Datum 28 april 2010 -
Vervolgbrief AO maart 2010
Geachte voorzitter,
In de schriftelijke antwoorden naar aanleiding van het Algemeen Overleg
Binnenvaart van 17 maart 2010 kondigde ik aan, uw Kamer dit voorjaar nader te
informeren over de mogelijkheid voor personen die aan één oor doof zijn om een
klein vaarbewijs voor de pleziervaart te verkrijgen. Met deze brief geef ik invulling
aan deze toezegging. Daarbij ga ik tevens in op de mogelijkheden een klein
vaarbewijs te verkrijgen voor personen die in hen bewegen beperkt zijn.
Daarnaast informeer ik uw Kamer nader over de stand van zaken met betrekking
tot diverse initiatieven en maatregelen die ik heb genomen om de binnenvaart als
beroepssector aantrekkelijker te maken en te houden voor nieuwe en bestaande
schippers. Ook hiermee kom ik tegemoet aan een eerder door de Staatssecretaris
van Verkeer en Waterstaat gedane toezegging aan uw Kamer.
Klein vaarbewijs bij doofheid aan één oor en bewegingsbeperkingen
Op verzoek van uw Kamer heb ik onderzocht of er mogelijkheden zijn voor een
bevredigende oplossing voor het probleem dat mensen die doof zijn aan één oor
niet in aanmerking komen voor een klein vaarbewijs voor de pleziervaart. Ik heb
hierover ook advies gevraagd aan de Domeinadviescommissie van de VAMEX, de
organisatie die de examens voor het klein vaarbewijs organiseert en de
vaarbewijzen afgeeft.
Conclusie van het advies was dat het verantwoord is om aan mensen met
doofheid aan een oor het klein vaarbewijs te verstrekken mits het andere oor wel
aan de minimale eisen voldoet. Op grond daarvan heb ik besloten om, conform de
wens van uw Kamer, over te gaan tot een wijziging van bijlage 6.1
(Keuringsaanwijzingen en keuringseisen) van de Binnenvaartregeling. Aldus wordt
het voor personen die aan één oor doof zijn mogelijk voor het klein vaarbewijs
ten behoeve van de pleziervaart medisch te worden goedgekeurd. Deze wijziging
treedt met terugwerkende kracht per 1 april 2010 in werking. In overleg met de
medische adviseur Scheepvaart van mijn ministerie heb ik besloten de
gehooreisen in geval van één functionerend oor aan te scherpen teneinde de
veiligheid op het water voldoende te kunnen waarborgen. Medische goedkeuring
kan plaatsvinden als het gehoorverlies van het functionerende oor de gemiddelde
a
agina 1 van 4
P
waarde van 30 dB(A) niet overschrijdt. Hiermee wordt bovendien aangesloten bij
Datum
bepalingen in de zeevaart. 28 april 2010
Om het in de toekomst ook voor de beroepsvaart mogelijk te maken dat een Ons kenmerk
persoon die aan één oor doof is voor het vaarbewijs medisch wordt goedgekeurd, VENW/DGLM-2010/1673
is overeenstemming in de Centrale Rijnvaartcommissie (CCR) noodzakelijk. Ik zal
daartoe in de CCR binnenkort het initiatief nemen.
De Domeinadviescommissie van de VAMEX heeft voorts ten aanzien van andere
handicaps geadviseerd voor de goedkeuring voor het klein vaarbewijs een
systeem te hanteren zoals dat bij het wegverkeer wordt toegepast, namelijk een
systeem van beperkingen en ontheffingen waarbij bepaalde randvoorwaarden
kunnen worden gesteld.
De huidige binnenvaartregelgeving biedt al mogelijkheden om personen met
lichamelijke beperkingen voor het klein vaarbewijs goed te keuren. Daarvoor
moet de regelgeving wel soepel worden geïnterpreteerd. Ik ben daarom
voornemens om de regelgeving op dit punt zodanig te verduidelijken dat daaruit
meer vanzelfsprekend dan nu voortvloeit dat personen met een
bewegingsbeperking, eventueel onder de voorwaarde van aanpassingen aan het
vaartuig of persoon, voor het klein vaarbewijs dat voor de pleziervaart wordt
gebruikt medisch kunnen worden goedgekeurd. Er zal daarbij een splitsing
aangebracht worden tussen beroeps- en pleziervaart, omdat de feitelijke situatie
aan boord en de gevaarzetting nogal verschillen. Ik zal ook dit punt voor de
beroepsvaart binnenkort in de CCR aan de orde stellen.
Tevens zal ik bezien of voor personen bij wie niet direct duidelijk is dat met een
aanpassing aan het vaartuig en/of aan de persoon veilig kan worden gevaren, de
systematiek van het wegverkeer kan worden gevolgd. Dat wil zeggen, dat door
een ergonomisch deskundige ter plaatse wordt bezien of in een dergelijke situatie
de veiligheid voldoende gewaarborgd is.
Maatregelen om de binnenvaartsector aantrekkelijker te maken
Bevordering zij-instromers en nieuwe werknemers
Het is een uitdaging de sector aantrekkelijker te maken voor (nieuwe)
werknemers. Daartoe voert het Onderwijs Centrum Binnenvaart (OCB), het
Expertise- en innovatieCentrum Binnenvaart (EICB) en Agentschap NL, in
opdracht van mijn Ministerie het Educatieprogramma Binnenvaart uit. Als
onderdeel van dit programma is door mij per 1-11-2008 t/m 31-12-2012 een
Educatiefonds ten bedrage van 2.000.000,- beschikbaar gesteld. Hiermee
beschikt de sector over de benodigde middelen om nieuwe ambities te realiseren.
