Rechtbank Maastricht


Voorzieningenrechter stelt AZM in het ongelijk

De voorzieningenrechter stelt het AZM in het ongelijk: de door de Provincie Limburg en de Gemeente Sittard-Geleen ten behoeve van Orbis verleende borgstellingen vormen geen staatssteun die bij de Europese Commissie moet worden aangemeld.

Nadat de Stichting Orbis Medisch en Zorgconcern (Orbis) in financiële moeilijkheden is geraakt tijdens de bouw van haar ziekenhuis, besluit Orbis begin 2009 tot een reorganisatie, in het kader waarvan het ontslag van meer dan 500 personeelsleden aan de orde is. In verband hiermee komt Orbis met de bonden een sociaal plan overeen. Voor de financiering daarvan is ruim EUR 15 miljoen nodig. De banken zijn bereid om Orbis dit bedrag te lenen, op voorwaarde dat derden borg staan voor de nakoming van de geldlening. Orbis benadert daarop de Gemeente Sittard-Geleen en de Provincie Limburg met het verzoek om de vereiste borgstellingen te verlenen. Zowel de Gemeente als de Provincie blijken daartoe, onder het stellen van voorwaarden, bereid. In december 2009 sluiten Orbis en de banken een overeenkomst van geldlening voor het sociaal plan en stellen zowel de Gemeente (voor EUR 5 miljoen) als de Provincie (EUR 5 miljoen) zich borg.

Het Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM) vordert in kort geding - samengevat - dat de Provincie en de Gemeente Sittard-Geleen wordt geboden om de borgstellingen te beëindigen en wordt verboden om er uitvoering aan te geven. AZM stelt in verband hiermee dat de borgstellingen ongeoorloofde staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) opleveren. Zolang deze steun voortduurt neemt de concurrentieschade voor AZM toe. Om die reden stelt AZM een spoedeisend belang te hebben bij het treffen van de gevraagde voorziening.

De voorzieningenrechter beoordeelt allereerst of AZM ontvankelijk is. In dat kader wordt nagegaan of AZM een voldoende belang heeft bij de ingestelde vordering en of dat een voldoende spoedeisend belang is. Op beide punten komt de voorzieningenrechter, onder het plaatsen van kanttekeningen, tot een positief antwoord.

De voorzieningenrechter komt vervolgens toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil. Vertrekpunt is het bepaalde in artikel 107 VWEU, dat steunmaatregelen van lidstaten (lagere overheden daaronder begrepen) in beginsel verbiedt. Daarnaast is van belang het bepaalde in artikel 108 VWEU, dat lidstaten gebiedt om voorgenomen steun bij de Europese Commissie aan te melden en om de steun op te schorten totdat de Commissie een oordeel heeft gegeven over de toelaatbaarheid ervan.

Van overheidssteun is alleen sprake als door middel van de borgstellingen aan Orbis daadwerkelijk voordeel wordt verschaft. In dat verband is in de eerste plaats van belang of Orbis op het moment waarop de borgstellingen werden verleend (december 2009) moest worden gezien als een `onderneming in financiële moeilijkheden' in de zin van de Europese regelgeving inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat AZM haar stelling dat dit het geval was grotendeels baseert op achterhaalde financiële cijfers en - kennelijk - onvoldoende betrouwbare berichten in de media. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat Orbis in december 2009 geen onderneming in financiële moeilijkheden in Europese zin was.

In de tweede plaats is van belang of Orbis voor de borgstellingen een marktconforme vergoeding betaalt. Deze vergoeding bedraagt 6.5% over het bedrag van de borgstelling. Volgens de Provincie, de Gemeente en Orbis is dat een meer dan marktconforme vergoeding. De voorzieningenrechter overweegt dat AZM deze stelling onvoldoende heeft weerlegd en komt tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is dat Orbis inderdaad een marktconforme vergoeding betaalt voor de borgstellingen.

Op grond van een en ander wordt geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de borgstellingen ten behoeve van Orbis staatssteun opleveren, die bij de Europese Commissie had moeten worden aangemeld. De voorzieningenrechter wijst de vordering van AZM daarom integraal af.

LJ Nummer

BM3162

Zie het origineel
Bron: Rechtbank Maastricht Datum actualiteit: 3 mei 2010 Naar boven