geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse
Zaken van 26 april 2010
Kamerbrief geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en de Raad
Buitenlandse Zaken van 26 april 2010
Kamerbrief | 19 april 2010
Graag bieden wij u hierbij de geannoteerde agenda aan van de Raad
Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken (RAZ/RBZ) van 26 april
2010.
Aangezien met uw Kamer overeen is gekomen geen BNC-fiche te schrijven
over het Commissievoorstel voor het Europese Burgerinitiatief, zal
daarop hieronder uitgebreider dan gebruikelijk voor een geannoteerde
agenda worden ingegaan.
Een deel van de RBZ zal bestaan uit een gezamenlijke sessie van de
ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie. De ministers van
Defensie komen ook onderling bijeen, tevens als Bestuursraad van het
Europees Defensie Agentschap (EDA).
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De Minister van Defensie,
E. van Middelkoop
Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse
Zaken (RAZ/RBZ) van 26 april 2010
Raad Algemene Zaken
Follow-up Europese Raad
De Raad Algemene Zaken (RAZ) zal bespreken op welke wijze de
verschillende actiepunten worden opgepakt die ten aanzien van de
`Europa 2020-strategie' voortvloeien uit de conclusies van de Europese
Raad van 25 en 26 maart jl. Het streven is de strategie op de Europese
Raad van juni officieel vast te stellen. Het Spaanse roulerend
voorzitterschap heeft hiertoe inmiddels een `roadmap' opgesteld. Deze
voorziet in een tijdpad voor bespreking van de invulling van de
kerndoelen op de terreinen van sociale inclusie en onderwijs in de
verschillende raadsformaties, de invulling van de nationale sub-doelen
door de lidstaten en het traject van de vaststelling van de
geïntegreerde richtsnoeren. Nederland kan zich vinden in deze opzet.
Of een en ander haalbaar wordt valt evenwel te bezien. Diverse
lidstaten menen dat het tijdpad kort is. Nederland zal zich in de
bespreking met de Commissie over de nationale invulling van de
kerndoelen terughoudend opstellen en de demissionaire status van de
regering onder de aandacht brengen.
Ten aanzien van de actiepunten in de Europese Raadsconclusies om de
internationale klimaatonderhandelingen stapsgewijs verder te brengen,
het volgende: in de EU wordt nu gewerkt aan de eerste rapportage over
de vroege financiering, te presenteren op de UNFCCC-zitting in juni in
Bonn. Commissie en Lidstaten maken ondertussen werk van het
intensiveren van de Europese outreachnaar derde landen. De eerste
VN-onderhandelingsronde van dit jaar heeft inmiddels plaatsgevonden en
leverde -- met moeite -- de nodige procesafspraken op over het aantal
extra bijeenkomsten alsook een mandaat voor de voorzitter om een
nieuwe onderhandelingstekst te produceren.
Tijdens de ER werd tevens overeengekomen dat er een task forcegevormd
zal worden onder leiding van voorzitter Van Rompuy. Deze task force,
bestaande uit de ministers van Financiën en de ECB, zal voor het einde
van dit jaar komen met voorstellen ter versterking van de Economische
en Monetaire Unie. Het kabinet is van mening dat een versterkte
economische coördinatie de handhaving van het Stabiliteits- en
Groeipact kan versterken. Duidelijke strategieën voor crisisrespons,
begrotingsdiscipline en economische coördinatie dragen alle bij aan
financiële en economische stabiliteit. Overigens zal de Commissie
begin mei komen met een, reeds in het Commissiewerkprogramma
aangekondigde, mededeling met een pakket maatregelen op dit terrein.
EDEO
De RAZ zal een bespreking voeren over de Europese Dienst voor het
Externe Optreden (EDEO) met het oog op het bereiken van politieke
overeenstemming. Uiteindelijke besluitvorming zal pas plaats kunnen
vinden nadat het EP is geraadpleegd.
Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft voor de oprichting van deze
Europese diplomatieke dienst op 25 maart jl. een voorstel ingediend.
Een toelichting op dit voorstel met een kabinetsappreciatie gaat u
begin volgende week voorafgaande aan het Algemeen Overleg toe.
Europees burgerinitiatief 1
De RAZ zal een oriënterend debat voeren over het voorstel van de
Commissie voor de verordening inzake het Europees Burgerinitiatief. De
verordening is een uitwerking van hetgeen in het Verdrag van Lissabon
is afgesproken hierover. Nederland stuurde op 28 januari jl. reeds
zijn reactie op het Groenboek Europees Burgerinitiatief aan de
Commissie, waarin ook het commentaar van uw Kamer werd meegenomen. Op
17 februari jl. is deze brief eveneens aan uw Kamer gestuurd
(kamerstuk 30 184, nr 32).
Het voorstel voorziet in de uitwerking van de procedures en
voorwaarden voor de indiening van een burgerinitiatief en schept een
mogelijkheid voor EU-burgers om de Commissie te verzoeken binnen het
kader van haar bevoegdheden een voorstel uit te werken. De
besluitvorming over de verordening vindt plaats met gekwalificeerde
meerderheid. Het EP is medewetgever.
Nederland is voorstander van de introductie van het Europees
burgerinitiatief, omdat dit de betrokkenheid van de burger bij de EU
kan vergroten. Voor de Nederlandse regering is een belangrijk
uitgangspunt dat het instrument van het burgerinitiatief zo
uitvoerbaar en zo simpel als mogelijk is. Nederland is over het geheel
tevreden over het voorstel omdat in het algemeen recht gedaan wordt
aan dit uitgangspunt. Tegelijkertijd zal Nederland oog houden voor de
juiste balans in de verordening tussen enerzijds laagdrempeligheid en
anderzijds dat recht wordt gedaan aan representativiteit.
Wat betreft de laagdrempeligheid wordt de mogelijkheid tot online
registratie van steunbetuigingen gewaardeerd. Maar Nederland zal zich
kritisch opstellen ten aanzien van die bepalingen die van
initiatiefnemer en steunbetuigers een veelheid aan informatie
vereisen, zoals bijvoorbeeld het vermelden van een rechtsbasis door
initiatiefnemer. De Commissie stelt dit voor, maar Nederland vindt dit
niet rijmen met de gewenste laagdrempeligheid van het instrument. Dit
vereiste is ook niet nodig. In het voorstel is immers voorzien in een
ontvankelijkheidstoets door de Commissie nadat 300.000 handtekeningen
zijn verzameld.
Wat betreft de representativiteit is Nederland het eens met het
voorstel dat binnen 1 jaar de vereiste 1.000.000 handtekeningen uit
minimaal 1/3^evan de lidstaten moeten komen. Echter, over het minimum
aantal handtekeningen per lidstaat is Nederland kritisch. Waar in het
Groenboek nog uitgegaan werd van 0,2% van de bevolking van een
EU-lidstaat, voorziet het voorstel dat het aantal handtekeningen per
lidstaat wordt bepaald door het aantal EP-leden per lidstaat te
vermenigvuldigen met een factor 750. Dit komt voor Nederland neer op
19.500 handtekeningen (ongeveer 0,12% van de bevolking). Nederland
heeft een voorkeur voor een formule waarbij het aantal handtekeningen
voor Nederland richting de 40.000 gaat (ongeveer 0,2% van de
bevolking).
Tot slot legt de Commissie overeenkomstig het Nederlandse standpunt de
verantwoordelijkheid voor de authenticiteitscontrole van de verzamelde
handtekeningen bij de lidstaten. Overigens, de uitwerking en
implementatie hiervan in Nederland moet nog nader worden uitgewerkt.
Het privacy aspect heeft hierbij de volle aandacht.
