Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Kamervragen dood uitgehongerde hond

21 april 2010 - kamerstuk

Kamerbrief waarin de minister vragen beantwoordt over de maandenlange uithongering van een hond met de dood tot gevolg. De eigenaar wordt vervolgd op grond van het onthouden van de nodige verzorging.

Meer informatie

> Retouradres Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 21 april 2010
Betreft Beantwoording Kamervragen mishandeling van een hond met de dood tot
gevolg
Pagina 1 van 3
Directie Voedsel, Dier en
Consument
Cluster Mens en Dier
Prins Clauslaan 8
Postbus 20401
2500 EK DEN HAAG
www.minlnv.nl
T 070-3786868
F 070-3786113
Onze referentie
VDC 10.1150
Uw referentie
2010Z04142
Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van het lid Thieme (PvdD)
betreffende de mishandeling van een hond met de dood tot gevolg.
1
Kent u het bericht "Afschuw over hongerdood hond" waarin melding wordt
gemaakt van een hond die is overleden ten gevolge van maandenlange
uithongering?
Ja.
2
Kunt u uiteenzetten wat de uitkomst is van het onderzoek van de Landelijke
Inspectiedienst Dierenbescherming in deze zaak?
De Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) heeft naar
aanleiding van de melding een onderzoek ingesteld. Naar aanleiding van dat
onderzoek is proces-verbaal opgemaakt ten behoeve van verdere vervolging door
het Functioneel Parket.
3
Kunt u uiteenzetten wat de dader ten laste zal worden gelegd en wat de maximale
strafmaat zou kunnen zijn die opgelegd kan worden voor een dergelijke daad?
Het proces-verbaal is aangezegd op grond van het onthouden van de nodige
verzorging, artikel 37 juncto artikel 36 eerste lid van de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren.
Directie Voedsel, Dier en
Consument
Cluster Mens en Dier
Datum
21 april 2010
Onze referentie
VDC 10.1150
Pagina 2 van 3
Overtreding van het verbod op dierenmishandeling en het verbod op het onthouden
van de nodige verzorging door de houder van een dier kan worden bestraft
met een gevangenisstraf van maximaal drie jaar en, of, een boete van maximaal
19.000 euro. In het Wetboek van Strafrecht is daarnaast het beschadigen en
doden van een dier dat aan een ander toebehoort, strafbaar gesteld met een
maximum gevangenisstraf van twee jaar. Deze strafbepaling beoogt de belangen
van de houder van het dier te beschermen, maar kan in zijn uitvoering ook leiden
tot bescherming van het belang van dierenwelzijn. In het Wetboek van Strafrecht
is tevens voorzien in een dierenhoudverbod dat voor maximaal drie jaar kan
worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een geheel of gedeeltelijke
voorwaardelijke veroordeling.
Het is aan de officier van justitie om met inachtneming van de hiervoor geschetste
kaders de eis te formuleren.
4
Deelt u de mening dat het moedwillig uithongeren van een hond een ernstige
vorm van dierenmishandeling is? Zo ja, bent u bereid om een zelfstandig houdverbod
in te stellen voor mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan dergelijke
ernstige vormen van dierenmishandeling? Zo nee, waarom niet?
Het moedwillig uithongeren van een hond zie ik inderdaad als een ernstige vorm
van dierenmishandeling.
Zoals ik al eens heb aangegeven, is het houdverbod voor dierenmishandelaars in
de vorm van een bijzondere voorwaarde, te prefereren boven een zelfstandig
houdverbod.
Een houdverbod in de vorm van een bijzondere voorwaarde is effectiever dan een
zelfstandig houdverbod, omdat het meer mogelijkheden biedt voor tenuitvoerlegging
en handhaving. Immers, wanneer een houdverbod als bijzondere voorwaarde
wordt opgelegd, kan bij de overtreding onmiddellijk worden overgegaan tot
tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde gedeelte van de hoofdstraf
(boete, gevangenisstraf), zonder dat rechterlijke tussenkomst noodzakelijk is.
Overtreding van een zelfstandig houdverbod zou een nieuw strafbaar feit zijn dat
opnieuw vervolging behoeft, met de mogelijkheid voor de verdachte om tot in
hoogste instantie te procederen.
Ik wijs u in dit kader op het bij uw Kamer aanhangige initiatiefwetsvoorstel van de
leden Ormel en Waalkens (Kamerstukken II 2005/06, 30511, nr. 5) tot wijziging
van het Wetboek van Strafrecht onder meer in verband met het verhogen van het
maximaal op te leggen houdverbod van maximaal 3 naar maximaal 10 jaar. Het
bestaande houdverbod wordt door verhoging van de maximaal op te leggen
periode voor een houdverbod effectiever gemaakt.
5
Kunt u uiteenzetten hoe vaak de afgelopen vijf jaar een houdverbod is opgelegd
en voor hoe lang? Zo ja, kunt u uiteenzetten hoe vaak dit verbod is overtreden?
Zo nee, waarom niet?
Directie Voedsel, Dier en
Consument
Cluster Mens en Dier
Datum
21 april 2010
Onze referentie
VDC 10.1150
Pagina 3 van 3
Het is niet mogelijk deze gegevens inzichtelijk te maken met het
bedrijfsprocessensysteem van het OM omdat de bijzondere voorwaarden bij een
straf niet als zodanig uitgesplitst worden geregistreerd.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg