beantwoording vragen van het lid Blom over het toepassen van Europese
regelgeving met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers
Kamerbrief inzake beantwoording vragen van het lid Blom over het toepassen
van Europese regelgeving met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers
Kamerbrief | 28 april 2010
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Blom over het toepassen van Europese regelgeving
met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers. Deze vragen werden
ingezonden op 7 april 2010 met kenmerk 2010Z06175.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op
vragen van het lid Blom (PvdA) over het toepassen van Europese
regelgeving met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de brief van de heer Louw d.d. 17 juli 2009?
Antwoord
Ja
Vraag 2
Deelt u de mening dat de wijze waarop de Europese regels in deze zaak
gehanteerd zijn, in strijd zijn met het doel waarvoor zij zijn gesteld?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Deelt u de mening dat de heer Louw het slachtoffer is geworden van het
verkeerd gebruiken van de Europese regels met betrekking tot het vrij
verkeer van werknemers? Zo nee, waarom niet?
Vraag 4
Deelt u de mening dat, wanneer achteraf sprake mocht zijn van het
verkeerd toepassen van Europese regelgeving of een goedgekeurde
screening door de Zweedse overheid bij nader inzien onjuist is geweest,
de getroffen werknemers schadeloos gesteld zou dienen te worden? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord vragen 2 t/m 4
In deze zaak is mogelijk sprake van het niet juist toepassen van de
Europese regelgeving inzake vrij verkeer van werknemers binnen de Unie
(art. 45 VWEU).
Op basis van de beschikbare gegevens is het niet mogelijk om een
volledige juridische analyse te maken. Voor zover in deze zaak sprake
zou zijn van het niet juist toepassen van de Europese regegeving
betreft
het hier bovendien een arbeidsrechtelijke zaak. Het is niet aan de
Nederlandse regering om uitspraken te doen over de juiste toepassing
van
het Europese recht in een nationale Zweedse context.
Het is aan de Zweedse rechter om te bepalen of hier sprake is van
strijd met het Europese recht en om eventueel prejudiciële vragen te
stellen aan het Europees Hof van Justitie over de uitlegging van het
Europese recht in deze concrete situatie. Elke nationale rechter kan
prejudiciële vragen stellen, de hoogste nationale rechter is hiertoe
zelfs verplicht. De klager kan in de nationale rechtsgang op elk moment
de nationale rechter verzoeken hiertoe over te gaan.
Vraag 5
Bent u bereid over deze zaak contact op te nemen met uw Zweedse
ambtgenoot, teneinde te komen tot een voor partijen bevredigende
oplossing? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het is niet aan de Nederlandse regering om uitspraken te doen over deze
zaak of zich hierin te mengen, gezien het civielrechtelijke karakter.
De nationale rechtsgang in Zweden zal nog moeten worden doorlopen.
Overigens hebben mijn Ministerie en de Nederlandse ambassade in
Stockholm sinds 2005 de heer Louw regelmatig te woord gestaan en, voor
zover dit binnen de beperkte mogelijkheden lag, geadviseerd.
Ministerie van Buitenlandse Zaken