Universiteit van Tilburg

Persbericht 12 april 2010

Raad voor de rechtspraak levert positieve bijdrage aan kwaliteit rechtspleging

De in 2002 opgerichte Raad voor de rechtspraak heeft een positieve bijdrage geleverd aan de kwaliteitsbevordering van rechtspraak en rechtspleging in Nederland. Dat concludeert de juriste Wilma Rutten-van Deurzen op grond van promotieonderzoek dat ze op 16 april verdedigt aan de Universiteit van Tilburg. Een mogelijk punt van verbetering is nog de samenhang in het kwaliteitsbeleid.

Kwaliteit van rechtspraak en rechtspleging is al decennia onderwerp van discussie. Het leidde in 1997 tot het rapport van de commissie-Leemhuis, met aanzetten voor een grootscheepse moderniseringsoperatie van de rechterlijke organisatie. Dat bracht de gerechten in 2002 een bestuur dat integraal verantwoordelijk is voor bestuur, beheer en beleid van de organisatie, maar ook een Raad voor de rechtspraak.

De juriste Wilma Rutten-van Deurzen onderzocht in hoeverre de Raad voor de rechtspraak inderdaad een bijdrage levert aan verbetering van de kwaliteit. Daartoe ontwikkelde ze eerst een model om het begrip kwaliteit van rechtspraak en rechtspleging in kaart te brengen. Kwaliteit wordt volgens dat model bezien vanuit drie perspectieven, die zich laten vertalen in juridische kwaliteit, bestuurlijk-organisatorische kwaliteit en kwaliteit van dienstverlening.

De Raad voor de rechtspraak vervult binnen al die perspectieven een kwaliteitsbevorderende rol, concludeert de promovenda. De Raad ontwikkelde en ondersteunde daartoe tal van instrumenten waarmee de gerechten de kwaliteit van rechtspraak en rechtspleging kunnen verbeteren. Het ontwikkelen van het landelijk kwaliteitssysteem RechtspraaQ is daar een voorbeeld van. Wel is de focus van de Raad in de loop der tijd opgeschoven van bestuurlijk-organisatorische naar juridisch inhoudelijke kwaliteit, maar dat was gegeven de omstandigheden goed te verdedigen.

De Raad heeft zich bovendien aan de opdracht van de wetgever gehouden om in overleg met de gerechten te werk te gaan. Doordat dat overleg is vormgegeven in allerlei vormen van samenwerking, overlegstructuren en projectgroepen, heeft de Raad zichzelf echter meer een ondersteunende dan een sturende rol gegeven. Andere gremia, zoals de presidentenvergadering en de landelijke overleggen van sectorvoorzitters, hebben daardoor nog wel de mogelijkheid om zaken te blokkeren.

Een mogelijk punt van verbetering is nog de beleidsprioritering van de Raad, aldus Wilma Rutten. De drie kwaliteitsdimensies hebben namelijk soms tegengestelde belangen, waardoor gelijktijdig sturen op alle dimensies niet mogelijk is. Binnen de juridische kwaliteitsdimensie is onafhankelijkheid bijvoorbeeld een wezenlijk element, maar die speelt binnen het bestuurlijk-organisatorisch perspectief geen rol van betekenis. Om nog meer kwaliteitswinst te bereiken, zou de Raad meer aandacht moeten schenken aan de spanning tussen de afzonderlijke kwaliteitsperspectieven.