Europees Hof v Justitie


Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 43/10 Luxemburg, 6 mei 2010

Arrest in zaak C-63/09 Pers en Voorlichting Axel Walz / Clickair SA

Het Hof bevestigt dat de aansprakelijkheid van luchtvervoerders voor het verlies van bagage maximaal 1 134,71 EUR bedraagt Deze begrenzing is immers absoluut en dekt zowel de immateriële als de materiële schade Krachtens het Unierecht1 is de aansprakelijkheid van een luchtvervoerder uit de Gemeenschap jegens passagiers en hun bagage geregeld in het verdrag van Montreal2. Dit verdrag bepaalt dat de aansprakelijkheid van de vervoerder in geval van vernieling, verlies of beschadiging van bagage is beperkt tot 1 000 bijzondere trekkingsrechten per passagier (wat overeenkomt met ongeveer 1 134,71 EUR)3, behoudens bijzondere verklaring omtrent belang bij de aflevering, gedaan door de passagier bij de afgifte van de aangegeven bagage aan de vervoerder en tegen betaling van een eventueel verhoogd tarief. In dit laatste geval is de vervoerder immers in beginsel verplicht te betalen tot het bedrag van de opgegeven som. Op 14 mei 2008 heeft Walz tegen de luchtvaartmaatschappij Clickair een vordering ingesteld opdat deze zou worden veroordeeld tot schadevergoeding wegens het zoekraken van bagage die hij had aangegeven voor een door deze maatschappij verzorgde vlucht van Barcelona (Spanje) naar Porto (Portugal). In het kader van deze vordering eist Walz schadevergoeding van in totaal 3 200 EUR, waarvan 2 700 EUR ter vergoeding van de waarde van de zoekgeraakte bagage en 500 EUR ter vergoeding van de door dat verlies geleden immateriële schade De Juzgado de lo Mercantil nº 4 de Barcelona (handelsrechtbank nr. 4 te Barcelona, Spanje), waarbij het geding aanhangig is gemaakt, wenst te vernemen of het in het verdrag van Montreal vastgestelde maximumbedrag voor de aansprakelijkheid van luchtvervoerders in geval van verlies van bagage de materiële en de immateriële schade tezamen omvat dan wel of, integendeel, moet worden aangenomen dat voor de materiële schade een maximumbedrag van 1 000 BTR geldt, terwijl voor immateriële schade nog eens een maximumbedrag van dezelfde hoogte geldt, zodat het totale maximumbedrag, dat resulteert uit de optelling van de materiële en de immateriële schade, 2 000 BTR bedraagt.
In zijn arrest van heden stelt het Hof vooraf vast dat het verdrag van Montreal geen definitie van de term ,,schade" bevat. Niettemin overweegt het Hof dat deze term, gelet op het feit dat het verdrag tot doel heeft eenheid te brengen in de bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, autonoom en op eenvormige wijze moet worden uitgelegd, niettegenstaande de verschillende betekenissen die in de nationale rechtsorden van de staten die partij zijn bij dit verdrag, aan dit concept zijn gegeven. Bijgevolg geeft het Hof een uitlegging van het betrokken concept ,,schade", waarbij het zich om te beginnen baseert op de gewone betekenis die in het algemene volkenrecht aan het begrip ,,schade" moet worden gegeven.


1 Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage (PB L 285, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002 (PB L 140, blz. 2).
2 Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, gesloten te Montreal op 20 mei 1999, ondertekend door de Europese Gemeenschap op 9 december 1999 en in haar naam goedgekeurd bij besluit 2001/539/EG van de Raad van 5 april 2001 (PB L 194, blz. 39).
3 De bijzondere trekkingsrechten in het verdrag van Montreal worden geacht betrekking te hebben op het bijzondere trekkingsrecht zoals dit is omschreven door het Internationale Monetaire Fonds (IMF). Deze bedragen moeten dus worden omgerekend in de nationale munteenheden. Het bedrag van 1 134, 71 EUR kwam op 21 april 2010 overeen met 1 000 BTR.
www.curia.europa.eu




Vervolgens onderzoekt het Hof de doelstellingen die ten grondslag lagen aan de vaststelling van het verdrag van Montreal. Het Hof stelt aldus vast dat het verdrag van Montreal een stelsel van strikte aansprakelijkheid van luchtvervoerders instelt. Met betrekking tot meer in het bijzonder de schade die wordt geleden in geval van vernieling, verlies of beschadiging van aangegeven bagage, wordt de vervoerder immers aansprakelijk geacht voor deze schade ,,op grond van het enkele feit dat de gebeurtenis die de vernieling, het verlies of de beschadiging heeft veroorzaakt, plaats heeft gehad aan boord van het luchtvaartuig of gedurend enig tijdvak waarin de vervoerder de aangegeven bagage onder zijn hoede had".
Derhalve oordeelt het Hof dat een dergelijke strikte aansprakelijkheidsregeling impliceert dat een ,,billijk evenwicht van de belangen" wordt bewaard, met name ten aanzien van de belangen van de luchtvervoerders en die van de passagiers. Dit ,,billijk evenwicht van de belangen" vereist in de verschillende gevallen waarin de vervoerder krachtens het verdrag van Montreal aansprakelijk wordt gesteld, dat er duidelijke schadevergoedingsbegrenzingen bestaan met betrekking tot alle schade die een passagier in elk van die gevallen heeft geleden, ongeacht de aard van de aan de passagier toegebrachte schade. Aan de hand van een aldus vormgegeven schadevergoedingsbegrenzing kunnen de passagiers immers gemakkelijk en snel schadeloos worden gesteld, zonder dat daarbij op de luchtvervoerders een zeer zware en moeilijk vast te stellen en te berekenen vergoedingsplicht wordt gelegd, waardoor hun economische activiteit zou kunnen worden ontwricht of zelfs geparalyseerd.
Bovendien brengt het Hof in herinnering dat het verdrag van Montreal de passagier de mogelijkheid biedt om een bijzondere verklaring omtrent belang te doen bij de afgifte van de aangegeven bagage aan de vervoerder, tegen betaling van een eventueel verhoogd tarief. Deze mogelijkheid bevestigt dat de voorziene begrenzing van de aansprakelijkheid van de luchtvervoerder voor schade ten gevolge van het verlies van bagage, bij het ontbreken van enige verklaring, een absolute begrenzing is die zowel de materiële als de immateriële schade omvat Bijgevolg verklaart het Hof voor recht dat voor de vaststelling van het maximumbedrag ten belope waarvan de luchtvervoerder aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade ten gevolge van met name verlies van bagage, het begrip ,,schade" in het verdrag van Montreal aldus moet worden uitgelegd dat het zowel de materiële als de immateriële schade omvat.

NOTA BENE: De prejudiciële verwijzing biedt de rechterlijke instanties van de lidstaten de mogelijkheid, in het kader van een bij hen aanhangig geding aan het Hof vragen te stellen over de uitlegging van het recht van de Unie of over de geldigheid van een handeling van de Unie. Het Hof beslecht het nationale geding niet. De nationale rechterlijke instantie dient het geding af te doen overeenkomstig de beslissing van het Hof. Deze beslissing bindt op dezelfde wijze de andere nationale rechterlijke instanties die kennis dienen te nemen van een soortgelijk probleem.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170 www.curia.europa.eu