Koninklijke Onderscheiding voor vier RUG-medewerkers
Datum: 29 april 2010
Donderdag 29 april 2010 ontvangen drie personen op voordracht van de
Rijksuniversiteit Groningen een Koninklijke Onderscheiding. Prof.dr.
C.G.M. Sterks wordt gedecoreerd als Ridder in de Orde van Oranje
Nassau. Tot Officier in de Orde van Oranje Nassau worden benoemd
prof.dr. H. Renner en prof.dr. J. Zaagsma. De door de RUG voorgedragen
decorandi krijgen hun onderscheiding donderdagochtend uitgereikt in het
Groninger Stadhuis en in Herberg Oud Gemeentehuis in Eelde. Prof.dr. L.
de Jong-van den Berg heeft ook een onderscheiding toegekend gekregen.
In verband met haar afwezigheid wordt de onderscheiding aan haar op een
nader te bepalen moment uitgereikt.
Mevrouw prof.dr. L. de Jong-van den Berg
Lolkje de Jong-van den Berg (Westhem, 1947), hoogleraar Sociale
Farmacie en Farmacoepidemiologie aan de Rijksuniversiteit Groningen,
heeft de farmacie zowel nationaal als internationaal vernieuwende
impulsen gegeven door het versterken van de sociale, epidemiologische
en communicatieve aspecten van het vakgebied. Een concreet resultaat
van haar werk is bijvoorbeeld dat vooral door haar inspanningen het
gebruik van foliumzuur rond de conceptie, ter voorkoming van een 'open
ruggetje', in Nederland algemeen is ingevoerd.
De Jong-van den Berg is de drijvende kracht geweest bij de vernieuwing
van de apothekersopleiding aan de Rijksuniversiteit Groningen in de
jaren tachtig. Naast een gedegen farmacotherapeutische kennis diende de
apotheker naar haar mening over vaardigheden te beschikken die
communicatie over juist gebruik van geneesmiddelen in al zijn facetten
mogelijk moest maken. Binnen de opleiding kreeg communicatie met
patiënten, artsen en collega-apothekers een sleutelfunctie. Vakken als
farmacoepidemiologie, farmaceutische patiëntenzorg en farmacovigilantie
hebben nu een prominente plaats in het curriculum. Internationaal
gezien staat door deze veranderingen de farmacie-opleiding en de
uitoefening van het beroep van apotheker in Nederland op een hoog
niveau. De Jong-van den Berg is momenteel voorzitter van de
Opleidingscommissie Farmacie en Farmaceutische Wetenschappen en lid van
het Ontwikkelteam Farmacie. In beide rollen levert ze nog steeds een
continue bijdrage aan veranderingen en bijstellingen van het curriculum
en aan de kwaliteitszorg van het farmacie-onderwijs aan de
Rijksuniversiteit Groningen.
De Jong-van den Berg is voorzitter van de vakgroep Sociale Farmacie en
Farmacoepidemiologie. De totstandkoming van deze vakgroep begin jaren
negentig is vooral aan haar te danken. De meer patiëntgerichte aanpak,
door middel van voorlichting - en communicatie in het algemeen - is
overal in haar onderwijs en onderzoek aanwezig.
In haar onderwijs en onderzoek pleit zij steeds voor een kritische
houding ten opzichte van geneesmiddelengebruik en de farmaceutische
industrie. De Jong-van den Berg heeft zich altijd onafhankelijk
opgesteld jegens de farmaceutische industrie. Zij is zeer terughoudend
in het gebruiken van onderzoeksgeld beschikbaar gesteld door deze
bedrijfstak. Haar onderzoekslijn is zeer productief, van goede
kwaliteit en sterk Europees gericht. Zij publiceert veel in de vakpers,
waardoor zij behoort tot de landelijke opiniemakers. Daarnaast wordt
zij veelvuldig gevraagd te spreken op congressen en haar visie te geven
in de media.
De Jong-van den Berg is een nationaal en internationaal erkende
autoriteit op het gebied van (veiligheid van) geneesmiddelengebruik en
zwangerschap. Op Europees niveau werkt zij mee aan EUROCAT (European
Congenital Anomalities and Twins-registratie), de Europese organisatie
voor registratie van aangeboren afwijkingen. Deelname aan EUROCAT vormt
het speerpunt van haar onderzoek. Sinds 2002 is zij voorzitter van de
Working Group Drugs in Pregnancy van EUROCAT. Deze werkgroep formeert
en analyseert de grootste database ter wereld op het gebied van bewezen
aangeboren afwijkingen ten gevolge van geneesmiddelengebruik.
