie overdoen? Is de commissie het met mij
eens dat het belangrijk zou zijn dat dit besef breder doordringt, ook
op het niveau van studies?
De heer De Wit (SP): Dat is op zichzelf heel goed denkbaar. Uit de
discussies in onze commissie blijkt dat er niets zo gemakkelijk tot
ellenlange discussies leidt als juist morele aspecten. Als je die in
dit geval echter terugbrengt tot de maatschappelijke positie van de
banken en hun verantwoordelijkheid ten opzichte van een duurzame,
maatschappelijk verantwoorde ontwikkeling, is het alleen maar aan te
bevelen om zulke morele kanten ook in je discussie en in studies te
betrekken.
De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb nog een vraag over de bankenheffing
en het moment van invoering. Er zijn twee vraaggesprekken met de heer
Nout Wellink gehouden. In een van die gesprekken heeft hij aangegeven
dat zo'n moment misschien een keer kan komen. Kan de heer De Wit zich
voorstellen dat Nederland in dit kader toch een eigenstandige afweging
maakt, als het heel lang gaat duren in Europa, omdat het niet lukt om
tot consensus te komen?
De heer De Wit (SP): Ja, dat geldt in zijn algemeenheid voor alle
problemen die er spelen. Aan het begin van mijn bijdrage heb ik gezegd
dat er op al die niveaus, zowel Europees als wereldwijd, initiatieven
genomen zijn en worden. Het gaat echter heel traag. Op welk moment stel
je vast dat je er niet uitkomt terwijl de noodzaak bestaat om door te
pakken en ga je het dus nationaal doen? Dat is een buitengewoon
belangrijke vraag voor de Kamer. De heer Wellink heeft dit de
alleingang genoemd. Ik heb dit in navolging van hem ook zo genoemd. Je
moet deze mogelijkheid dus steeds achter de hand houden.
De heer Slob (ChristenUnie): Ik begrijp goed dat de heer De Wit het
namens de commissie wenselijk acht dat de Kamer dat doet. Wanneer is
zo'n moment daar? Over een jaar? Over twee jaar? Kan de heer De Wit
iets daarover zeggen?
De heer De Wit (SP): Dat is lastig te zeggen. De heer Slob vraagt dit
naar aanleiding van de bankenheffing. In Europa lijkt men nog niet tot
overeenstemming te komen over de bankenheffing, hoewel de minister van
Financiën daarover zelf een uitgesproken standpunt heeft. Dat is
bekend. In dat opzicht dienen wij af te wachten waar het kabinet mee
komt. Het lijkt mij verstandig om in het debat met de regering aan de
minister te vragen, hoe ver zijn plannen zijn. Hij heeft namelijk een
heel duidelijke mening hierover en noemt dit de bankenbelasting.
De heer Slob (ChristenUnie): Ik vraag het nog een keer. Het antwoord
lijkt een herhaling van de beantwoording van een eerdere interruptie.
De heer De Wit legt het toch weer heel snel bij de Kamer. Hij wacht dus
af waar de regering mee komt. Ik vraag echter het oordeel van de
commissie-De Wit. Die stelt niet voor om de bankenheffing alleen in
Nederland in te voeren. Zij zegt dat die mede afhankelijk moet worden
gemaakt van afspraken in Europees verband. De commissie geeft Nederland
echter wel de ruimte om eigenstandig tot een dergelijk oordeel te
komen. Wij mogen daarom toch vragen wanneer zo'n moment er dan zou
zijn? Kan de heer De Wit iets harder en concreter zijn dan in zijn
beantwoording tot nu toe?
De heer De Wit (SP): Toch kan ik daar geen antwoord op geven, ook al is
dat misschien heel erg vervelend. De commissie heeft ook niet de
mogelijkheid om de minister nog een maand de tijd geven of iets
dergelijks. Al die gesprekken vinden in internationaal verband plaats.
Men heeft zelf kunnen zien wat er vorige week in Europa is besproken.
De commissie kan niet anders dan aangeven: wacht het standpunt van de
minister af. Als blijkt dat dit te lang duurt, dan geldt ook daarvoor
dat de Kamer de minister om zijn standpunt kan vragen. De commissie
heeft geen standpunt ingenomen over een bankenheffing of een
bankenbelasting. Als die er echter komt, adviseert de commissie om op
een aantal zaken te letten.