Raad Buitenlandse Zaken
Soedan
De Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) zal spreken over de politieke
ontwikkelingen in Soedan in het licht van de verkiezingen die
momenteel plaatsvinden. Bij het schrijven van deze brief werd er nog
gestemd. Evenwel lijkt een verkiezing van president Bashir zeker,
gezien de terugtrekking van belangrijkste uitdager Yassir Arman uit de
nationale presidentiële verkiezingen en de (partiële) boycot door
enkele oppositiepartijen.
Nederland betreurt dat de bevolking in delen van Soedan haar stem niet
heeft kunnen uitbrengen, ondanks het tot nu toe relatief rustige
verloop van de verkiezingen. Er zijn veel onregelmatigheden gemeld,
deels veroorzaakt door een gebrekkige organisatorische voorbereiding
door de National Election Commission. Ook betreurt Nederland het dat
Europese verkiezingswaarneming in Darfur niet mogelijk bleek. Ondanks
tekortkomingen en onregelmatigheden hebben de verkiezingen wel een
opening gegeven voor democratisering. Nederland wacht nadere berichten
over de verkiezingen en het oordeel van de EU-waarnemingsmissie af.
De Raad zal ook spreken over de Europese prioriteiten ten aanzien van
de aanloop naar het zelfbeschikkingsreferendum voor Zuid-Soedan
(januari 2011). Om de voorbereidingen op het referendum, maar ook de
periode na het referendum zo vreedzaam mogelijk te laten verlopen is
goede samenwerking tussen de National Congress Partyen de Sudan
Peoples' Liberation Movementcruciaal. Nederland dringt aan op een
spoedige afronding van het Comprehensive Peace Agreement, waarbij het
sluiten van concrete overeenkomsten tussen noord en zuid over
uitstaande knelpunten, zoals grensafbakening, welvaartsdeling en
controle over natuurlijke hulpbronnen, essentieel zijn. Daarbij zal
met name prioriteit moeten worden gegeven aan de toekomstige status
van de conflictgevoelige grensgebieden tussen Noord- en Zuid-Soedan,
Abyei, Zuid-Kordofan en Blue Nile. In de discussie over de
voorbereidingen op het referendum en de periode erna zal Nederland
uitdrukkelijk aandacht vragen voor veiligheid. De bescherming van de
burgerbevolking zal een (nog) hogere prioriteit moeten krijgen in het
UNMIS-mandaat (United Nations Missions in Sudan).
S trategische partners
Tijdens de Europese Raad van maart jl. heeft voorzitter Van Rompuy
aangekondigd in september een extra Europese Raad te willen beleggen
tijdens welke zal worden gesproken over de omgang van de Europese Unie
met haar strategische partners. De ministers van Buitenlandse Zaken
zullen ook voor deze bijeenkomst worden uitgenodigd. HV Ashton wil
tijdens de komende RBZ kort spreken over de omgang met strategische
partners. Op het moment van schrijven van deze brief is nog niet
bekend of tijdens de RBZ een inhoudelijke discussie zal worden gevoerd
of dat het om een procedurele bespreking ter voorbereiding van het
verdere traject gaat.
Bij het Gymnich-overleg van maart jl. waren de ministers het erover
eens dat de EU opkomende actoren, zoals China, India en Brazilië,
sterker moet engageren, opdat zij worden aangemoedigd hun
verantwoordelijkheid voor internationale vraagstukken als vrede en
veiligheid, klimaat, handel en ontwikkelingssamenwerking te nemen. Om
hierin te slagen zal de EU een strategische visie op de omgang met
deze landen ontwikkelen. De regering steunt dit voornemen. Om
effectief te zijn, moeten de strategieën differentiëren tussen landen
en de prioriteiten per land vaststellen. De strategieën kunnen eraan
bijdragen dat de positie van de EU op het wereldtoneel sterker wordt.
Dat is noodzakelijk -- de internationale belangen van de EU zijn zo
groot dat de EU het zich niet kan veroorloven internationaal tweede
viool te spelen. Strategische discussies zullen een eensgezinde
Europese stellingname bevorderen. Dit zal de internationale positie
van HV Ashton kunnen versterken. De EU zou zich niet alleen op
economische samenwerking mogen concentreren; zij moet ook de waarden
van de Unie uitdragen.
