Op zoek naar de perfecte match tussen studieboek en brein
Voor het blad Science (23 april) schreef Leids hoogleraar pedagogiek
Paul van den Broek een review artikel over het onderwerp âstuderend
lezenâ. Een paar doâs and donâts voor auteurs van studieteksten: laat
irrelevante plaatjes weg en maak teksten soms expres een beetje
onsamenhangend.
Het lezende brein
Het âLandscape modelâ, gebaseerd op onderzoek van Paul van den Broek
e.a. Dit is een computersimulatie van activaties tijdens het lezen van
een verhalende tekst over een ridder, een prinses en een draak. De
simulatie laat met pieken en dalen zien in welke mate tekstelementen en
achtergrondkennis tegelijkertijd worden geactiveerd, en dus in het
werkgeheugen vertegenwoordigd zijn, tijdens het lezen van 13 zinnen uit
het verhaal (Met dank aan Science).
Het âLandscape modelâ, gebaseerd op onderzoek van Paul van den Broek
e.a. Dit is een computersimulatie van activaties tijdens het lezen van
een verhalende tekst over een ridder, een prinses en een draak. De
simulatie laat met pieken en dalen zien in welke mate tekstelementen en
achtergrondkennis tegelijkertijd worden geactiveerd, en dus in het
werkgeheugen vertegenwoordigd zijn, tijdens het lezen van 13 zinnen uit
het verhaal (Met dank aan Science).
Het wetenschappelijke topblad Science wijdt in het nummer van 23 april
een speciale sectie aan het onderwerp âScience, Language and Literacyâ.
Science en moederorganizatie AAAS zijn namelijk bezorgd over de kennis
van (natuur)wetenschappellijke concepten bij studenten en het brede
publiek.
Modellen voor verhalende teksten
Paul van den Broek, Leids hoogleraar pedagogiek, doet aan de
universiteiten van Leiden en Minnesota onderzoek naar cognitieve en
neurologische factoren in leren en lezen. In zijn artikel in Science
laat hij zien hoe modellen, ontwikkeld om inzicht te krijgen in het
lezen van verhalende teksten, ook gebruikt kunnen worden om te
begrijpen hoe wetenschappelijke teksten worden verwerkt. Onderzoekers
maken daarbij gebruik van een gevarieerd instrumentarium: ze
registreren bijvoorbeeld oogbewegingen van lezers, en zien daarmee
welke relaties de lezer legt in een tekst, dus welke tekstelementen
tegelijk worden geactiveerd in het brein.
Leren uit teksten
Blokken voor tentamens, colleges voorbereiden. Het betekent nog steeds
vooral: teksten lezen. Soms verwerk je de inhoud geboeid en bijna
moeiteloos, soms wil het maar niet lukken. De een kan het goed, de
ander zwoegt. Waar ligt dat aan? Wat gebeurt er in de hersenen bij het
leren uit teksten? En wat kunnen de schrijvers van die teksten eraan
doen om het leerproces zo effectief en efficiënt mogelijk te laten
verlopen? Van den Broek: âDe staat van kennis over wat er precies
gebeurt tijdens het begrijpen van teksten is nu dermate verdiept dat
het mogelijk is om praktische implicaties voor te stellen en te
onderzoeken.â
Beperkt werkgeheugen
De grote vraag is: hoe wordt een zinvolle âmentale representatieâ
gefilterd uit de opeenvolging van woorden, zinnen en alineaâs in een
boek of artikel? Hoe wordt nieuwe kennis verkregen en bestaande kennis
aangepast? Hoe sluit een tekst aan bij de kennis en competenties van de
lezer?
Behoefte aan coherentie
Studeren met behulp van teksten is een voortdurende balans tussen de
behoefte van de lezer aan coherentie aan de ene, en zijn beperkte
werkgeheugen aan de andere kant, zo stelt een veelgebruikt model. De
inhoud van dat werkgeheugen wordt steeds opnieuw ververst. Dat betekent
dat de lezer onmogelijk alle relaties tussen woorden en passages in een
tekst in zijn werkgeheugen opgeslagen kan houden. Ook is er beperkte
plaats voor alle aanwezige achtergrondkennis.
Tips voor de schrijver
Een schrijver kan daar rekening mee houden mee houden, schrijft Van den
Broek. Bijvoorbeeld door elementen in de tekst die met elkaar verband
houden op korte afstand van elkaar te plaatsen. Of door voor hetzelfde
begrip steeds ook hetzelfde woord te gebruiken in plaats van
synoniemen.