De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank via u de heer De Wit
hartelijk voor zijn beantwoording in eerste termijn. Het was goed en
mooi om te zien hoe hij met veel overtuiging de conclusies en
aanbevelingen van de commissie nader toelichtte en verdedigde. Het is
ook helder waarvoor de commissie nu staat. Mijn fractie heeft met
overtuiging de motie ondertekend die de heer Mulder zojuist heeft
ingediend. Wij hebben daarin aangegeven dat wij het pakket
aanbevelingen dat de commissie heeft gedaan, overnemen. Dat laat
onverlet dat mijn fractie bij een aantal onderwerpen best graag een
stap verder had gezet. Mijn fractie begrijpt echter ook de politieke
gevoeligheid van sommige onderwerpen en het belang van de timing:
wanneer doe je welke stap, op welk moment.
De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb echter geen enkele
moeite om het rapport op dit moment op deze wijze over te nemen en dat
als basis te nemen voor een verdere gedachtewisseling met ook het
kabinet.
Mijn fractie heeft in dit opzicht kennis genomen van de
oproep van de heer De Wit dat de Kamer haar tanden moet laten zien. Het
is altijd mooi als je daartoe wordt opgeroepen. In zijn eindoproep zei
hij zelfs dat de Kamer lef moest tonen. Laat ik er het volgende van
zeggen. De uitvoering van deze oproep bewaren wij tot het moment dat
wij met het kabinet verder over dit rapport en de aanbevelingen zullen
spreken. Wat mijn fractie betreft, zal dat wel een missionair kabinet
moeten zijn. Nu is wel sprake van de onzekerheid hoe lang het gaat
duren voordat dat debat op de agenda van de Tweede Kamer zal staan. Ik
zie mevrouw Blanksma knikken, waaruit ik afleid dat dit misschien snel
kan gebeuren. Waar hebben wij dat eerder gehoord? Wij weten dat dus
niet. Het is echter van belang dat wij dit met elkaar op een serieuze
manier verder oppakken. Wij mogen namelijk ook niet het momentum met
elkaar uit het oog verliezen, als het toch ook gaat de ernst en de
indringendheid van de aanbevelingen. Maar goed, dat hebben wij zelf
niet volledig in de hand.
De slotoproep van de heer De Wit aan de Tweede Kamer,
waarin het woord "lef" voorkwam, legt wel heel veel druk op de
schouders van de leden van het parlement. Toch is het volgens mij ook
een opwaardering van het woordvoerderschap van financiën, niets ten
nadele van de platvis, zo merk ik op aan het adres van de heer
Plasterk. Die vis is voor onze Nederlandse visserij-industrie een heel
belangrijk onderdeel. Uiteindelijk zal veel afhangen van niet alleen
van de wijze waarop de Kamer haar taak serieus neemt, maar ook van de
bewegingen die de financiële sector zelf zal maken. Wij hebben de
afgelopen tijd overigens ook laten zien dat wij onze taak serieus
nemen. Van de bewegingen in de financiële sector ben ik echter niet
heel diep van onder de indruk, om het zo maar even samen te vatten. In
die sector moet echt wat gebeuren: iedere vrijblijvendheid moet
verdwenen zijn. Wij zullen dat ook scherp in de gaten houden. Op het
moment dat echt gewenste ontwikkelingen en stappen in de financiële
sector achterblijven, is het onvermijdelijk dat de Kamer die tanden,
die zij moest laten zien, echt laat fonkelen of hoe je dat ook wilt
noemen. Wij zullen dan toch met wat strengere maatregelen moeten komen
dan wij op dit moment met elkaar nemen. Dit zeggen wij niet alleen
tegen de banken, maar ook tegen de rest van de financiële wereld. In
mijn eerste termijn heb ik in dit verband met name de accountants
genoemd.
Nogmaals spreek ik mijn dank uit aan het adres van de
commissie. Wij zijn benieuwd hoe het tweede deel wordt opgepakt; de
beslissing daarover ligt nu nog bij de Kamer. Ook daarbij is wat ons
betreft snelheid geboden, zodat wij verder kunnen. Wij zullen daaraan
in ieder geval onze medewerking verlenen.
Arie Slob