Indien de discussie inhoudelijk van aard is, zal de regering inbrengen
dat de EU opkomende actoren kan engageren via de reguliere dialogen en
toppen, maar dat de EU ook door meer samen te werken, onder andere in
het kader van GVDB-missies, een actievere en verantwoorde opstelling
van opkomende landen kan stimuleren. Tegelijkertijd moeten we verder
werken aan steviger verankering van alle landen in het mondiale
rechtssysteem. De regering meent dat de EU, als één van de drie grote
actoren in de wereld, bijzondere prioriteit moet geven aan de gebieden
die grenzen aan het eigen grondgebied, dat wil zeggen de Oostelijke
buren, Rusland en de Mediterrane Partners. Deze prioriteitsstelling
volgt uit de natuurlijke betrokkenheid bij de eigen buurlanden.
Daarnaast speelt een rol dat mag worden verwacht dat stabiliteit en
modernisering in nabijgelegen regio's onze veiligheid en economische
groei bevorderen, wat de internationale positie van Europa verder
versterkt. Vanuit deze prioriteitsstelling moet de EU met voorrang
synergieën zoeken met internationale en regionale organisaties die
zich met deze regio's bezighouden, zoals de NAVO, de OVSE en de Raad
van Europa.
Externe middelen EU
Tijdens de lunch zal de Hoge Vertegenwoordiger mogelijk ook kort
willen spreken over de prioriteitstelling bij de inzet van de middelen
die de EU tot haar beschikking heeft voor het voeren van extern
beleid. Nederland zal stellen dat de EU een bijzondere
verantwoordelijkheid heeft bij het bevorderen van welvaart en
stabiliteit bij de (na)buren. Deze politieke prioriteit vertaalt zich
op dit moment ook in de beschikbaarheid van voldoende fondsen voor
deze landen (nabuurschapbeleid en pre-accessiebeleid). Daarnaast zal
Nederland stellen dat de EU ook bijzondere prioriteit moet blijven
toekennen aan de Minst Ontwikkelde Landen en fragiele staten.
Nederland dringt traditioneel daarom ook aan op het verhogen van de
armoedefocus in de ontwikkelingsprogramma's van de EU (Europees
Ontwikkelingsfonds; Development Co-operation Instrument). Ook zal
Nederland onderstrepen dat de enveloppe voor het GBVB-budget adequaat
moet zijn om de GVDB-missies en GBVB-ambities van de EU te kunnen
financieren. Tot slot zal Nederland benadrukken dat de Commissie elk
jaar behoedzaam moet blijven ramen om telkens voldoende budgettaire
ruimte te behouden binnen de marges van Categorie IV van de begroting
("De EU als een mondiale speler") om te kunnen inspelen op nieuwe
politieke prioriteiten die opkomen (bijvoorbeeld Haïti).
Birma
De RBZ zal spreken over de naderende verkiezingen in Birma en de wijze
waarop de EU zich zou moeten inzetten voor een verbetering van het
verkiezingsproces en de mensenrechtensituatie in Birma. De Birmese
autoriteiten hebben zich tot nu toe niet gevoelig getoond voor de
kritiek van de internationale gemeenschap op het gebrek aan
democratisering en respect voor mensenrechten in Birma. De recent
aangenomen kieswetten maken bij voorbaat vrije, eerlijke en voor
iedereen toegankelijke verkiezingen onmogelijk. Deze wetten bepalen
onder andere dat (ex-)gedetineerden zich niet kandidaat mogen stellen,
wat betekent dat vrijwel alle leiders van oppositionele partijen zijn
uitgesloten omdat zij in detentie zijn.
