Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de
aanpassing van de vorderingsprocedure en de invoering van het
alcoholslotprogramma
MEMORIE VAN ANTWOORD
Inleiding
Met belangstelling heb ik kennis genomen van het voorlopig verslag dat de
Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat over het wetsvoorstel heeft
uitgebracht.
Het verheugt mij dat de leden van de VVD-fractie positief staan tegen over de
doelstelling van het wetsvoorstel, namelijk de verklaring van het aantal
dodelijke en andere verkeersslachtoffers.
De leden van de PvdA-fractie hebben aangegeven dat het geheel van
bestuursrechtelijke maatregelen en strafrechtelijke sancties met betrekking tot
het rijbewijs erg ingewikkeld is geworden. Daarnaast merken zij op dat, zonder
dat het wetsvoorstel "zou moeten sterven in schoonheid", wellicht soms onnodig
voor een minimale oplossing is gekozen.
Met genoegen heb ik kennis genomen van het feit dat de leden van de fracties
van de ChristenUnie en de SGP positief staan tegenover het voorliggende
wetsvoorstel.
De door de leden gestelde vragen zal ik graag beantwoorden.
Effectiviteit en reikwijdte
De leden van de CDA-fractie vragen naar de wijze waarop een verdere uitrol en
landelijke implementatie van Automatic Nummer Plate Recognition (ANPR) de
handhaving zou kunnen bevorderen en welke referentiebestanden hiervoor
beschikbaar zijn.
Bij de politie wordt steeds meer gebruik gemaakt van ANPR bij de selectie van
te controleren voertuigen. In Nederland beschikken nagenoeg alle korpsen over
één of meer surveillancevoertuigen die daarmee zijn uitgerust. Met de inzet van
ANPR slaagt de politie er steeds meer in om op basis van informatie, die vooraf
is gegenereerd, de juiste voertuigen uit het verkeer te halen en te controleren.
Een verdere uitrol van ANPR zal dit effect nog vergroten.
Naar aanleiding van de behoefte vanuit de politie is in 2009 een systematiek
ontwikkeld die het mogelijk maakt om referentiebestanden samen te stellen van
personen die op basis van beschikbare informatie onder de aandacht van de
politie moeten worden gebracht. Voorbeelden van deze bestanden zijn:
personen aan wie in het kader van het strafrecht een rijontzegging is
opgelegd;
personen van wie de geldigheid van het rijbewijs door het Centraal Bureau
Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) is geschorst of van wie het rijbewijs ongeldig
is verklaard.
Bij deze personen worden de op hun naam staande kentekens gezocht in het
basisregister kentekens (verder: het kentekenregister) dat in beheer is bij de
Dienst Wegverkeer (RDW), waardoor een referentiebestand ten behoeve van
ANPR kan worden gemaakt.
agina 1 van 18
P
Wekelijks levert de RDW aan het Programmabureau ANPR een bestand met
personen die een rijontzegging hebben. Het CBR levert wekelijks een bestand
van personen van wie de geldigheid van het rijbewijs is geschorst of van wie het
rijbewijs ongeldig is verklaard. Het Programmabureau ANPR voegt door
bevraging uit het kentekenregister de bijbehorende kentekens toe en
transformeert deze informatie tot referentiebestanden ANPR.
Beide referentiebestanden worden in twee vormen via de intranet-omgeving
Landelijke Referentiebestanden ter beschikking van de regio's gesteld:
1. als ANPR referentiebestand, of
2. als postcode-huisnummerbestand, waarmee regio's de eigen inwoners met
een rijontzegging of geschorst of ongeldig verklaard rijbewijs kunnen selecteren.
De leden van de CDA-fractie zijn teleurgesteld dat een duur en omvangrijk
programma slechts leidt tot jaarlijks 8 tot 10 dodelijke verkeersslachtoffers
minder. Tegen deze achtergrond vragen zij welke maatregelen op korte termijn
voorzienbaar zijn om het aantal alcoholslachtoffers verder terug te dringen.
In de voorgestelde opzet en uitgaande van de voorgestelde inbedding zal
volgens berekeningen van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek
Verkeersveiligheid (SWOV) een reductie van het jaarlijkse aantal
verkeersslachtoffers worden behaald van 8 tot 10 doden en 80-100 gewonden.
Maar dat laat onverlet dat het alcoholslot in potentie een veel groter aandeel zal
kunnen leveren aan het terugdringen van de aantallen verkeersslachtoffers. Uit
de berekeningen van de SWOV blijkt dat het alcoholslotprogramma in potentie
kan leiden tot 30 tot 35 verkeersdoden en 300 tot 350 verkeersgewonden per
jaar minder. Winst kan volgens de SWOV worden geboekt als het
alcoholslotprogramma zo snel mogelijk na het begane alcoholdelict zou kunnen
worden opgelegd, en er derhalve geen samenloop zal zijn met bijvoorbeeld een
strafrechtelijke rijontzegging of, na invoering hiervan, een ongeldigheid van
rechtswege in het kader van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten.
