Nederlandse Vereniging van Journalisten
Principeakkoord CAO Publieks- en Opinietijdschriften
maandag 3 mei 2010 | De NVJ en de Groep Publiekstijdschriften van het
Nederlands Uitgevers Verbond (NUV) en de NVJ hebben een
onderhandelingsresultaat bereikt over een nieuwe CAO voor
Publiekstijdschriftjournalisten en Opinieweekbladjournalisten (PuOp).
Het resultaat dat nu ter goedkeuring aan de achterban wordt voorgelegd
omvat ondermeer: een looptijd van 21 maanden;
een eenmalige uitkering van 1 procent per 1 juli 2010 en een eenmalige
uitkering van 1 procent per december 2010; onderzoek naar de
mogelijkheden tot scholing, respectievelijk instroom van journalisten;
onderzoek naar de integratie van beide CAO's per 1 april 2011.
ONDERHANDELINGSRESULTAAT D.D. 26 APRIL 2010 INZAKE DE "CAO VOOR
PUBLIEKSTIJDSCHRIFTJOURNALISTEN 1 JULI 2009 T/M 31 MAART 2011" EN DE
"CAO VOOR OPINIEWEEKBLADJOURNALISTEN 1 JULI 2009 T/M 31 MAART 2011"
Op 26 april 2010 hebben de onderhandelingsdelegaties van de Groep
Publiekstijdschriften (GPT), groepsvereniging binnen het Nederlands
Uitgeversverbond, en van de Nederlandse Vereniging van Journalisten
(NVJ) een onderhandelingsresultaat bereikt over nieuwe CAO's voor
Publiekstijdschriftjournalisten en voor Opinieweekbladjournalisten.
Het onderhandelingsresultaat, dat door CAO-partijen nog aan hun
respectieve achterbannen ter goedkeuring wordt voorgelegd, omvat de
volgende onderwerpen:
1. Looptijd
Een looptijd van 21 maanden: van 1 juli 2009 t/m 31 maart 2011.
2. Salarissen
Gedurende de looptijd van de CAO worden de salarissen en
salarisschalen niet verhoogd.
Journalisten die op 1 juli 2010 in dienst zijn, ontvangen in de maand
juli 2010 een éénmalige uitkering van 1%, berekend over 12,96 x het
gemiddelde bruto maandsalaris over de afgelopen 12 maanden (1 juli
2009 t/m 30 juni 2010).
Journalisten die op 1 juli 2010 in dienst zijn, maar na 1 juli 2009 in
dienst zijn getreden, ontvangen de eenmalige uitkering naar rato van
het aantal maanden dat zij sedert 1 juli 2009 in dienst zijn geweest.
3. Eenmalige uitkering van de overdekking VUT
Op voorstel van CAO-partijen heeft het bestuur van de Stichting
Vrijwillig Vervroegd Uittreden Tijdschriftjournalisten bewilligd om
van de overdekking van de middelen van de stichting in 2010 een bedrag
van EUR 900.000,- beschikbaar te stellen, 50/50 te verdelen, ten
behoeve van de aan de VUT-regeling deelnemende werkgevers en
journalisten.
De VUT-stichting draagt betreffende middelen over aan de werkgevers
die bij de VUT-stichting zijn aangesloten naar rato van de loonsom die
als VUT-grondslag geldt. De werkgevers keren van de ontvangen middelen
50% , het werknemersdeel, uit aan de op 1 december 2010 in dienst
zijnde individuele journalisten. Journalisten die op 1 december 2010
in dienst zijn, maar na 1 december 2009 in dienst zijn getreden,
ontvangen de eenmalige uitkering naar rato van het aantal maanden dat
zij sedert 1 december 2009 in dienst zijn geweest.
Deze eenmalige uitkering aan de individuele journalisten ten laste van
de VUT-stichting komt neer op een éénmalige uitkering van 1%.
Werkgevers zenden in december 2010 aan de individuele journalisten een
begeleidende brief waarin de uitkering wordt toegelicht en waarin
wordt benadrukt dat het bestuur van de stichting VUT
Tijdschriftjournalisten adviseert om deze uitkering aan te wenden ten
behoeve van pensioenverbetering of levensloop. Indien de journalist de
uitkering daadwerkelijk aldus aanwendt, kan ook gebruik worden gemaakt
van de fiscale voordelen, die ter zake gelden.
4. Aanvullend arbeidsvoorwaardenbeleid
De adviezen van de paritaire werkgroep "Aanvullend
arbeidsvoorwaardenbeleid" betreffende afspraken over indeling in een
lagere functie en werktijdvermindering van oudere journalisten worden
door CAO-partijen overgenomen.
o Journalisten vanaf 60 jaar worden in de gelegenheid gesteld om in
onderling overleg met de werkgever onder bepaalde voorwaarden in een
lagere functie en de daarbij behorende lagere schaalsalaris te worden
ingedeeld.
Werkgever en journalist moeten beiden instemmen met deze afspraak. De
opbouw van het pensioen wordt voortgezet op basis van de situatie
direct voorafgaand aan de lagere functie-indeling.
o Voorts is in het kader van de overgangsregeling voor de aangepaste
seniorenregeling (vanaf 61 jaar i.p.v. 58 jaar) afgesproken dat
journalisten uit de geboortejaren 1952 en 1953 nog gebruik kunnen
maken van de oude seniorenregeling (artikel 19 van de CAO).
5. Protocollaire bepalingen
o Onderzoek naar wenselijkheid van en mogelijkheden tot scholing resp.
instroom van journalisten
Er wordt een paritaire studiecommissie ingesteld die gedurende de
looptijd van de CAO een inventariserend onderzoek doet naar de
wenselijkheid van aanvullende CAO-afspraken ter stimulering van het
volgen van opleidingen door journalisten in de sector. Voorts doet de
commissie onderzoek naar de wenselijkheid resp. de mogelijkheid van
een zgn. instroomproject t.b.v. jonge journalisten. De commissie
rapporteert vòòr 1 april 2011 aan CAO-partijen, inclusief een
kostenraming.
o Integratie van de CAO's
Een paritaire studiecommissie richt zich op de integratie van de CAO
voor Publiekstijdschriftjournalisten en de CAO voor
Opinieweekbladjournalisten per 1 april 2011.
De commissie rapporteert vòòr 1 januari 2011.
o Evaluatie Functiewaarderingssysteem Hay
Gedurende de looptijd van de CAO wordt in opdracht van het
Bedrijfstakbureau de toepassing van het vigerende
functie-indelingssysteem in de CAO geëvalueerd.
6. Voorlichting aan redactieraden
Door werkgevers en de NVJ zal aan redactieraden voorlichting worden
gegeven over inhoud en werking van het redactiestatuut.
7. CAO-fondsen
De fondspremies AOV 2010 (0% t.l.v. werknemers), VUT TJ (0 %,
uitsluitend t.l.v. journalisten geboren vòòr 1950) en
Bedrijfstakbureau 2010 (0,03% t.l.v. werkgevers) zijn vastgesteld.