De mensenrechtensituatie in Birma is in de aanloop naar de
verkiezingen niet verbeterd. Er is geen vrijheid van meningsuiting,
vrijheid van vereniging of mediavrijheid. Etnische minderheden worden
onderdrukt en er zijn meer dan 2000 politieke gevangenen.
Tegen deze achtergrond ziet de regering op dit moment geen aanleiding
om de bestaande sancties te versoepelen en kan zij instemmen met
verlenging van het EU-sanctieregime tegen Birma. Pas als er concrete
vooruitgang wordt geboekt op het gebied van mensenrechten en
democratische beginselen ligt versoepeling van sancties in de rede. Om
ook op constructieve wijze democratisering van Birma te bevorderen,
zal de EU proberen een rechtstreekse dialoog met Birma aan te gaan, in
aanvulling op het sanctieregime. De regering meent dat voor een
directe dialoog realistische, lange termijn doelen moeten worden
gesteld en dat een eerste EU-missie grondig moet worden voorbereid.
Uiteraard moet een dergelijke missie voldoende gelegenheid krijgen om
met vertegenwoordigers van oppositiepartijen te spreken.
Iran
Op 8 april jl. zijn de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad
en Duitsland (de zgn. E3+3) in New York begonnen met onderhandelingen
over een nieuwe VNVR-sanctieresolutie jegens Iran. Amerikaanse
regeringsfunctionarissen spraken de verwachting uit dat de
onderhandelingen over een nieuwe sanctieresolutie meerdere weken
zullen duren.
In antwoord op het verzoek van uw Kamer van 1 april jl. (ref. uw
kenmerk 21501-02-957/2010D16522) u te informeren over de actuele stand
van het Iraanse nucleaire programma, bericht ik u dat sinds mijn brief
van 24 maart jl. weinig is veranderd. De Iraanse autoriteiten geven
nog steeds geen blijk te willen voldoen aan de eisen en verzoeken van
de VN-Veiligheidsraad en het IAEA. Dit betekent dat Iran de
verplichting om te stoppen met het verrijken van uranium naast zich
neer blijft leggen. Tevens geeft het voortdurend uitblijven van een
constructieve reactie van Iran op het IAEA-voorstel inzake de Tehran
Research Reactoraan dat Iran nog steeds niet serieus met de
internationale gemeenschap wil spreken over zijn nucleaire programma.
Daarnaast onthulde president Ahmadinejad op 9 april jl. ter
gelegenheid van de jaarlijkse dag van de nucleaire technologie een
nieuwe generatie ultracentrifuges. Volgens Iran zou het gaan om nog
snellere centrifuges voor de verrijking van uranium. Het IAEA zal
moeten verifiëren of deze beweringen met feiten gestaafd kunnen
worden.
De Nederlandse regering betreurt het voortdurend uitblijven van
volledige samenwerking van Iran met het IAEA. De huidige Iraanse
opstelling draagt op generlei wijze bij aan het herstel van het
internationaal vertrouwen in het door Iran geclaimde vredelievende
karakter van zijn nucleaire programma. Iran zou zich spoedigst aan
verdere gesprekken met de E3+3 moeten committeren en moeten voldoen
aan de verplichtingen uit eerdere VN en IAEA-resoluties. Conform het
tweesporenbeleid is de regering van mening dat de voorbereidingen op
mogelijke additionele sanctiemaatregelen voortgezet dienen te worden,
zo lang Iran blijft weigeren op betekenisvolle wijze gehoor te geven
aan de uitnodiging tot een dialoog over de nucleaire ambities.
Besluitvorming over eventuele additionele sancties ligt allereerst bij
de VN-Veiligheidsraad. Mocht in het VNVR-proces geen consensus
mogelijk blijken, dan moet de EU zich bereid tonen om met
gelijkgezinde landen maatregelen te nemen.