Als lid en deels voorzitter van achtereenvolgens de redactiecommissie
en de adviesraad van het Geneesmiddelenbulletin heeft De Jong-van den
Berg meer dan twintig jaar haar kennis voor dit vaktijdschrift
aangewend. Het Geneesmiddelenbulletin geldt als toonaangevend en heeft
als doelstelling onafhankelijke informatie over geneesmiddelen te
verstrekken aan de farmaceutische en medische professie in Nederland.
In haar afscheidsartikel vroeg zij in 2005 nogmaals aandacht voor het
gebruik van foliumzuur ter voorkoming van neurale buisafwijkingen en
een verdere intensivering van de voorlichting hierover. Het advies om
vrouwen met een kinderwens foliumzuur te laten gebruiken vanaf vier
weken voor de conceptie geldt - vooral dankzij haar inspanningen - in
ons land sinds 1993. In 1995 is er een landelijke campagne geweest om
het gebruik van foliumzuur voor dit doel onder de aandacht te brengen
bij werkers in de gezondheidszorg en bij vrouwen. Inmiddels hebben de
onderzoeksresultaten wereldwijd geleid tot aanbevelingen over het
gebruik van foliumzuur rond de conceptie.
Het boek Geneesmiddelen in Nederland is geschreven voor een breed
publiek en bevat een kritische analyse van het gebruik van
geneesmiddelen. De eerste druk dateert van 1980. De Jong-van den Berg
heeft bijna vanaf het begin aan dit boek meegewerkt als auteur, omdat
volgens haar gebruikers van geneesmiddelen recht hebben op
toegankelijke en juiste informatie. In die tijd was dat nog niet een
alom geaccepteerde opvatting.
Ook aan een ander standaardwerk, Het Geneesmiddel, werkte zij mee als
redactielid en een van de drijvende krachten. Dit boek wordt gebruikt
in de curricula Farmacie en Geneeskunde en gaat vooral in op de
maatschappelijke kant van het geneesmiddel.
De maatschappelijke betrokkenheid van De Jong-van den Berg en haar hart
voor het vak van apotheker moge ook blijken uit het feit dat zij
oprichter en directeur was van de Wetenschapswinkel voor Geneesmiddelen
van de RUG.
Lolkje de Jong-van den Berg wordt benoemd tot Ridder in de Orde van
Oranje Nassau.
De heer prof.dr. H. Renner
Hans Renner (Praag, 1946) is bijzonder hoogleraar Midden-Europese
geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Renner is sinds 1975
in dienst bij de RUG en bekleedt sinds 1994 de bijzondere leerstoel van
het Groninger Universiteitsfonds.
De manier waarop Renner zijn functie vervult stijgt ver uit boven wat
van een bijzonder hoogleraar verwacht wordt. Hij onderneemt veel extra
wetenschappelijke en culturele activiteiten en doet deze met een
bovengemiddelde inzet en betrokkenheid.
Zo heeft Renner zich bijzonder ingezet voor de samenwerking met
Tsjechische universiteiten. Dat deze inzet gewaardeerd wordt blijkt uit
de toekenning van de Gouden Penning van de Comenius Universiteit
Bratislava in 1996, en het Ere-lidmaatschap van de Stichting Oost-West
contacten (1996). Ook wordt hij regelmatig gevraagd door de particulier
secretaris van Hare Majesteit om 'bouwstenen' aan te leveren voor
speeches bij officiële staatsbezoeken van en aan Tsjechië en Slowakije.
Renner was ook betrokken bij herdenkingen van de Praagse Lente: hij
heeft bijvoorbeeld in 2007 de organisatie van het project Praagse Lente
van het Asser Museum ondersteund. Mede dankzij hem kon contact gelegd
worden met oud-president Havel, die de tentoonstelling opende.