Voor een goede toedeling van de financiële middelen is het van belang dat de
binnenvaart een integrale visie op arbeidsmarkt en scholing vaststelt. Het EICB en
het OCB hebben hiertoe in januari 2010 het rapport "Visie op arbeidsmarkt en
scholing" gepresenteerd.
In de Binnenvaartwet, die op 1 juli 2009 in werking is getreden, is het mogelijk
gemaakt om door middel van een praktijkexamen de vaartijd benodigd voor het
verkrijgen van een groot vaarbewijs met maximaal drie jaren te verminderen.
Hierdoor wordt het in de nabije toekomst voor de zogenaamde "zij-instromers"
gemakkelijker om een groot of beperkt groot vaarbewijs te halen.
In opdracht van werkgevers en werknemers in de binnenvaart wordt momenteel,
met geld uit voornoemde educatiefonds, bezien hoe dit praktijkexamen vorm
moet worden gegeven. Daarbij komt ook het gebruik van simulatoren aan de
agina 2 van 4
P
orde. Ook in de CCR wordt de mogelijkheid van het gebruik van simulatoren
Datum
bezien. 28 april 2010
Ons kenmerk
Flexibiliteit bemanningsregeling (vaar- en rusttijden) en groot vaarbewijs plicht VENW/DGLM-2010/1673
De bestaande, in de regelgeving verankerde, flexibiliteit ten aanzien van
bemanningsvereisten en vaar- en rusttijden, mede in de vorm van vrijstellings-
en ontheffingsmogelijkheden, wordt nu reeds zo ruim mogelijk toegepast.
Zo wordt op dit moment gewerkt aan een verlichting van de bemanningseisen
voor schepen met een lengte tot 86 meter.
Voorts is voor het varen met rondvaartboten van het Amsterdamse grachtentype,
in samenspraak met de binnenvaartbranche, de mogelijkheid geopend om
vrijstelling te verkrijgen van de verplichting in het bezit te zijn van een groot
vaarbewijs. Een vrijstelling wordt gegeven aan diegenen die in het bezit zijn van
het nieuw ontwikkelde diploma Schipper rondvaartboot beperkt vaargebied.
Uitbreiden ligplaatsen en afzetplaatsen
Ligplaatsen vormen een belangrijk onderdeel voor het zakelijke en sociale
functioneren van de binnenvaart. De capaciteit aan ligplaatsen wordt in het
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) dan ook
uitgebreid onderzocht en waar nodig aangepakt. Zo lopen er momenteel MIRT-
studies naar de ligplaatsproblematiek op de Waal, de Merwedes, de IJssel en de
routes tussen Amsterdam en Rotterdam naar Noord-Nederland en België. Daarbij
wordt ook gekeken of het toevoegen van bijvoorbeeld auto-afzetplaatsen nodig is.
De laatste jaren zijn er in het kader van amendement Gerkens/vd. Staaij (30800
A nr 25) inmiddels ook een flink aantal ligplaatsen en auto-afzetplaatsen
gerealiseerd op de rijksvaarwegen. Op dit moment wordt er met de beschikbaar
gestelde gelden uit het aanvullende Beleidsakkoord verder gewerkt aan
uitbreiding van ligplaatsen aan de Rietbaan, de IJssel, bij Durgerdam en bij
Zwartsluis.
Daarnaast wordt er in het kader van de visie Verkeersmanagement 2020 bij het
beheer door Rijkswaterstaat ook breder bezien waar ligplaatsen ontbreken en
waar kwaliteitsverbetering nodig is.
Vermindering lastendruk
Sinds de inwerkingtreding van de Binnenvaartwet is er voor de binnenvaart een
lastenverlichting gerealiseerd door middel van ICT-toepassingen. Zo is het op dit
moment mogelijk bepaalde aanvraagformulieren te downloaden van de website
van de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Daarnaast is met ingang van 1 januari
2010 een database in gebruik genomen, die het mogelijk maakt te bepalen welke
schepen wel en welke schepen niet voor een controle hoeven te worden bezocht.
De toezichtlast voor de binnenvaart is hierdoor aanzienlijk afgenomen.
In de CCR is gepland te bezien in hoeverre het mogelijk is de registratie van
gegevens, die momenteel in het vaartijdenboek en het dienstboekje handmatig
worden vastgelegd, te automatiseren door middel van een digitale tachograaf.
Deze zou dan de vaar- en rusttijden en de vaartijd van de verschillende
bemanningsleden registreren op een persoonsgebonden card, die door de
desbetreffende autoriteiten kan worden uitgelezen. De sector staat hier achter
omdat hierdoor een aanmerkelijke verlichting van de administratieve lasten wordt
gerealiseerd. Een en ander maakt deel uit van het Actieprogramma behorend bij
het Convenant Binnenvaart dat eind 2006 tussen de Minister van Verkeer en
Waterstaat en de branchepartijen is afgesloten en dat nog loopt tot en met 31
december 2011.
agina 3 van 4
P
Datum
28 april 2010
Ik ben van mening dat de afgelopen periode in goede samenwerking met de Ons kenmerk
sector flinke stappen zijn gezet om het binnenvaartberoep aantrekkelijker te VENW/DGLM-2010/1673
maken, zowel voor nieuwkomers als voor bestaande schippers. Ook in de
flexibilisering van de bemanningsregelgeving en het terugdringen van de
lastendruk is concrete voortgang geboekt. Ik ben voornemens om voortvarend op
de ingeslagen weg verder te gaan, zowel nationaal als voor wat betreft mijn inzet
in de CCR.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
agina 4 van 4
P
Ministerie van Verkeer en Waterstaat