VNG: urgentie voor bestuurlijke vernieuwing

07/05/2010 13:10

VNG

Nu is de tijd voor een innovatieproces in het openbaar bestuur. De bestuurlijke inrichting van Nederland zal er in de toekomst heel anders uit moeten gaan zien. Daarom moeten er nu stappen worden gezet op het niveau van de huidige gemeenten, samenwerkingsverbanden en provincies. Daar moet een nieuwe, sterke eerste overheid uit tot stand komen. Dit is de basisgedachte achter de resolutie 'Het perspectief van gemeenten' die de VNG vandaag aan haar leden presenteert. De leden van de VNG stemmen op 8 juni over de resolutie.

De nieuwe bestuurlijke inrichting van Nederland: Thorbecke 2.0

De VNG ziet als eindperspectief drie krachtige, autonome bestuurslagen: Europa, rijk en decentraal. Hiermee wil de VNG twee crises tegelijkertijd aanpakken. Zowel de financieel-economische als ook de kloof tussen burger en bestuur.

Direct op de schaal boven die van individuele burgers is er de lokale gemeenschap. Hier organiseren burgers zich zelf, langs lijnen van dorpen en buurten. Dit participatieproces van onderaf kan worden ondersteund en versterkt door de overheid, zowel organisatorisch als bijvoorbeeld met dorps- en wijkbudgetten.

Gemeenten ontwikkelen zich verder naar een lokaal bestuur dat dicht bij de burger staat en in staat is zijn dienstverlening effectief en efficiënt te organiseren. Op lokaal niveau vraagt dit:


- sterke gemeenten die zelfstandig of door samenwerking zorgen voor voldoende bestuurskracht,


- voldoende handelingsruimte voor gemeenten bij de uitvoering,


- duidelijke bevoegdheden van gemeenten richting maatschappelijke organisaties


- voldoende financiële middelen voor nu en in de toekomst.

Een stap richting dit eindperspectief is een sterkere inzet van gemeenten op het niveau van de regio. Hetzij via opschaling op regionaal niveau of via regionale samenwerking. In dat laatste geval moet, niet vrijblijvend, bundeling plaatsvinden van beleid en uitvoering op diverse taakgebieden. Taakgebieden waar nu soms autonoom wordt geopereerd en soms wordt samengewerkt, soms wordt gedelegeerd of gemandateerd, soms is gedecentraliseerd of gedeconcentreerd. Het zijn terreinen waar nu nog sprake is van de bijna spreekwoordelijke lappendeken van regelingen, organisaties en verantwoordelijkheden.

Het verder integreren van processen levert ook besparingen op; de huidige gemeenschappelijke regelingen geven efficiencyvoordelen, vooral in de primaire processen. Daar zit de winst. Daarom moeten deze samenwerkingsvormen transparanter, slagvaardiger en slanker worden. De democratische verankering krijgt vorm in een directe(re) bestuurlijke verbinding met de gemeenten.

Waar op regionaal niveau intensieve samenwerking dan wel schaalvergroting heeft geleid tot een voldoende sterk decentraal bestuur, wordt overgegaan tot de overdracht van provinciale taken.

Zo wordt binnen de grenzen van de huidige Grondwet gewerkt aan een innovatie van bestuurlijk Nederland. In sommige delen van het land kan daarmee meteen worden begonnen. Voor een langere termijn zal het misschien niet voldoende zijn en moeten wijzigingen in de Grondwet de dan reeds gegroeide situatie recht doen. Maar hoe dan ook kan en moet nu worden begonnen met de noodzakelijke innovatie van bestuurlijk Nederland.

Met een effectieve en efficiënte overheid op de gemeentelijke schaal kan de rijksoverheid meer loslaten. Zes á zeven kerndepartementen zijn dan genoeg, en ook inspecties en toezicht kunnen danig worden gereduceerd. Naast het stellen van nationale wettelijke kaders houden de departementen zich bezig met die vraagstukken die de territoriale grenzen van de eerste overheid overschrijden; denk aan ruimtelijke ordening en infrastructuur. Met andere woorden: het middenbestuur, dat is de rijksoverheid! Een andere hoofdtaak is de nationale vertegenwoordiging in 'Brussel' en de rest van de internationale wereld.

Dit is het moment

Twee crises tegelijkertijd versterken de urgentie om tot merkbare verbeteringen te komen in het openbaar bestuur in Nederland. Waar de gevoelde crisis in de verhouding burger - overheid al langer speelde, is daar het afgelopen jaar de financieel-economische crisis bijgekomen. Er moet iets gebeuren. Daarbij staat het perspectief van de burger centraal; dat betekent dat er meer aan de mensen zelf moet worden overgelaten. De overheid kan nu eenmaal niet op alle terreinen aan het groeiende en uiteenlopende verwachtingenpatroon van haar burgers tegemoetkomen. Ook de financieel-economische situatie noopt tot maatregelen. De overheid maakt keuzes omdat zij - zeker de komende tijd - haar middelen zal zien afnemen. Bovendien roepen bezuinigingen in voorzieningen voor burgers bij diezelfde burgers de vraag op waar en hoe de overheid zelf de broekriem aantrekt.

De taken van gemeenten

Overheidstaken moeten zo dicht mogelijk bij de burger worden belegd. Daar kan worden afgewogen welke taken aan de burger moeten worden overgelaten en wat de overheid moet doen. Met gevoel voor de lokale situatie, maatwerk en doortastendheid. De VNG pleit dan ook voor een verdere versterking van het takenpakket van de gemeente. Onder meer op de terreinen werk, zorg, jeugd, veiligheid, gebiedsontwikkeling en water moeten daarin stappen worden gemaakt.

Bij werk bijvoorbeeld(o.a. Wajong, SW, WWB) moet worden gekozen voor een integrale benadering voor de verschillende doelgroepen ongeacht hun uitkeringsrechten. Met decentralisatie en maatwerk kunnen dan veel kosten worden bespaard en wordt de effectiviteit van re-integratie verhoogd. Participatiebeleid begint bij de lokale agenda voor maatschappelijke participatie en activering. Bundeling van krachten is nodig via werkpleinen en arbeidsmarktregio's, onder bestuurlijke regie van gemeenten. Gemeenten worden belast met de uitvoering van een geïntegreerde regeling gericht op activering en participatie.

Om gemeenten in staat te stellen hun lokale zorgtaken nog doelmatiger uit te voeren, moeten onderdelen uit de AWBZ (en deels zorgverzekeringswet) met de daarbij behorende middelen naar de Wmo worden overgeheveld. Het gaat daarbij om de mobiliteitshulpmiddelen en -voorzieningen, de gelden voor de MEE-organisaties (de cliëntondersteuning), de persoonlijke verzorging en de begeleiding. Effectieve preventie draagt bij aan het beheersen van de kosten van de zorg; met een verschuiving van middelen van het eind naar het begin van het zorgtraject kunnen gemeenten dit effectief organiseren.

Dit vergt van het rijk:

Het grotere takenpakket van gemeenten rechtvaardigt een groter lokaal belastinggebied. Een deel van het rijksbelastinggebied moet daarom worden verschoven naar het gemeentelijk belastinggebied. Deze verschuiving mag per saldo niet tot een lastenverhoging voor de burger leiden. Ook moet de normeringssystematiek ('samen trap op, samen trap af'), waarbij de algemene uitkering in het gemeentefonds is gekoppeld aan de rijksuitgaven, worden hervat.