Daarnaast was hij medeorganisator en instigator van de herdenking van
de Praagse Lente in 2008 in Tsjechië en in Nederland. Op verzoek van de
ambassadeurs hield hij daarbij zowel in Praag als in Den Haag de
herdenkingsrede. Daarnaast is Renner een graag geziene gast in de
media. Met zijn expertise en ervaring wordt hij regelmatig gevraagd om
commentaar en analyses van politieke en historische aard te geven,
zowel voor Nederlandse als voor Tsjechische televisie, radio, dagbladen
en tijdschriften, en voor de BBC. Zowel de Tsjechische ambassade in Den
Haag als de Nederlandse ambassade in Praag vragen Renner regelmatig om
achtergrondinformatie.
Zijn zeer bijzondere bijdrage aan de relatie tussen Nederland en
Tsjechië wordt onderstreept door het feit dat hij in 2005 de zilveren
medaille voor verdiensten van het Tsjechische Ministerie van
Buitenlandse Zaken ontving. Deze hoge onderscheiding, die zelden wordt
uitgereikt, heeft Renner gekregen voor zijn inspanningen op het gebied
van onderwijs en onderzoek in de Tsjechische geschiedenis en voor de
bevordering van betrekkingen tussen Nederland en Tsjechië. Hij is niet
alleen een ambassadeur geworden voor Tsjechië in Nederland, maar ook
een ambassadeur voor Nederland in Tsjechië.
Ook in zijn onderwijs en omgang met studenten toont Renner een
betrokkenheid en inzet die ver uitstijgt boven het gemiddelde. Hij
stimuleert studenten al tijdens hun studie bij het schrijven van
(populair-)wetenschappelijke publicaties en boekrecensies en onderneemt
met hen geregeld extra activiteiten, zoals filmavonden,
boekbesprekingen en discussieavonden - allemaal op het terrein van
Tsjechië en Midden-Europa. Ook nodigt hij zeer interessante
gastsprekers uit voor colleges: onder meer tv-presentator Andries
Knevel, militairen die naar Afghanistan zijn geweest en de Tsjechische
ambassadeur. Renner slaagt hierin dankzij zijn fantastische netwerk,
zowel binnen Tsjechië als binnen Nederland.
Ook buiten het universitair onderwijs verzorgt hij colleges bij het
Instituut Defensie Leergangen en bij de internationale leergang
Buitenlandse Betrekkingen bij het Instituut Clingendael. Hij is ook
hier een zeer gewaardeerd medewerker. Daarnaast heeft Renner als geen
ander bijgedragen aan de valorisatie van zijn vakgebied door diverse
lidmaatschappen en zijn publicaties. Renner is bovendien een van de
initiatoren van de opleiding journalistiek aan de RUG.
Hans Renner wordt benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.
De heer prof.dr. C.G.M. Sterks
Cees Sterks (Sint Michielsgestel, 1949) is sinds 1978 verbonden aan de
Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen.
Tussen 1994 en 2002 was hij bijzonder hoogleraar Economie van de Lagere
Overheden; in 2002 werd hij benoemd tot hoogleraar Economie van de
Publieke Sector. Zijn onderzoek op het terrein van de
overheidsfinanciën - in het bijzonder naar begrotingsnormen, de
houdbaarheid van de overheidsschuld en de gemeentefinanciën - had en
heeft grote maatschappelijke relevantie. In 2006 stapte Sterks over
naar het Donald Smits Centrum voor Informatietechnologie van de RUG in
de functie van directeur bedrijfsvoering. Bij de faculteit hield hij
een honoraire aanstelling.
Sterks wordt gezien als een buitengewoon sterke en inspirerende
academische leider, met een uitstekende vakkennis en aanzien. Door zijn
kwaliteiten als bestuurder en manager is hij in staat om medewerkers te
inspireren en veranderingsprocessen in gang te zetten.
Sterks heeft een uiterst belangrijke intermediaire rol gespeeld tussen
de faculteit en het veld. Door zijn inzet zijn institutionele verbanden
met instellingen als het Ministerie van Financiën, het Ministerie van
Economische Zaken, De Nederlandsche Bank en het Centraal Planbureau
sterk ontwikkeld. Zijn onderzoek op het terrein van de
overheidsfinanciën heeft grote maatschappelijke relevantie. Sterks
levert een belangrijke bijdrage aan de discussie over normen voor de
overheidsuitgaven.
Van 1999 tot 2005 was Sterks directeur van het Centrum voor Onderzoek
van de Economie van Lagere Overheden (COELO). Dit centrum is met steun
van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in 1993 opgezet. Dankzij de
inspanningen van Sterks groeide het COELO uit tot een professionele
organisatie. Inmiddels geniet het COELO een uitstekende reputatie. Het
centrum brengt jaarlijks de invloedrijke Atlas van de Lokale Lasten
uit.
