Wageningen Universiteit en Researchcentrum
6 mei 2010
Nummer: R
Mestoverschot weg met 20 procent minder vee
Het mestoverschot van de Nederlandse veehouderij wordt steeds groter
door de strengere milieuregels. Zonder mestexport en technologische
innovaties zou de veestapel voor 2020 met twintig procent moeten worden
ingekrompen om dit mestprobleem op te lossen. Dit heeft echter grote
consequenties voor de omzet in de veehouderij en voor het aantal
arbeidsplaatsen, meldt het LEI, onderdeel van Wageningen UR.
Het mestprobleem wordt een steeds groter knelpunt, omdat de veehouders
minder fosfaat en stikstof mogen uitrijden op het land vanwege
milieuwetgeving. Dit leidt er toe dat akkerbouwers die mest afnemen van
veehouders, geld toe krijgen in plaats van betalen. Na 2015 stijgt het
mineralenoverschot tot 50 miljoen kilo stikstof en 21 miljoen kilo
fosfaat uit rundvee- en varkensmest.
Mestverwerking, mestscheiding, export van mest en voeraanpassingen
moeten dit probleem oplossen, hoopt de sector, maar je kunt ook de
veestapel beperken. Het ministerie van VROM wilde weten wat de
consequenties daar van zijn. âWe beweren niet dat dit de verwachte
uitkomst van de politieke discussie isâ, zegt onderzoeker Hans Vrolijk
van het LEI, âmaar de onderzoeksvraag wordt niet voor niets gesteld. Er
is een duidelijk probleem en alle alternatieven worden verkend.â
Fosfaatquota
Het LEI onderscheidt twee scenarioâs om tot evenwicht op de mestmarkt
te komen in Nederland. In beide gevallen krijgen de veehouders te maken
met fosfaatquota die vervolgens worden afgeroomd door de overheid. In
scenario A zijn de fosfaatquota niet verhandelbaar. Daardoor krimpt de
veestapel over de hele linie met 19,5 procent om aan de mineralennormen
te voldoen. In scenario B zijn de fosfaatquota verhandelbaar. Dan daalt
het aantal koeien in Nederland met twaalf procent, het aantal
fokvarkens met dertig procent en het aantal vleesvarkens zelfs met 35
procent. âDe beter renderende veehouders kopen dan fosfaatrechten van
de veehouders die stoppenâ, legt Vrolijk het verschil tussen beide
scenarioâs uit.
Arbeidsplaatsen
Scenario A is vooral nadelig voor het inkomen van houders van
melkkoeien en vleeskalveren. Deze variant leidt tot een daling van de
toegevoegde waarde van 2,3 miljard euro voor de Nederlandse economie en
een verlies van maximaal 39.000 arbeidsplaatsen. Scenario B is met name
ongunstig voor het inkomen van vleesvarkenshouders. Die kost de
Nederlandse economie 1,9 miljard euro en maximaal 32.000
arbeidsplaatsen.
Om deze doemscenarioâs voor de veehouderij te voorkomen, lijkt het
aantrekkelijk voor veehouders om in mestverwerking en mestscheiding te
investeren. Toch doen weinig veehouders dit tot dusverre. âAls één
boer investeert in mestverwerking, dan loopt hij de risicoâs en
profiteert ook de restâ, zegt Vrolijk. âGezien de onzekerheid is het
dus aantrekkelijk voor boeren om de beslissing uit te stellen.â |Albert
Sikkema
Bovenstaand bericht is geproduceerd door de redactie van Resource, het
blad voor Wageningen UR (University & Research centre). Meer informatie
bij Pers- en wetenschapsvoorlichting van Wageningen UR, e-mail:
pers.communicatie@wur of bij de redactie van Resource, e-mail:
resource@wur.nl. Zie ook www.resource.wur.nl.