CIDI - Centrum Informatie en Documentatie Israël

CIDI solidair met demonstratie voor Armeens genocidemonument

di 20-04-2010

95 jaar na de moord op 1,5 miljoen Armeniërs demonstreerden Armeense organisaties dinsdag in Den Haag voor een monument ter erkenning van deze genocide. CIDI-directeur Ronny Naftaniel verklaarde zich solidair: 'Als we het verleden niet herinneren, en toestaan dat de geschiedenis en de betekenis van de geschiedenis verdraaid worden, leggen we een zware hypotheek op de toekomst van de mensheid'. Lees zijn speech onder de vouw.

Rede van CIDI-directeur Ronny Naftaniel op de demonstratie voor een Armeens genocidemonument

demonstratie voor erkenning Armeense genocide De brute vernietiging, 95 jaar geleden, van ca 1,5 miljoen Armeniërs, vrouwen mannen en kinderen, mag niet worden afgedaan als de `Armeense kwestie', zoals de Turkse regering jarenlang heeft gedaan.

Evenmin is onderzoek nodig om vast te stellen dat de toenmalige Turkse machthebbers genocide hebben gepleegd op weerloze mensen. Onderzoek kan misschien enig licht werpen op de persoonlijke omstandigheden van de slachtoffers, daders en passieve omstanders, maar er is meer dan voldoende direct bewijs dat het drama van het Armeense volk naadloos past in de geldende definities van het woord genocide. Als ik een Armeniër zou zijn, zou ik dan ook diep ongelukkig zijn over het nog niet uitgevoerde akkoord vorig jaar tussen de staat Armenië en de regering Erdogan. Hierin beloven de Turken de gesloten grenzen met Armenië te openen in ruil voor het instellen van een commissie die bronnen moet onderzoeken om te kunnen vaststellen of er wel echt sprake was van een genocide.

Een Turkse premier, die de Israelische actie vorig jaar in Gaza - hoe tragisch ook voor de Palestijnse burgerslachtoffers - genocide noemt en het Armeense drama bagatelliseert, zou ik in deze zaak niet vertrouwen. Ik wil daarom de Turkse regering nog eens oproepen de New York Times van 7 oktober 1915 te lezen.

Daarin zegt de voormalige Engelse Ambassadeur in de VS, Viscount Brice, dat 800.000 Armeniërs zijn vernietigd door "gangsters die nu de Turkse regering vormen". Vrouwen en kinderen werden van de mannen gescheiden. De mannen werden doodgeschoten of met bajonetten vermoord. De vrouwen en kinderen werden op dodenmarsen gestuurd. Op sommige plaatsen werd de hele Armeense bevolking in schepen gepropt en in zee gedropt.

"De Armeense genocide is geen beschuldiging, geen persoonlijke overtuiging of standpunt, maar een breed gedocumenteerd gegeven, gestaafd door een grote hoeveelheid historische bewijzen. De feiten zijn onweerlegbaar. Een officieel beleid dat diplomaten aanspoort tot het verdraaien van historische feiten is onhoudbaar."

Dit zijn niet mijn woorden, hoewel ik ze voor de volle 100% deel. Het zijn de woorden van Senator Barack Obama, toen hij nog geen president van de VS was. In 2008 wel te verstaan.

Eenmaal als president hield Obama een maand geleden een resolutie van de Senaat en het Huis van Afgevaardigden tegen, die de Armeense genocide formeel zou erkennen als genocide. Een zelfde soort uitspraak als ook in ons land, dankzij een motie van de Christen Unie tot stand is gekomen.

Dit soort politiek gedraai onder druk van de relaties met een machtig land is betreurenswaardig en ook ergerniswekkend, evenals de vele pogingen deze volkerenmoord te ontkennen en te bagatelliseren.

Als Jood, kind van twee Shoa overlevenden, ben ik solidair met het Armeense volk. Ik begrijp de Armeense wens de herinnering aan deze dramatische episode in hun geschiedenis levend te houden. Vorige week nog herdachten Joden in de hele wereld de Shoa.

En helaas, ook de herinnering aan de Shoa wordt soms uitgehold. Belachelijk gemaakt in cartoons, soms ontkend door geestelijke leiders, gebagatelliseerd door extreem rechts en met de verkeerde zaken vergeleken door extreem links. Dat doet pijn. Veel pijn.

Toch is de strijd van het Armeense en het Joodse volk voor de juiste duiding van hun geschiedenis niet alleen een strijd voor de erkenning van hun verdriet. Het is een missie aan de wereld. Een boodschap dat genocide nooit meer mag voorkomen. Dat elke dreiging van genocide tijdig herkend moet worden, en door de wereldgemeenschap bestreden moet worden. Wij mogen niet meer zwijgen. Het is ook een schreeuw om respect voor alle bevolkingsgroepen ongeacht hun geloof, nationaliteit of afkomst. Het is een nee tegen racisme en een luid ja voor de rechten van de mens.

Als we het verleden niet herinneren, en toestaan dat de geschiedenis en de betekenis van de geschiedenis verdraaid worden, leggen we een zware hypotheek op de toekomst van de mensheid.

Tegen die achtergrond sta ik hier en tegen die achtergrond wil ik mijn volledige steun betuigen aan het initiatief van de organisatoren van deze bijeenkomst om in den Haag, de stad van het volkerenrecht, een monument op te richten ter nagedachtenis aan mijn Armeense broeders, die 95 jaar geleden slachtoffer van een gruwelijke genocide zijn geworden.

Den Haag 20 april 2010