In de periode 2001 tot 2003 stuurde Sterks als onderwijsdirecteur het
onderwijs aan in de Faculteit der Economische Wetenschappen. Bij de
voorbereiding van de fusie met de toenmalige faculteit Bedrijfskunde
voltrokken zich in deze periode belangrijke veranderingsprocessen. De
samenwerking tussen beide faculteiten op onderwijsgebied is onder zijn
rustige en bekwame leiding sterk verbeterd. De twee faculteiten hadden
onderling verschillende, soms conflicterende regelingen. Sterks heeft
met gezag, vasthoudendheid en vriendelijkheid ervoor gezorgd dat voor
beide faculteiten niet alleen gelijkluidende, maar ook voor iedereen
duidelijke beleidslijnen werden ingevoerd.
In 2003 is Sterks benoemd tot directeur van de Master of Science in
Business Administration, een gezamenlijke masteropleiding van de
toenmalige faculteiten Economie en Bedrijfskunde.
Ook was hij nauw betrokken bij het opstellen van een
kwaliteitszorgsysteem voor het onderwijs (dat in de
onderwijsbeoordeling in 2009 uitermate positief werd beoordeeld); werd
er onder zijn leiding een nota over voorkomen en tegengaan van plagiaat
geschreven (waarin niet alleen sancties staan, maar ook wordt uitgelegd
wat de faculteit onder plagiaat verstaat); werden dankzij zijn inzet de
contacten met het HBO sterk verbeterd (wat leidde tot goede
doorstroomprogramma's); en was hij zeer actief bij de totstandkoming
van studiegidsen, voorlichtingsmateriaal en onderwijs- en
examenregelingen.
Vanaf september 2005 tot zijn benoeming als directeur van het CIT in
het voorjaar van 2006 heeft Sterks als vice-decaan (met de portefeuille
onderwijs) deel uitgemaakt van het faculteitsbestuur.
In 2006 werd Sterks benaderd met het dringende verzoek om directeur van
het CIT te worden. Daaraan heeft hij met plezier gehoor gegeven.
Cees Sterks was van 2000 tot 2008 plaatsvervangend kroonlid van de SER.
Vanuit deze functie heeft hij actief en op basis van een brede
deskundigheid een belangrijke bijdrage geleverd aan de kwaliteit van
diverse adviezen van de SER. Sterks was betrokken bij de voorbereiding
van de adviezen over ondernemerschap voor de publieke zaak, kansen voor
het platteland en de hervorming van het landbouwbeleid. Ook werkte hij
mee aan twee adviezen over het toekomstige energiebeleid.
Cees Sterks wordt benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
De heer prof.dr. J. Zaagsma
Hans Zaagsma (Amsterdam, 1940) is emeritus-hoogleraar Farmacologie en
Farmacotherapie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij heeft een
excellente en internationaal vermaarde wetenschappelijke status op zijn
vakgebied en was een zeer gedreven en betrokken docent.
Zaagsma studeerde, promoveerde en werkte tot 1984 aan de Vrije
Universiteit te Amsterdam in de farmacochemie. In 1984 werd hij aan de
Rijksuniversiteit Groningen benoemd tot hoogleraar Farmacologie en
Farmacotherapie. Zaagsma droeg actief bij aan de oprichting in 1988 van
de interfacultaire onderzoekschool Behavioural and Cognitive
Neurosciences. In 1993 richtte hij de huidige basiseenheid Moleculaire
Farmacologie op, waarvan hij tot 2005 voorzitter was. Zaagsma ging toen
met emeritaat, maar kreeg nog tot 2007 een parttime aanstelling voor
het geven van onderwijs. Nog steeds is Zaagsma als emeritus-hoogleraar
actief betrokken bij de basiseenheid Moleculaire Farmacologie. Voor
zijn onderwijsactiviteiten ontving hij in 1997 en in 2005 de Docent van
het Jaar Prijs van Farmacie. In 1997 won hij de Facultaire
Onderwijsprijs.