Ook in de afgelopen periode is gebleken dat Iran mensenrechten
schendt. Iran heeft de internetcensuur en het storen van mobiele
communicatie en van TV- en radiosignalen nog niet gestaakt. Nederland
zal zich binnen de EU blijven inzetten voor voortgezet krachtig en
zichtbaar protest tegen mensenrechtenschendingen en -- overeenkomstig
de verklaring van de afgelopen Raad -- toewerken naar navenante actie
in EU-verband.Nederland vindt het niet gepast dat een land dat
stelselmatig mensenrechten schendt, lid wordt van de
VN-Mensenrechtenraad. In een brief aan alle VN-lidstaten zal de EU
zich tegen MRR-lidmaatschap van notoire mensenrechtenschenders
uitspreken.
Kirgizië
Mogelijk zullen de ministers spreken over de recente ontwikkelingen in
Kirgizië. Op 6 april jl. verhevigden de protesten tegen de toenemende
prijsstijgingen, corruptie en het repressieve bewind van president
Bakijev. Dit leidde tot gewelddadige botsingen tussen de oppositie en
veiligheidstroepen, waarbij tenminste 81 mensen omkwamen en vele
honderden gewonden vielen. President Bakijev zag zich gedwongen te
vluchten uit de hoofdstad Bisjkek, waarna de oppositie een
interim-regering aanstelde onder leiding van Roza Otoenbajeva, die
eerder actief was als minister van Buitenlandse Zaken en als
ambassadeur in de VS en het VK. De interim-regering is voor een
periode van zes maanden aangesteld waarna verkiezingen zullen worden
gehouden.
HV Ashton heeft namens de EU alle partijen in Kirgizië opgeroepen
terughoudendheid te betrachten, de democratische spelregels te
respecteren en een vreedzame oplossing te vinden. De EU Speciaal
Vertegenwoordiger voor Centraal-Azië, Pierre Morel, is naar Kirgizië
afgereisd voor overleg met de interim-regering. De VN en de OVSE
hebben verklaringen van gelijke strekking afgegeven en eveneens
speciale gezanten naar Kirgizië gezonden.
Gezamenlijke bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken en
ministers van Defensie
Afghanistan
Bij de bespreking over Afghanistan zal ook SG NAVO Rasmussen aanwezig
zijn. Hij zal naar verwachting een terugkoppeling geven van de NAVO
ministeriële in Tallinn, waar de opbouw en versterking van het
Afghaanse leger en de politie op de agenda staan. Nederland zal
tijdens dit deel van de RBZ benadrukken dat dit proces hand in hand
moet gaan met het versterken van het openbaar bestuur in Afghanistan.
Alleen op deze wijze kan gekomen worden tot een verantwoorde
overdracht van verantwoordelijkheden.
Daarnaast zal HV Ashton rapporteren over de implementatie van het
EU-Actieplan voor Afghanistan. Volgens Nederland moet de EU zich
concentreren op beleidsterreinen als goed bestuur, mensenrechten, rule
of lawen corruptiebestrijding. In juni of juli zal in Kaboel een
Afghanistan-conferentie plaatsvinden, die zich zal richten op
concretisering en implementatie van de uitkomsten van de
Afghanistan-conferentie in Londen van januari dit jaar. Het is
wenselijk dat de EU dan concrete resultaten van de uitvoering van het
actieplan kan laten zien.
GVDB-Operaties
Tijdens de gezamenlijke sessie van de ministers van Buitenlandse Zaken
en Defensie zal ook worden gesproken over de lopende GVDB-operaties.
Hierbij zal de aandacht vooral uitgaan naar de operaties EUNAVFOR
Atalanta en EUFOR Althea.
