Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
Olie-industrie beschermt milieu
6 mei 2010
De olie- en gasindustrie is niet de boosdoener als het gaat om
vervuiling van het zeewater. De grote bedrijven zijn vaak zelfs
belangrijke milieubeschermers. Dat blijkt uit het proefschrift van
NWO-onderzoeker Judith van Leeuwen. Zij promoveert op 7 mei aan de
Wageningen Universiteit.
Wie is verantwoordelijk voor vervuiling op zee? De eigenaar van een
schip of een boorplatform? Het land waarvan het territoriale water
vervuild is? Er komen steeds meer boorplatformen, steeds meer schepen,
steeds meer schade aan het zeemilieu. Regelgeving is dus nodig. Judith
van Leeuwen onderzocht wie de baas de scheepvaart en de gas- en
oliewinning op zee controleert. Nieuwe spelers veroorzaken
verschuivingen in autoriteit. Maar van Leeuwen laat zien dat die
verschuiving niet altijd structureel is, en niet per se goed. Ook al
gaan veel wetenschappers daar nu wel van uit.
Verantwoordelijkheid
Judith van Leeuwen interviewde voor haar onderzoek ruim vijftig
ambtenaren, actoren uit de industrie en belangrijke spelers binnen
milieuorganisaties. Zij concludeert dat de olie- en gasindustrie de
laatste decennia veel veranderingen heeft doorgemaakt. Industrie en
afzonderlijke staten hebben tegenwoordig meer macht dan internationale
organisaties. Doordat de olie- en gasindustrie zich vooruitstrevend
opstelt, pakt die dominantie goed uit voor het milieu. Bedrijven maken
zelf regels en zorgen voor de handhaving daarvan.
In de scheepvaart verloopt de verdeling van autoriteit volledig anders.
Daar was en is de International Maritime Organization (IMO) dominant.
De macht van de industrie en vlaggenstaten (schepen varen onder de vlag
van het land waar ze geregistreerd staan) is juist de laatste decennia
afgenomen. Toch profiteert de natuur ook van deze machtsverdeling: de
IMO controleert de scheepvaartindustrie, die in tegenstelling tot de
olie- en gasindustrie minder geneigd is zelf strikte regels te maken.
Grote bedreigingen voor het mariene milieu werden weer actueel na het
zinken van het booreiland Deepwater Horizon in de golf van Mexico.
Oliemaatschappij BP liet na de ramp weten volledige verantwoordelijk te
zijn voor de vervuiling en de kosten van het opruimen. Volgens Van
Leeuwen is dit niet vanzelfsprekend: `Landen profiteren volop van
olieboringen voor hun kust. Al sinds de jaren '60 werken landen en
bedrijven nauw met elkaar samen. Zij zijn dit avontuur met elkaar
begonnen. Daarom werken landen, industrie en internationale
organisaties ook nu nog zo goed samen. Zo goed zelfs dat
milieuorganisaties er geen brood in zien om deel te nemen in de
samenwerking, hoewel dit na deze ramp weleens zou kunnen gaan
veranderen.'
Verdeling van macht
De regelgeving rond het boren naar olie en gas in zee bestaat sinds
eind jaren `70. Door de snelle ontwikkelingen binnen de industrie, is
de macht nu op een opvallend eerlijke manier verdeeld over
verschillende partijen. Waar eerst een internationaal orgaan - de OSPAR
- de dienst uitmaakte over de Noord-Oost Atlantische oceaan, nemen nu
afzonderlijke staten en de oliebedrijven zelf initiatief om regelgeving
te ontwikkelen. De taken zijn keurig verdeeld. De OSPAR houdt toezicht
op watervervuiling door olie en chemicaliën, de landen kijken vooral
naar luchtvervuiling en de industrie brengt vervuiling in kaart, maakt
zelf regels en zorgt ervoor dat de regels nageleefd worden.
Van Leeuwen toont aan dat een dergelijke verschuiving van macht in de
scheepvaart nooit heeft plaatsgevonden. Toch werkt ook daar de
verdeling goed. De IMO reguleert milieumaatregelen en zorgt voor nieuwe
regels. Naast de IMO is ook de EU regels gaan maken. Besluitvorming
binnen de IMO verloopt vaak moeizaam doordat grote vlaggenstaten
strenge regelgeving tegenhouden. De IMO neemt echter de meer
vooruitstrevende milieumaatregelen van de EU vrijwel zonder
uitzondering over om regionale verschillen te voorkomen. De macht van
de scheepvaartindustrie door het sterke samenspel van EU en IMO
afgenomen.
De grote verschillen in verdeling van macht laten zien dat bedrijven en
landen niet altijd op eenzelfde manier samen hoeven te werken. Veel
wetenschappers gaan ervan uit dat nationale regelgeving tegenwoordig
ruimte moet maken voor publiek-private samenwerking en internationale
spelers. Van Leeuwen bewijst het tegendeel.
Judith van Leeuwen biedt met haar onderzoek nieuw inzicht in
samenwerking waar veel verschillende actoren bij betrokken zijn. Het is
volgens haar nu makkelijker om te weten wanneer je verschuivingen kunt
verwachten en hoe je daarop in kunt spelen.
Van Leeuwen voerde haar onderzoek uit met een subsidie uit de Vrije
competitie van NWO. De Vrije competitie is een subsidieprogramma ter
bevordering van vernieuwend en kwalitatief hoogwaardig wetenschappelijk
onderzoek.
Over NWO
NWO is dé nationale wetenschapsfinancier en heeft tot taak het
wetenschappelijke onderzoek in Nederland te laten excelleren via
nationale competitie. Jaarlijks geeft NWO ruim 700 miljoen euro uit aan
subsidies voor toponderzoek en toponderzoekers, vernieuwende
instrumenten en apparatuur, en aan instituten waar toponderzoek wordt
bedreven. NWO financiert het onderzoek van ruim 5300 getalenteerde
wetenschappers aan universiteiten en instellingen. Selectie door middel
van peer review is in handen van onafhankelijke deskundigen. NWO
bevordert de overdracht van kennis naar de maatschappij.
..............................
Meer informatie:
* NWO, afdeling Voorlichting en Communicatie
* t: +31 (0)70 344 07 13, voorlichting@nwo.nl
* Proefschrift te bestellen via:
http://www.wageningenacademic.com/EPS-01