Zowel aan de VU als aan de RUG heeft Zaagsma zich voor een belangrijk
deel beziggehouden met de farmacologie van b-adrenerge receptoren. Dit
zijn moleculaire ontvangers voor adrenaline en noradrenaline, die een
grote rol spelen in de regulatie van het cardiovasculaire systeem, de
luchtwegen en vetcellen. Deze receptoren spelen een rol in tal van
biologische processen en worden gezien als potentiële targets voor de
ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen ter bestrijding van
verschillende aandoeningen, zoals obesitas, suikerziekte, depressie en
vroeggeboorte. De rol van Zaagsma in de ontdekking van de b3-adrenerge
receptor wordt wereldwijd erkend.
Zaagsma speelde een richtinggevende rol in het farmacologisch onderzoek
aan het cardiovasculair systeem en de luchtwegen. Dit leidde tot een
beter inzicht in het ontstaan van hypertensie, astma en COPD en droeg
bij aan de behandeling daarvan.
Ten behoeve van het farmacologisch onderzoek werden onder zijn leiding
diverse innovatieve modellen ontwikkeld. Over een van die modellen, een
model voor acuut en chronisch astma waarbij de longfunctie on-line kan
worden gemeten, werd onlangs nog een artikel gepubliceerd in het
gezaghebbende Nature Protocols. Dit model wordt momenteel beschouwd als
een van de beste modellen voor de bestudering van de pathofysiologie
van allergisch astma. Het luchtwegonderzoek van Zaagsma werd in
belangrijke mate ondersteund door het Nederlands Astma Fonds en diverse
farmaceutische industrieën. Bijzonder hierbij is dat Zaagsma met zijn
farmacologische inzichten zowel de farmaceutische industrie, als
wetenschappers en artsen heeft weten te enthousiasmeren om meer
onderzoek te doen op dit gebied. Dit heeft bijgedragen tot het
ontwikkelen van nieuwe medicijnen voor astmapatiënten. Het kwalitatief
hoogstaande onderzoek van Zaagsma heeft internationale allure en hij
wordt daarbij gezien als een exponent van de functionele
receptorfarmacologie. Hij is daarmee van onschatbare waarde (geweest)
voor een discipline, waaraan, met betrekking tot de translatie van
talloze ontdekkingen in de moleculaire biologie naar potentiële
geneesmiddelen, meer behoefte is dan ooit.
De positie van Zaagsma als excellente wetenschapper wordt ondersteund
door ongeveer 200 wetenschappelijke publicaties in peer reviewed
tijdschriften en boeken, zijn promotorschap bij 29 proefschriften, zijn
lidmaatschappen van redacties van diverse internationale
wetenschappelijke tijdschriften en zijn voorzitterschappen en
lidmaatschappen van diverse wetenschappelijke commissies. Zo was hij
gedurende twaalf jaar lid van de wetenschappelijke adviesraad van het
Nederlands Astma Fonds en is hij verschillende keren juryvoorzitter
geweest, waaronder voor de Jaap Swieringaprijs van de Nederlandse
Vereniging voor Artsen voor Longziekten en Tuberculose.
Zaagsma heeft in 1988 actief bijgedragen aan de oprichting van de
interfacultaire onderzoekschool voor Behavioural and Cognitive
Neurosciences (BCN). In deze onderzoekschool participeren inmiddels
onderzoekinstituten uit de faculteiten Medische Wetenschappen, Wiskunde
en Natuurwetenschappen, Gedrags- en Maatschappijwetenschappen, Letteren
en Filosofie. Zaagsma was tot aan zijn emeritaat actief lid van BCN.
Zaagsma werd in 2008 onderscheiden met de Academiepenning van de
Rijksuniversiteit Groningen en ontving in 1996 de Koning Albertpenning
van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek België.
Behalve een gedreven onderzoeker was Zaagsma een zeer bevlogen en
toegewijd docent, die op een originele, prikkelende en
enthousiasmerende wijze talloze studenten voor de vakgebieden
farmacologie en farmacotherapie heeft geïnteresseerd. Voor zijn
onderwijsactiviteiten ontving hij in 1997 en in 2005 de Docent van het
Jaar Prijs van Farmacie. In 1997 won hij de Facultaire Onderwijsprijs.
Hij was niet alleen een stimulerend docent, maar ook zeer begaan met de
studievoortgang en persoonlijke omstandigheden van zijn studenten en
was daarmee een alom gewaardeerd mentor.
Hans Zaagsma wordt benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.
Laatst gewijzigd: 29 april 2010 12:05
Rijksuniversiteit Groningen