Ingezonden persbericht


Norm = Vorm

8 mei t/m 15 augustus 2010

Gemeentemuseum Den Haag


Iedereen heeft een persoonlijke stijl die zich uit in kleding, wooninrichting en het type auto. De keuzes die we maken lijken overvloedig en individueel, maar nog nooit zijn er zoveel producten om ons heen eigenlijk hetzelfde geweest. En dat is maar goed ook, want anders zou een spijkerbroek of een meubelstuk onbetaalbaar zijn. Vanaf het begin van de industrialisatie hebben ontwerpers zich ingezet voor alle voordelen van standaardisatie van producten. Het Gemeentemuseum toont, in samenwerking met de stichting Den Haag Design en Overheid, in hoeverre sociale én wettelijke normen in iets meer dan een eeuw geleid hebben tot een vormgeving die betaalbaar en voor iedereen toegankelijk is.

In een kledingwinkel vinden we het heel vanzelfsprekend dat er verschillende maten zijn; small, medium, large. Maar hoe bepaal je eigenlijk de grootte van zo'n maat? Vanaf het begin van de 20-ste eeuw zijn er grote hoeveelheden metingen gedaan waardoor deze gemiddelde gegevens bekend zijn.

In de jaren 1920 werd door August Lingner, uitvinder van Odol mondwater, de levensgrote glazen mens geïntroduceerd, waarin de spieren, pezen en zenuwen zichtbaar zijn en waarmee de mens als 'machine' werd benaderd. Dit markeert het begin van het in kaart brengen van de maten van de gemiddelde mens; hoe groot zijn zijn voeten, zijn handen, zijn hoofd. En hieruit volgden de standaards voor hoe groot een broek in maat L moet zijn, hoe hoog een aanrechtkastje of hoe diep een bank.

Tot nu toe werden de Westerse data voor alle bevolkingsgroepen ter wereld gebruikt, maar die blijken niet toereikend voor bijvoorbeeld de Aziatische markt. Op dit moment is er daarom een grootschalig meetproject aan de gang: size China. Hierin worden de hoofden en gezichten van talloze Chinese mannen en vrouwen gemeten om achter de verschillende gemiddelden te komen. Op basis van deze gegevens zijn er aluminium hoofden gemaakt die (Westerse) fabrikanten kunnen bestellen om goedpassende zonnebrillen, hoeden en motorhelmen te maken voor de groeiende Chinese markt.

Naast deze prototypen van de gemiddelde mens, zijn er in de tentoonstelling talloze voorbeelden te zien van objecten die ons dagelijks omringen maar waarbij we wellicht nooit stil staan dat aan het ontwerpen ervan allerlei norm- en regelgeving te pas komt. Zo toont het museum de Aquila-keuken ontworpen in 1965 door Kho Liang Le voor Bruynzeel. Het uitgangspunt van deze modulaire keuken die vrij van de grond hangt, is dat alles binnen reik- en werkhoogte moet zijn. Toch ziet de keuken eruit als een knap staaltje design.

Een laatste invloedrijke normgever is de consument zelf. De cultuur waarin hij leeft, bepaalt of een ontwerp succes heeft. Getoonde voorbeelden hiervan zijn kledingstukken als t-shirts en spijkerbroeken die door de jaren heen vrijwel niet aan verandering onderhevig zijn geweest. De broek uit de Levi Vintage collectie uit 1999 grijpt terug op een model uit de jaren 1980, dat weer gebaseerd is op de originele werkmansbroek uit de 19de eeuw. Tegelijkertijd wordt deze populaire broek door het toevoegen van zakken en stukken steeds aangepast aan de moderne smaak en mode-eisen.

Norm = Vorm toont de rol van de ontwerper in de standaardisatie van producten. In eerste instantie keert hij zich ertegen, want het lijkt een beperking van zijn creatieve vrijheid. Maar steeds meer zagen ontwerpers de voordelen ervan: goedkope productie, slimme huizen en producten en de mogelijkheid grote groepen van de bevolking te kunnen bereiken.

Bij de tentoonstelling met ontwerpen van Charles Eames, Herbert Lindinger, Ettore Sottass, Pierre Paulin en Kisho Kurokawa en o.a. bruiklenen uit het Centre Pompidou, verschijnt een rijk geïllustreerde catalogus geschreven door Timo de Rijk. De tentoonstelling is onderdeel van het programma van Den Haag, Design en Overheid.