Soms graag wat minder samenhang
Ook kan een auteur rekening houden met zijn doelgroep. Zo is gebleken
dat doorgewinterde lezers met veel achtergrondkennis een tekst die een
tikje onsamenhangend is beter onthouden dan een uiterst coherente
tekst. Van den Broek, bij navraag: âDie onsamenhangendheid zet de lezer
aan tot het zoeken van diepere relaties. Als hij daarin slaagt maakt
hij een mentaal plaatje dat rijker en diepgaander is. Een zwakke lezer
zal dat niet lukken, en voor zwakke lezers is een tekst met veel
samenhang dus het devies.â
Bestaande inzichten wijzigen
Veel lastiger dan het opnemen van nieuwe informatie is vaak het
wijzigen van onjuiste inzichten, zo blijkt uit onderzoek. In dit geval
werkt het alleen presenteren van de nieuwe inzichten niet goed. Daar
zijn ingesleten denkbeelden te hardnekkig voor. Het beste is om zowel
het verouderde als het nieuwe inzicht naast elkaar aan te bieden en
duidelijk als zodanig te benoemen.
Liever geen anekdotes
Anekdotes om de aandacht te trekken, plaatjes die uitsluitend bedoeld
zijn om het geheel âop te leukenâ: heel voorzichtig mee zijn, schrijft
Van den Broek. Ze kunnen namelijk heel goed afleiden. Aandacht en
werkgeheugen zijn er te kostbaar voor. Als het echt nodig is,
bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat iemand überhaupt aan een tekst
begint, wees er dan spaarzaam mee en markeer ze duidelijk als
afzonderlijk onderdeel.
Verschil van mening met de redactie
Houdt Van den Broek zich aan zijn eigen regels? âIk probeer het welâ,
zegt hij, âik heb in dit artikel zelf ook getracht er rekening mee te
houden, door bijvoorbeeld consistent dezelfde termen voor dezelfde
concepten te gebruiken, causale relaties te benoemen en gerelateerde
concepten dicht bij elkaar te zetten met het oog op de
aandachtsspanne.â Er waren ook een paar dingen waarover hij met de
redactie van mening verschilde. âHet plaatje van een eyetracker was
bijvoorbeeld niet relevant voor het begrip van de tekst. Maar de
redactie gaf aan dat het wel de aandacht trekt van iemand die door het
tijdschrift bladert en dus naar het artikel kan worden getrokken. Dus
OK, maar verwijs dan vervolgens in de tekst niet naar het plaatje,
omdat dat het begrijpend lezen zou interrumperen.â
Verder onderzoek
Onderzoek naar cognitieve processen gedurende het lezen heeft al veel
belangrijke inzichten opgeleverd, zo besluit Van den Broek. Maar er is
nog veel te doen. Hoe worden relatieketens verwerkt die te lang of te
complex zijn om in het werkgeheugen op te slaan? Onder welke
omstandigheden worden misvattingen het beste weggenomen door een tekst?
Grote winst van het onderzoek tot dusver is dat we nu weten dat de
basisprocessen hetzelfde zijn, of het nu gaat om het lezen van
verhalende teksten of informatieve teksten. Maar de specifieke
implicaties van die inzichten kunnen voor ieder teksttype anders zijn.
Daar moet dus meer en fijnmazig onderzoek naar worden gedaan.
Paul van den Broek, Using Texts in Science Education: Cognitive
Processes and Knowledge Representation, Science 23 April 2010:
Vol. 328. no. 5977, pp. 453 â 456.
Het artikel
De hele themasectie
Paul van den Broek is hoogleraar in Leiden, met als leeropdracht
âPedagogische Wetenschappen, in het bijzonder de cognitieve en
neurobiologische achtergronden van leren en docerenâ. Ook is hij een
van de trekkers van het interdisciplinaire universitaire
onderzoeksprofielgebied Brain Function and Dysfunction over the
Lifespan. Hij is verbonden aan het Instituut Pedagogische Wetenschappen
van de Faculteit Sociale Wetenschappen en is daarnaast actief in het
interfacultaire Leiden Institute for Brain & Cognition (LIBC) en in
LIBC-Junior. Dat laatste bestudeert in interdisciplinair verband het
brein in ontwikkeling. Van den Broek is ook verbonden aan de University
of Minnesota.
Zie ook: Moeilijk lezende breinen (Nieuwsbrief Universiteit Leiden
20-10-2009)
Universiteit Leiden