Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie (SOBI)


Rechtbank: Ex-top CSS hoofdelijk aansprakelijk

06 mei 2010
Categorie: Persberichten

---

Ex-top CSS hoofdelijk aansprakelijk voor schade na misleidende informatie

Bilthoven, 6 mei 2010 - De rechtbank Amsterdam heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat drie voormalige bestuurders van het in 2002 gefailleerde beursfonds CSS Holding wegens het publiceren van misleidende halfjaarcijfers 2002 hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die leveranciers hierdoor leden. Leveranciers en aandeelhouders onder leiding van SOBI-voorzitter Pieter Lakeman voeren sinds 2005 op basis van een door hem gemaakt onderzoeksrapport een civiele procedure tegen de CSS-bestuurders uit de periode 2000 tot en met 2002.

In het tussenvonnis (d.d. 28 april 2010) oordeelt de rechtbank: 'De halfjaarcijfers 2002 tonen een eigen vermogen van EUR 28,9 miljoen. Bij een juiste voorstelling van zaken zouden de halfjaarcijfers 2002 van CSS een negatief eigen vermogen hebben laten zien. Bovendien zou dan geen winstverwachting voor heel 2002 zijn uitgesproken. Per saldo zou derhalve een wezenlijk ander beeld van de toestand van CSS zijn gegeven. Dit betekent dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die eisers hebben geleden als gevolg van het onbetaald blijven van de leveranties die na 27 augustus 2002 zijn verricht.'

Volgens de rechtbank staat ook vast 'dat CSS in de periode 2000 tot en met 2002 van NMB-Heller ten onrechte voor miljoenen euro's, oplopend tot 15,8 miljoen in september 2002, aan krediet heeft ontvangen doordat zij interne, dus niet verzonden, facturen op naam van gefingeerde klanten liet bevoorschotten in strijd met de overeenkomst die zij met NMB-Heller had.'

Tevens constateert de rechtbank dat de jaarrekeningen 2000 en 2001 op twee gronden misleidend waren.

De rechtbank stelt vast dat in de jaarrekeningen 2000 en 2001 een achtergestelde vordering van 14,5 mln euro op Atcostplus (een joint venture met NMB Heller) ten onrechte als volwaardig is opgenomen: 'De vordering van CSS Holding op ACP van 14,5 min euro uit achtergestelde geldlening was van aanvang af onvolwaardig en had dus niet (ten volle) mogen worden geactiveerd.' Ook stelt de rechtbank 'dat het niet treffen van een voorziening voor oninbaarheid van deze vordering tot een misleidende voorstelling van zaken in de gepubliceerde cijfers van CSS heeft geleid.'

De rechtank stelt vervolgens vast dat ook een vordering van 20 mln euro sinds 2000 onvolwaardig is.

Nadat CSS in 2000 activa en activiteiten aan de joint-venture Atcostplus overdroeg, zijn netto schulden van 20 mln euro zoek geraakt. De rechtbank: 'Gedaagden zullen zich hierover nog mogen uitlaten in de door hen te nemen akte. Tevens zullen zij zich over de omvang van de afboeking wegens onvolwaardigheid mogen uitlaten. Daarbij zal tot uitgangspunt moeten worden genomen dat de handelsschulden de vorderingen (na aftrek van de bevoorschotting) met circa 20 miljoen euro overtroffen.' In totaal wordt ca 7 mln euro van de voormalige bestuurders geëist. Deze zijn tot 11 mln euro tegen bestuurdersaansprakelijkheid verzekerd. De rechtbank heeft voor 7 juli 2010 een comparitie van partijen gelast om een schikking te beproeven.

Door toedoen van Pieter Lakeman is accountant Deloitte van CSS Holding eerder door de Raad van Tucht en het College van Beroep voor het bedrijfsleven veroordeeld. Dit o.a. wegens het in de jaarrekening 1999 buiten de boeken houden van ruim 20% van de omzet. In de jaarrekening 2000 gebeurde dat opnieuw (50%). Verder werd in de jaarrekening 2000 ruim de helft van de debiteuren buiten de balans gehouden en verzweeg men (net als in de jaarrekening 2001) verplichtingen jegens schuldeisers van Atcostplus.

Pieter Lakeman is blij dat hij voor zijn klanten opnieuw een belangrijke winst boekte: `Het is uniek dat de Nederlandse rechter vaststelt dat een beursfonds in plaats van een gepresenteerd positief eigen vermogen in werkelijkheid een negatief eigen vermogen heeft en dat leveranciers zijn misleid met te positieve en ongefundeerde winstverwachtingen. Dit tussenvonnis zie ik als positieve jurisprudentie waarmee slachtoffers van gemanipuleerde financiële cijfers hun schade kunnen verhalen."