Europees Hof v Justitie


Gerecht van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 39/10 Luxemburg, 28 april 2010 Arrest in zaken T-446/05, T-448/05, T-452/05 en gevoegde zaken T-456/05 en T-457/05 Amann & Söhne GmbH & Co. en Cousin Filterie SAS, Oxley Threads Ltd, Pers en Voorlichting Belgian Sewing Thread (NV), Gütermann AG, Zwicky & Co. AG/ Commissie

Het Gerecht handhaaft de geldboeten van in totaal 23,44 miljoen EUR die aan vijf ondernemingen zijn opgelegd wegens hun deelneming aan kartels op de markten voor industrieel garen Het verlaagt echter het bedrag van de aan Belgian Sewing Thread opgelegde geldboete van 980 000 EUR naar 856 800 EUR wegens de medewerking die zij aan het onderzoek heeft verleend Bij beschikking van 14 september 20051 heeft de Commissie aan bepaalde producenten geldboeten opgelegd omdat zij in strijd met de mededingingsregels hadden deelgenomen aan kartels op de markten voor industrieel garen.
De Commissie heeft op basis van de door haar gevonden bewijzen het bestaan van drie mededingingsregelingen vastgesteld. De eerste betreft de markt voor garen voor industriële afnemers in het Verenigd Koninkrijk en is niet bestraft omdat de mogelijkheid om een geldboete op te leggen was verjaard. De tweede mededingingsregeling ­ waaraan Oxley Threads (Verenigd Koninkrijk), Cousin Filterie (Frankrijk) en Amann & Söhne (Duitsland) van mei 1998 tot 15 mei 2000 hebben deelgenomen ­ betreft de markt voor garen voor de automobielsector in de Europese Economische Ruimte (EER). De derde mededingingsregeling ­ waaraan Belgian Sewing Thread (BST ­ België), Amann, Gütermann (Duitsland) en Zwicky (Zwitserland) hebben deelgenomen, de eerste drie ondernemingen van januari 1990 tot september 2001 en Zwicky van januari 1990 tot november 2000 ­ heeft betrekking op de markt voor garen voor industriële afnemers in de Benelux en de Noordse landen.
Wat de twee laatstgenoemde markten betreft, verwijt de Commissie de garenproducenten dat zij regelmatig zijn bijeengekomen om akkoorden te sluiten over prijsverhogingen of richtprijzen, om gevoelige informatie over prijslijsten of de aan de verschillende klanten in rekening gebrachte prijzen uit te wisselen, om onderbieding van de prijzen van de gevestigde leverancier te voorkomen en om de clientèle onder elkaar te verdelen. De Commissie heeft Amann en Cousin hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een geldboete van
4,89 miljoen EUR. Bovendien heeft zij Amann een aanvullende geldboete van 13,09 miljoen EUR opgelegd wegens haar deelneming aan de mededingingsregeling op de markt van de Benelux en de Noordse landen. Oxley is veroordeeld tot betaling van een bedrag van 1,27 miljoen EUR. Voorts heeft de Commissie BST een geldboete van 0,98 miljoen EUR opgelegd, Gütermann een geldboete van 4,02 miljoen EUR en Zwicky een geldboete van 0,17 miljoen EUR. Deze ondernemingen hebben het Gerecht verzocht, ofwel de beschikking van de Commissie nietig te verklaren, ofwel het bedrag van hun geldboeten te verlagen. Het Gerecht verwerpt om te beginnen de argumenten die deze ondernemingen aanvoeren met het oog op de nietigverklaring van de beschikking.


1 Beschikking C(2005) 3452 van de Commissie van 14 september 2005 inzake een procedure op grond van artikel 81 en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/38.337 ­ PO/Garen), zoals gewijzigd bij beschikking C(2005) 3765 van de Commissie van 13 oktober 2005 (PB 2008, C 21, blz. 10).




Voorts herinnert het Gerecht er in antwoord op het verzoek van BST tot verlaging van haar geldboete aan dat het bedrag van de geldboete kan worden verlaagd wanneer een onderneming heeft meegewerkt aan het onderzoek. In casu heeft BST in eerste instantie een verlaging van 20 % gekregen omdat zij de Commissie bewijsmateriaal had verstrekt dat haar aanzienlijk had geholpen om de inbreuken vast te stellen. Bovendien heeft zij de feiten waarop de Commissie haar beschuldigingen heeft gebaseerd, niet fundamenteel betwist. Naar het oordeel van het Gerecht is de verlaging van 20 % ontoereikend, aangezien de Commissie vaak verwijst naar de door BST overgelegde stukken, wat het belang van deze bewijzen aantoont. Het Gerecht merkt op dat de geldboete van Amann, Gütermann en Zwicky met 15 % is verlaagd, hoewel de Commissie de door hen verleende medewerking in vergelijking met die van verzoekster niet als nuttig heeft beschouwd. Het Gerecht komt tot de conclusie dat het verschil tussen de aan BST toegekende verlaging en de aan de drie andere ondernemingen toegekende verlaging onredelijk klein is, aangezien deze laatste ondernemingen tijdens de administratieve procedure geen bijzondere inspanningen hebben verricht.
Bijgevolg kent het Gerecht BST een aanvullende verlaging van 10 % toe, naast de initiële verlaging van 20 % die de Commissie reeds had verleend, en stelt het het bedrag van de geldboete vast op 856 800 EUR.
Wat Amann, Cousin, Oxley, Gütermann et Zwicky betreft, bevestigt het Gerecht de beschikking van de Commissie en handhaaft het het bedrag van de opgelegde geldboeten.

NOTA BENE: Tegen de beslissing van het Gerecht kan binnen een termijn van twee maanden vanaf de betekening ervan een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld bij het Hof.

NOTA BENE: Het beroep tot nietigverklaring strekt tot nietigverklaring van met het recht van de Unie strijdige handelingen van de instellingen van de Unie. Onder bepaalde voorwaarden kunnen de lidstaten, de Europese instellingen en particulieren bij het Hof van Justitie of het Gerecht een beroep tot nietigverklaring instellen. Indien het beroep gegrond is, wordt de handeling nietig verklaard. De betrokken instelling moet in voorkomend geval voorzien in de door de nietigverklaring van de handeling ontstane leemte in de regelgeving.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Gerecht niet bindt. De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170