EUNAVFOR Atalanta
Wat betreft operatie Atalanta zal er aandacht zijn voor de resultaten
van de recente maritieme verstoringoperaties van de EU-eenheden voor
de kust van Somalië. Uw Kamer is reeds geïnformeerd over de
significante rol die Hr. Ms. Tromp hierin heeft gespeeld. In totaal
heeft operatie Atalanta in de afgelopen maand ongeveer 150 verdachten
van piraterij ontwapend. De helft van dit aantal heeft Hr. Ms. Tromp
voor zijn rekening genomen. Op dit moment zijn zeven schepen en drie
vliegtuigen actief in operatie Atalanta. De gerichte acties zijn
effectief geweest in het frustreren van piraterijactiviteiten en
hebben een afschrikwekkend effect gehad. Nederland zal informeren naar
de ontwikkelingen op het gebied van regionale berechting en in het
bijzonder ook naar de te nemen actie in vervolg op de Keniase
opzegging van de overdrachtsovereenkomst met de EU voor
piraterijverdachten. Nederland zal daarnaast vragen naar de gesprekken
tussen de EU en Tanzania, Jemen en Mauritius over nog te sluiten
overdrachtsovereenkomsten voor piraterijverdachten. Overigens heeft op
14 april de Zweedse viceadmiraal Thornqvist het commando over operatie
Atalanta overgenomen van de huidige Italiaanse Force CommanderGumiero.
Hr. Ms. Tromp beëindigt op 17 april zijn deelname aan operatie
Atalanta en wordt afgelost door het amfibisch transportschip Hr. Ms.
Johan de Witt.
EUFOR Althea
Zoals in de artikel 100-brief van 23 maart jl. aan de Kamer is
medegedeeld, heeft de RBZ eind januari 2010 besloten tot een hybride
taakstelling voor EUFOR: naast de bestaande executieve taak zal de
missie zich vanaf juni 2010 ook toeleggen op capaciteitsopbouw en
training. De training moet de Bosnische strijdkrachten zelf in staat
stellen om de veiligheid en stabiliteit van Bosnië-Herzegovina te
garanderen en vormt daarmee eveneens een exitstrategie voor het
executieve deel van de missie van EUFOR. De discussie over operatie
Althea zal zich waarschijnlijk vooral richten op de opbouw van de
trainingsmissie en op de periode na de verkiezingen in
Bosnië-Herzegovina die in oktober van dit jaar zullen worden gehouden.
Het recente besluit van de Raad komt tegemoet aan het standpunt van
Nederland dat de EU een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de
garantie van de stabiliteit in Bosnië-Herzegovina en daarmee de regio.
Het eventueel beëindigen van het executieve mandaat van EUFOR na de
verkiezingen wordt later dit jaar door de EU opnieuw afgewogen en
besproken op basis van een evaluatie van de politieke en
veiligheidssituatie.
Bijeenkomst van de ministers van Defensie
EDA Bestuursraad
De Bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap (EDA) zal kennis
nemen van de voorstellen van het EDA voor het werkplan 2011 - 2013.
Het werkplan is gebaseerd op het strategisch raamwerk van het EDA, in
het bijzonder het capaciteitenontwikkelingsplan. Nederland meent dat
de voorstellen een goede basis vormen voor het werk van het EDA in de
komende drie jaar. Internationale samenwerking is belangrijk om de
behoefte aan militaire capaciteiten zo goed mogelijk te kunnen
vervullen, ondanks teruglopende defensiebudgetten. Nederland meent
echter dat het EDA nog scherper prioriteiten zal moeten stellen, ook
om een stijging van het budget te voorkomen.
De Bestuursraad zal voorts besluiten over de start van een gezamenlijk
investeringsprogramma in EDA-kader, dat deel uit zal maken van een
bredere samenwerking met de Europese Commissie en het European Space
Agency(ESA). De onderwerpen van het programma zijn bescherming tegen
CBRN-dreigingen (Chemisch, Biologisch, Radiologisch en Nucleair),
onbemande luchtsystemen en situational awareness. Nederland kan
instemmen met het voorstel, evenals met het voorstel voor een project
voor een Counter-IED demonstrator (Improvised Explosive Devise).
De ministers van Defensie zullen tevens spreken over de toekomst van
defensieonderzoek onder het Verdrag van Lissabon. Het Verdrag opent de
mogelijkheid om defensieonderzoek te doen uit middelen van de Unie.
