Ingezonden persbericht

GEZONDHEIDSZORG EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK: OOK EEN ZORG VOOR JURISTEN

PERSBERICHT

Wetenschappelijk onderzoek in de zorg staat dit jaar centraal tijdens de jaarvergadering van de Vereniging voor Gezondheidsrecht op vrijdag 23 april aanstaande. De bijeenkomst vindt plaats in De Koningszaal, Natura Artis Magistra, Plantage Middenlaan 41a - 43 te Amsterdam.

Tijdens het huishoudelijk gedeelte van deze vergadering zal prof.mr. J.K.M. Gevers de vierde Henk Leenenlezing uitspreken onder de titel: 'Gezondheidsrecht, ontwikkelingen en reflecties'. Deze lezing wordt tweejaarlijks georganiseerd ter herdenking van de erevoorzitter van de Vereniging prof.dr. H.J.J.Leenen, die eind 2002 overleed.

Om circa 11.30 uur start het wetenschappelijk deel dat gewijd is aan het preadvies 'Wetenschappelijk onderzoek in de zorg', dat werd uitgebracht door prof.mr.dr. D.P. Engberts en mevrouw mr. Y.M. Koster-Reidsma, beiden verbonden aan het Leids Universitair Medisch Centrum, Sectie Ethiek en Recht van de Gezondheidszorg en door mevrouw mr.dr. M.C. Ploem, verbonden aan het Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam.

10 jaar Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO)

Het eerste deel van het preadvies, geschreven door D.P. Engberts en Y.M. Koster-Reidsma, handelt over de juridische normering van medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen. Deze normering heeft als belangrijkste doel om proefpersonen te beschermen. Voor zover die doelstelling wordt gerealiseerd, wordt tevens een afgeleide doelstelling verwezenlijkt: de legitimering van bonafide onderzoek. Engberts en Koster-Reidsma noemen het opvallend dat eigenlijk niet bekend is in hoeverre wet- en regelgeving bijdragen aan de bescherming van proefpersonen. Daarnaast signaleren zij dat er verschil van inzicht bestaat over de vraag of extra kwetsbare patiënten (bijvoorbeeld kinderen) wel of niet proefpersoon in een onderzoek mogen zijn. Het is dan ook feitelijk onmogelijk om vast te stellen wat de WMO de afgelopen tien jaar in dat opzicht heeft betekend. Zeker is dat de regeldichtheid rond medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in de afgelopen jaren is toegenomen. Dat proces zal doorgaan. Of het hoofddoel van de WMO, de bescherming van kwetsbare mensen, daarmee wordt bereikt, zal volgens de preadviseurs niet alleen afhankelijk zijn van regelgeving maar ook van de integriteit van onderzoekers, instellingen en ondernemingen.

Goed beschermd bij donatie voor de wetenschap?

Het testen van geneesmiddelen en andere interventies zal altijd een belangrijk deel van het medisch-wetenschappelijk onderzoek blijven vormen, maar nieuwe inzichten in de geneeskunde zijn steeds vaker te danken aan onderzoek waarbij niet de proefpersoon zelf, maar zijn lichaamsmateriaal en gegevens worden bestudeerd. Onderzoek naar multifactoriële aandoeningen is 'in' en onderzoekers en industrie richten daartoe grootschalige biobanken op. Die biobanken verworden geleidelijk tot schatkamers van de wetenschap: tumorweefsel, bloed, urine, informatie over doorgemaakte ziekten, leefstijl en woonomgeving en - zodra de kosten daarvoor zijn gedaald - iemands complete, gedigitaliseerde DNA. Wat betekent dit alles voor de personen, ziek of gezond, jong of oud, van wie dat materiaal en die gegevens afkomstig zijn? Staat hun persoonlijke levenssfeer op het spel? Die vraag staat centraal in deel 2 van het VGR-preadvies van M.C. Ploem met als subtitel: 'Gegeven voor de wetenschap. Onderzoek met gegevens, lichaamsmateriaal en biobanken'. Volgens Ploem schiet de huidige Nederlandse wetgeving ter bescherming van personen die hun 'meest intieme zaken' aan de wetenschap doneren in verschillende opzichten tekort. De (toekomstige) regering moet volgens Ploem voorzien in een helder, toegankelijk en samenhangend wettelijk kader dat mensen adequaat tegen (toekomstige) privacyrisico's beschermt. Dan is voor alle partijen - onderzoekers, industrie, burgers - duidelijk onder welke voorwaarden kan worden gegeven aan de wetenschap.



Ingezonden persbericht