Reactie op het advies van de RLG: "Kansen voor een krimpend platteland"
Geachte Voorzitter,
Naar aanleiding van uw brief van 3 februari, waarin u een reactie vraagt op het
advies van de Raad voor het Landelijk Gebied, getiteld "Kansen voor een
krimpend platteland", bericht ik u als volgt.
De Raad constateert terecht dat de bevolkingsdaling onvermijdelijk is en in delen
van het platteland grote gevolgen heeft. De Raad acht daarom een fundamentele
herijking van het plattelandsbeleid noodzakelijk. De Raad spreekt zelfs over "een
nieuw economisch, ruimtelijk en sociaal perspectief voor het platteland". Dat
betekent volgens de Raad dat er niet zozeer behoefte is aan een krimpbeleid,
maar aan een "totaalbeleid gericht op de vitaliteit en kwaliteit van het platteland".
"Rijk, provincies, gemeenten en de internationale gemeenschap zijn daartoe aan
zet". De Raad ziet daarbij een primaire opgave voor de (samenwerkende)
gemeenten om regie te nemen over deze opgave.
De Raad ziet de volgende opgaven:
- bewustwording en anticipatie,
- de transformatieopgave (aanpassingen aan de woningvoorraad en
voorzieningen),
- het verdelingsvraagstuk: aanpassing van het instrumentarium, opdat
zowel op groei als krimp kan worden ingespeeld,
- de samenwerkingsopgave: krimp vraagt om een bovenlokale aanpak,
waarbij ook de burgers betrokken worden.
De Raad beveelt daarom aan:
- De urgentie van de demografische opgave te erkennen en dientengevolge
de Agenda Vitaal Platteland en ook het rijksinstrumentarium te herzien.
- De plattelandseconomie aan te passen. Dit onder meer door de instroom
op de groene arbeidsmarkt te vergroten. En verder door de kansen die er
ook zijn, te benutten. Daarbij denkt de Raad aan nieuwe arrangementen
tussen landbouw, recreatie, natuur, water en nieuwe sectoren als
creativiteit, ICT of combinaties daarvan. Ook de doelgroep ouderen biedt
economische kansen.
- De kansen voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit te benutten. De
Raad denkt daarbij onder andere aan het benutten van vrijkomende grond
voor groene beleidsdoelen, zoals natuur, recreatie en/of duurzame
landbouw. Ook de kwaliteit van bestaande groene ruimte moet aandacht
krijgen.
- Te investeren in een permanent cultuurpolitiek debat met
burgers/bewoners. Dit om voeling te houden met de veranderende
houdingen en opvattingen over het platteland.
- Te investeren in de leefbaarheid van het platteland. Dit vooral door de
burger aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid voor zijn leefomgeving.
De Raad spreekt zelfs over herpositionering van de rol van de
burger.
- Na te denken over andere denkrichtingen, zoals "prosperity without
growth", met een centrale plek voor de kwaliteit van leven en welzijn.
- Niet alleen in te spelen op actuele vraagstukken, zoals die nu al leven in
de bekende krimpregio's, maar ook stil te staan bij het lange termijn
vraagstuk van de krimp en daarbij het internationale perspectief niet te
vergeten.
Met het advies heeft de Raad een actueel en belangrijk onderwerp aangesneden,
waarvoor waardering.
Ik kan instemmen met de opgaven die de Raad signaleert. Deze opgaven zijn
inmiddels in het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling verwerkt en heeft
geleid tot een aantal acties, waarmee de erkenning van de urgentie van de
problematiek rond de bevolkingsdaling inmiddels een feit is geworden.
Tegelijkertijd moeten we niet uit het oog verliezen dat de grootste problemen,
zoals de herstructurering van de woningvoorraad, afkalving van voorzieningen en
sociaal-economische achterstanden, zich het sterkst voordoen in gebieden waar
sprake is van huishoudensdaling. En daarvan is slechts sprake in een zeer
bescheiden deel van het platteland.
De pilots en experimenten die in het kader van het Interbestuurlijk Actieplan
worden uitgevoerd, moeten tevens antwoord geven op de vraag in hoeverre
aanpassing van het rijksinstrumentarium nodig en mogelijk is. Ook in de midterm
review van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) en het Plattelands
ontwikkelings- programma (POP) zal die vraag aan de orde komen. In de discussie
over de toekomst van het Europees plattelandsbeleid en de toekomst van het
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, plaats ik de problematiek van het platteland
in een internationaal kader. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties heeft, met medewerking van VROM, WWI en LNV, een
onderzoek gestart waarin verschillende krimpregio's in Europa met elkaar worden
vergeleken.
De bevolkingsdaling levert zeker kansen op. In de recente adviesaanvraag aan de
Sociaal Economische Raad over de bevolkingsdaling is gevraagd naar die kansen,
meer specifiek ook naar de kansen op het gebied van natuur, recreatie en
toerisme, de eventuele (financiële) beleidswijzigingen die dat vraagt en de
mogelijke bijdragen van het bedrijfsleven. Ik heb, onder andere in het
Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling, tezamen met andere overheden en
departementen, ook uitdrukkelijk op die kansen gewezen.
Kansen liggen er niet alleen in de vergrijzing, waardoor de zorg een steeds
belangrijker peiler onder de plattelandseconomie wordt, of in de benutting van de
vrijkomende ruimte. De pilots en experimenten die in het actieplan worden
aangekondigd, moeten ook een antwoord geven op de vraag hoe en door wie die
ruimte zodanig benut kan worden dat een bijdrage wordt geleverd aan zowel de
leefbaarheid, de sociale en economische vitaliteit, als aan de groene beleidsdoelen
op het gebied van natuur, landschap, recreatie en (multifunctionele, duurzame)
landbouw. Ik heb aan het College van Rijksadviseurs (CRA) gevraagd aandacht te
besteden aan de krimp in het kader van het breed gedragen initiatief "Nederland
wordt anders". In het kader van het groen onderwijs zal ik bezien hoe een
bijdrage geleverd kan worden aan de arbeidsmarktproblemen in de krimpregio's.
Ik ben het eens met de Raad, dat de betrokkenheid en participatie van de eigen
inwoners van cruciaal belang zijn. Niet voor niets heb ik in mijn uitspraken over
krimpregio's en leefbaarheid van het platteland de term "topdorp" meermaals
genoemd. Voor mij is dat een metafoor voor een dorp waarin de bijdrage van de
burger meer centraal komt te staan. De participatie van burgers en ondernemers
zal onderdeel uitmaken van de eerder genoemde pilots/experimenten. Ik zal
tenslotte ook aan de Landelijke Vereniging Kleine Kernen (LvKK) en het Netwerk
Platteland vragen aandacht te besteden aan de problematiek van de bevolkingsdaling
op het platteland.
Ik merk dat onder burgers de betrokkenheid bij en belangstelling voor het
platteland groot is. Ik merk dat onder andere aan de reacties in de pers op de
publicaties van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) over de Sociale Staat
van het Platteland en ik merk dat ook aan de debatten die regelmatig in het
"debatcentrum" Kasteel Groeneveld met burgers èn deskundigen worden gevoerd.
En tenslotte is de Agenda Landschap er mede op gericht om de bewustwording
rond het landschap te bevorderen.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit