(070-3383410)
Lerarenbeurs leidt tot weinig extra scholingsdeelname van docenten
De lerarenbeurs stimuleert scholingsdeelname van docenten slechts in
beperkte mate. Van elke tien beschikbaar gestelde beurzen wordt er
gemiddeld één gebruikt voor scholing die zonder beurs niet zou hebben
plaatsgevonden. De effectiviteit van de lerarenbeurs kan worden
vergroot door de lerarenbeurs alleen ter beschikking te stellen voor
opleidingen die langer dan een jaar duren.
Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag
verschenen CPB Document 205 Het effect van de lerarenbeurs op
scholingsdeelname docenten. Het onderzoek is uitgevoerd binnen het
nieuwe Top Institute for Evidence Based Education Research (TIER). De
lerarenbeurs is in 2008 geïntroduceerd als onderdeel van het convenant
Leerkracht van Nederland. Leraren kunnen een beurs aanvragen voor het
volgen van een opleiding gericht op het verkrijgen van een hogere of
bredere kwalificatie of op het verwerven van specifieke bekwaamheden.
De scholing kan variëren van een korte opleiding van enkele maanden
tot een meerjarige bachelor- of masteropleiding aan een
hogeronderwijsinstelling. De beurs bestaat uit een vergoeding voor de
docent van de studiekosten tot maximaal 3500 euro per studiejaar. Bij
langere opleidingen is daarnaast een vergoeding mogelijk voor de
school om voor vervanging te kunnen zorgen tijdens het studieverlof
van de docent. Deze vergoeding kan oplopen tot maximaal 6700 euro per
jaar. In de eerste drie aanvraagronden uit 2008 en 2009 hebben in
totaal zon 14 duizend docenten een beurs gekregen. Het totale budget
voor deze drie ronden bedroeg 54 miljoen euro.
Onderzoeksaanpak
Het aantal aanvragen voor de lerarenbeurs was groter dan het aantal
beschikbare beurzen. De aanvragen zijn toegekend op volgorde van
binnenkomst. In het onderzoek zijn de afgewezen leraren gebruikt als
controlegroep. Het effect van de lerarenbeurs op scholingsdeelname is
bepaald door het gedrag van leraren die een beurs hebben gekregen, te
vergelijken met het gedrag van leraren die wel een beurs hebben
aangevraagd maar niet hebben gekregen.
Gemiddeld één op de tien verstrekte beurzen additioneel
De belangrijkste bevinding is dat van elke tien beurzen die toegekend
worden voor een hoger onderwijs opleiding, gemiddeld één beurs
gebruikt wordt voor een opleiding die anders niet gevolgd zou zijn.
Eén beurs wordt helemaal niet gebruikt (en ook niet uitbetaald), en
acht van de tien beurzen worden gebruikt voor opleidingen die anders
ook gevolgd zouden zijn.
Het effect van een lerarenbeurs op hogeronderwijsdeelname neemt toe
met de opleidingsduur. Voor opleidingen die langer dan een jaar duren,
geldt dat circa twee op de tien toegekende beurzen gebruikt worden
voor een opleiding die anders niet zou zijn gevolgd. Voor aanvragen
voor hogeronderwijsopleidingen die maximaal één jaar duren, worden
daarentegen geen effecten van de lerarenbeurs op de
hogeronderwijsdeelname gevonden.
Lerarenbeurs verdringt zowel reguliere scholingsbudgetten als eigen
bijdragen docenten
De onderzoeksresultaten laten zien dat een groot deel van de docenten
die wel een beurs hebben aangevraagd, maar niet gekregen, ook zonder
beurs wel middelen vindt om de gewenste opleiding te financieren.
Enquêteresultaten suggereren dat de lerarenbeurs zowel reguliere (na-
en bij-)scholingsmiddelen van scholen, als eigen bijdragen van
docenten verdringt. Verdringing van reguliere scholingsbudgetten van
scholen lijkt het meest voor te komen bij korte opleidingen van
hooguit een jaar, terwijl bij langere opleidingen vaker sprake lijkt
te zijn van verdringing van eigen bijdragen van docenten.
Effectiviteit kan worden vergroot door alleen lange opleidingen te
financieren
Het effect van de lerarenbeurs op scholingsdeelname kan waarschijnlijk
worden vergroot door de beurs alleen ter beschikking te stellen voor
opleidingen van langer dan een jaar. Voor opleidingen tot een jaar
zijn immers geen aanwijzingen dat de lerarenbeurs leidt tot meer
scholingsdeelname. Daarnaast zou het effect kunnen worden vergroot
door geen beurzen meer te verschaffen voor opleidingen die al gestart
zijn. In de eerste aanvraagronde had eenvijfde van de aanvragen
betrekking op een opleiding die al was gestart.
Stimulans in scholingsdeelname bij niet-hogeronderwijsopleidingen
waarschijnlijk lager
Voor de aanvragen voor opleidingen die niet tot het hoger onderwijs
behoren, konden de effecten van beursverstrekking op scholingsdeelname
niet worden onderzocht omdat gegevens over scholingsdeelname
ontbreken. Het gaat dan bijvoorbeeld om vaardigheidstrainingen of
managementopleidingen. Het betreft circa eenderde van het totale
aantal aanvragen en eenvijfde van het totale budget. Verwacht mag
worden dat het effect van de beurs op de scholingsdeelname voor deze
opleidingen lager zal zijn dan bij aanvragen voor opleidingen in het
hoger onderwijs omdat dit overwegend korte opleidingen betreft.
CPB Document 205, Het effect van de lerarenbeurs op scholingsdeelname
docenten, is (gratis) beschikbaar als PDF-bestand.
Centraal Planbureau