Radboud Universiteit Nijmegen


Rechtsbescherming in kinder- en jeugdpsychiatrie niet effectief geregeld

Datum bericht: 22 april 2010

In het kort
De rechtsbescherming van minderjarigen in de kinder- en jeugdpsychiatrie is slecht geregeld. Dit leidt tot onnodig lange wachttijden, uitgestelde behandelingen en het risico op verergering van de psychiatrische problematiek. De verschillende wetten zijn onvoldoende op elkaar afgestemd, met het risico dat zorgprocessen stagneren. Door een simpel 'nee' kan een jongere ervoor zorgen dat behandeling niet van de grond komt.

Hetzelfde geldt als ouders het met opname of behandeling niet eens zijn of een ambivalente houding aannemen. Als de situatie dan niet ernstig genoeg is voor gedwongen opname, staan hulpverleners met lege handen. Dit stelt onderzoekster mr. Vivianne Dörenberg in haar onderzoek naar opname, behandeling en verblijf van minderjarigen in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Zij pleit voor betere afstemming van wetgeving en verruiming van mogelijkheden om zorg te verlenen. Op 28 mei promoveert Vivianne Dörenberg aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

De situatie
Vijf tot zeven procent van de kinderen en jongeren in Nederland heeft zulke ernstige psychische of psychiatrische problemen dat ze daardoor niet goed functioneren in het dagelijks leven. Slechts twee procent maakt daadwerkelijk gebruik van zorg in de jeugd-GGZ (97.200 in 2006). Het merendeel is gebaat bij ambulante zorg. Opname komt in beeld voor kinderen en jongeren met ernstige psychiatrische stoornissen, zoals stoornissen in het autistisch spectrum, psychotische of schizofrene stoornissen.

Woud aan regelgeving
Kinderen en jongeren met een geestelijke stoornis zijn kwetsbaar en moeten dus snel en goed geholpen worden. Opname kan daarvoor nodig zijn, maar hulpverleners zitten vaak met de handen in het haar omdat ze dan te maken krijgen met een woud aan wet- en regelgeving. Alleen al om te bepalen welke zorg nodig is, gelden drie wetten (Wet op de jeugdzorg, Zorgverzekeringswet, AWBZ).

Vrijwillige opname vindt idealiter plaats op basis van een behandelingsovereenkomst (Wgbo), waarbij verschillende regelingen gelden voor verschillende leeftijdsgroepen. Voor gedwongen opname geldt de Wet Bopz, die een geheel eigen regeling kent voor de verschillende leeftijdsgroepen. Binnen dit wettelijke kader is onder omstandigheden dwangbehandeling mogelijk, zowel bij vrijwillig als gedwongen opgenomen minderjarigen. Omdat de wetten onvoldoende op elkaar zijn afgestemd, ontstaat onduidelijkheid. Het risico bestaat dat minderjarigen tussen wal en schip raken.

Ambivalente houding van ouders
Het ouderlijk gezag speelt een belangrijke rol bij opname en behandeling in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Volgens Dörenberg wordt terecht veel waarde gehecht aan de betrokkenheid van ouders bij de behandeling van hun kind. Hulpverleners willen dwang zo veel mogelijk voorkomen en steken veel energie in vrijwillige opname en behandeling. Door de druk op ouders en kind om mee te werken kan die relatie ook weer onder druk komen te staan, met het risico dat ouders het kind tijdens behandeling onttrekken aan de hulpverlening.

Volgens Dörenberg leunt de huidige wetgeving echter te sterk op het ouderlijk gezag: 'Het gezin wordt in de wet erg geïdealiseerd, terwijl het in de kinder- en jeugdpsychiatrie vaak gaat om kinderen uit gezinnen waar ouders worstelen met opvoeding en waar meestal ook andere problemen zijn. Ouders willen wel dat hun kind wordt geholpen, maar stellen eisen aan de hulpverlening of zijn onmachtig om hulpverlening door te zetten. Er kan gemakkelijk een draaideureffect ontstaan. '

Hierin moet verandering komen, vindt Dörenberg. Als de jongere wel wil meewerken aan behandeling maar de ouders zijn het daar niet mee eens, moet zorg toch verleend kunnen worden. Als de minderjarige zelf zich verzet, dan moet onder omstandigheden - in diens eigen belang - ingegrepen kunnen worden. Vanzelfsprekend is voor dergelijke 'gedwongen' zorgverlening een zorgvuldige procedure nodig. De rechter zal een daarvoor machtiging moeten afgeven.

Ingrijpen bij bedreigde ontwikkeling
De huidige wetgeving is gericht op ingrijpen bij gevaar. Een minderjarige met een psychiatrische stoornis kan tegen zijn wil worden opgenomen als hij gevaar oplevert voor zichzelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid. Als een jongere met een stoornis zijn ouders terroriseert, zal weinig discussie bestaan over de noodzaak tot opname.

Dörenberg wijst echter op een aantal andere situaties waarvan ze vindt dat ingrijpen noodzakelijk is in het belang van het kind, maar waarvoor de wet nu geen echte mogelijkheid biedt.

Neem bijvoorbeeld Sam van 14 jaar. Hij vertoont problematisch gedrag. Hij spijbelt vaak omdat hij bang is voor veel mensen in een kleine ruimte; hij gaat weinig naar buiten, kijkt erg veel tv en zit vaak achter de computer. Sams ouders krijgen geen vat op hem en roepen hulp in van de huisarts, die Sam naar de kinder- en jeugdpsychiater verwijst. Deze vermoedt een ontwikkelingsstoornis en stelt behandeling voor. Sam ziet dat allemaal niet zitten en weigert mee te werken aan behandeling.

Uitbreiding van wetgeving
Het verhaal van Sam laat iets zien van de onmacht die partijen ten deel kan vallen. Vrijwillige behandeling lukt hier niet, want Sam werkt niet mee. Volgens de huidige wetgeving kan hij ook niet verplicht worden om zich te laten behandelen. Hier zou een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie moeten kunnen ingrijpen in het belang van de ontwikkeling van het kind, vindt Dörenberg.

Om te mogen ingrijpen moet de wet worden uitgebreid met het zogeheten noodzakelijkheidscriterium. Ingrijpen is dan toegestaan om te voorkomen dat de jongere in een ernstiger situatie terecht komt. Nieuwe wetgeving is in voorbereiding, maar zonder dat criterium biedt die nog steeds onvoldoende mogelijkheden om te bereiken dat jongeren in een ogenschijnlijk minder ernstige situatie zoals Sam, toch worden geholpen.

Promotie Vivianne Dörenberg. Kind en stoornis. Een systematisch onderzoek naar de rechtspositie van minderjarigen in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Promotores: mevrouw prof. mr. W.R. Kastelein, de heer prof. mr. J. Legemaate. Promotiedatum: 28 mei 2010, Radboud Universiteit Nijmegen