Dat zou een aanvulling zijn op het bestaande kaderprogramma voor
veiligheidsonderzoek dat onder de Europese Commissie valt. Nederland
staat in principe positief tegenover een pilot in de vorm van een
`preparatory action for Defence Research'. Voorwaarde is wel dat het
programma wordt ontwikkeld in samenspraak met ministers van Defensie
om zeker te stellen dat de behoefte aan militaire capaciteiten leidend
blijft. Dat is zowel in het belang van het GVDB als van de Europese
defensiegerelateerde industrie.
Het eindrapport van de wise pengroep over maritieme surveillance ligt
eveneens voor aan de Bestuursraad. Nederland steunt de analyse die in
dat rapport wordt gemaakt waarin ondermeer wordt gepleit voor een
regionale aanpak om maritieme surveillance te verbeteren en wordt
ingegaan op een beter gebruik van nieuwe technologieën. Nederland
steunt de aanbevelingen die door de wise pengroep worden gedaan, met
uitzondering van de aanbeveling om een centrale Europese organisatie
voor maritieme surveillance op te richten aangezien dat een onnodige
extra bestuurslaag zou creëren.
Capaciteiten
Maritime Security
In het verlengde van de discussie over maritieme surveillance zullen
de ministers van Defensie ook spreken over maritime security. Het
Spaanse voorzitterschap heeft de lidstaten opgeroepen na te denken
over betere samenwerking in het maritieme domein op het gebied van
veiligheid. Hiertoe zou een maritieme veiligheidsstrategie moeten
worden opgesteld, zou informatie-uitwisseling en samenwerking tussen
de militaire en de civiele actoren binnen het maritieme domein (in de
nationale context betreft dit de Koninklijke marine, de Koninklijke
marechaussee, de kustwacht, de politie, de douane, etc.) moeten worden
geïntensiveerd. Nederland steunt een verbeterde maritieme samenwerking
op dit vlak, maar wil hierbij opmerken dat dit niet moet leiden tot
het stellen van behoeften voor nieuwe capaciteiten. Een maritieme
veiligheidsstrategie zou wel in overeenstemming moeten zijn met de
reeds bestaande Europese Veiligheidsstrategie en met het blauwboek
geïntegreerd maritiem beleid dat onder verantwoordelijkheid van de
Europese Commissie is opgesteld. De NAVO werkt momenteel aan een
vergelijkbaar initiatief. Het is daarom van belang dat de EU en de
NAVO nauw samenwerken en elkaar ook op dit terrein niet beconcurreren,
maar versterken.
Rampenbestrijding
Naar aanleiding van de respons op de aardbeving in Haïti is door
verschillende lidstaten en de Commissie verdergaande EU-coördinatie
bepleit van de inzet van civiele, humanitaire en ook militaire
middelen door de EU in humanitaire noodsituaties. Het Mechanisme voor
Civiele Bescherming (nu onder DG Humanitarian Aid and Crisis Response)
van de EU bestaat sinds 2001 en is in 2005 herzien. Via dit mechanisme
coördineert de EU de inzet van civiele beschermingsmiddelen door
lidstaten in respons op rampen binnen en buiten de EU. Hoewel uit
evaluaties van deze civiele beschermingsmissies blijkt dat het
Mechanisme goed functioneert, is een aantal lidstaten van mening dat
de EU onvoldoende zichtbaar en effectief is op het terrein van
rampenbestrijding. Nederland is van mening dat in eerste instantie de
Verenigde Naties verantwoordelijk is voor de coördinatie van
internationale hulpverlening. Daarnaast is Nederland van mening dat
initiatieven voor versterking van de EU-rampenrespons niet moeten
leiden tot een extra coördinatielaag, waarmee afbreuk zou kunnen
worden gedaan aan de snelheid en effectiviteit van de internationale
hulpverlening.
1 Deze passage vervangt een regulier BNC-fiche.
Ministerie van Buitenlandse Zaken