Deze gesignaleerde samenloop heeft ertoe geleid dat ondergetekende, samen
met de Minister van Justitie, een onderzoek is gestart naar de gevolgen van
samenloop tussen alle verschillende maatregelen en sancties op het terrein van
het rijbewijs. Het is immers niet ondenkbaar dat alle verschillende acties met
betrekking tot het rijbewijs wellicht afzonderlijk veel potentie hebben, maar dat
de combinatie van die verschillende acties leidt tot een te grote ingewikkeldheid
en afnemende effectiviteit van die acties. Het onderzoek hiernaar is derhalve
van groot belang. Op basis van de resultaten van dit onderzoek worden
mogelijke oplossingsrichtingen bezien. Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat
hierover voor het zomerreces wordt gerapporteerd. Mede met het oog hierop is
het, in afwachting van de uitkomsten van dit onderzoek, niet opportuun om op
de korte termijn met nog meer nieuwe maatregelen te komen. Wel hecht de
regering aan invoering van het alcoholslotprogramma, omdat elk dodelijk
verkeersslachtoffer dat kan worden voorkomen, van groot belang is.
Voorts vragen deze leden naar het aandeel van de combinatie van alcohol en
drogerende stoffen of geneesmiddelen in het aantal verkeersslachtoffers en de
mogelijkheid van introductie van een drugsslot, naar analogie van het
alcoholslot.
Uit het IMMORTAL-onderzoek blijkt dat bestuurders die drugs- of
medicijngebruik combineren met een bloedalcoholgehalte boven de 0,8 bijna
180 keer zoveel kans op ernstig letsel hebben dan nuchtere bestuurders.
Bestuurders die drugs- of medicijngebruik combineren met een
bloedalcoholgehalte onder de 0,8 hebben ongeveer 13 keer zoveel kans op
ernstig letsel dan nuchtere bestuurders. Tevens kan op basis van dit IMMORTAL-
onderzoek worden geschat dat ongeveer 10 % van de ernstig gewonde
verkeersslachtoffers het gevolg is van een gebruik van een combinatie van
alcohol met drugs of medicijnen. Het introduceren van een drugsslot voor
Pagina 2 van 18
bepaalde drogerende middelen naar analogie van het alcoholslot is op dit
moment niet mogelijk. De huidige speekseltesters kunnen nu nog niet aangeven
wat de hoeveelheid gebruikte drugs is zoals bij alcohol. Speekseltesters zullen
nu eerst als voorlopig selectiemiddel worden ingezet bij de opsporing van drugs
in het verkeer.
De leden van de CDA-fractie constateren dat voor de meeste beslissingen in het
kader van het alcoholslotprogramma bezwaar en beroep openstaat op grond van
de Algemene wet bestuursrecht. Uitgezonderd zijn de beslissingen betreffende
de periodiciteit van het uitlezen en de eerste verlenging van het
alcoholslotprogramma. De leden constateren dat we hier te maken hebben met
ingrijpende beslissingen en menen dat er daarom gronden zijn om ook tegen
deze beslissingen bezwaar en beroep open te stellen.
Met de leden van de CDA-fractie wordt ingestemd dat de beslissingen tot
oplegging van het alcoholslotprogramma, alsmede beslissingen in het kader van
dat programma gevolgen kunnen hebben voor betrokkene. Dat is de reden dat
tegen de beslissing tot oplegging, alsmede tegen de meeste beslissingen in het
kader van het alcoholslotprogramma bezwaar kan worden gemaakt op grond
van de Algemene wet bestuursrecht. Desondanks is ervoor gekozen voor twee
besluiten dat niet te doen: het besluit van het CBR tot aanpassing van het
uitleesregime, alsmede het besluit tot eerste verlenging van het
alcoholslotprogramma. De reden hiervoor is gelegen in de beoogde effectiviteit
van het alcoholslotprogramma. De beoogde tussentijdse aanpassing van het
uitleesregime op basis van gegevens uit het alcoholslot heeft tot doel om de
betrokken deelnemer die goede resultaten boekt in het kader van het
programma te belonen met een soepeler uitleesregime (bekrachtiging van het
goede gedrag) , of als hij te vaak in de fout gaat, weer terug te zetten in het
standaard strengere uitleesregime. Op deze manier wordt een essentiële
bijdrage geleverd aan de doelstelling van het begeleidingsprogramma, namelijk
om betrokkene te leren een scheiding aan te brengen tussen het gebruik van
alcohol en het besturen van een motorrijtuig. Dit effect zou teniet worden
gedaan als tegen zo'n besluit tot aanpassing bezwaar zou kunnen worden
aangetekend. Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat strenge eisen zullen
worden gesteld aan het alcoholslot en de daarmee samenhangende
uitleesapparatuur, maar ook aan de wijze waarop gegevens in de registratie-
eenheid van het alcoholslot worden vastgelegd en aan de wijze van verzending
van de gegevens uit de registratie-eenheid naar het alcoholslotregister bij de
RDW, zodat de integriteit van de data wordt gewaarborgd. Ten slotte zal, om
twijfel over het juiste promillage te voorkomen, het CBR een correctie
toepassen. Deze correctie kan worden vergeleken met de correctie die het
openbaar ministerie toepast alvorens het op basis van de uitslag van
meetmiddelen overgaat tot vervolging. Op de hier bedoelde strenge eisen zal
aan het slot van de memorie van antwoord in reactie op een daartoe strekkende
vraag van de VVD nader worden ingegaan.
Verder wordt erop gewezen dat tegen het besluit tot oplegging van het
alcoholslotprogramma zelf wel bezwaar kan worden aangetekend. Maar is
eenmaal het besluit tot oplegging, al dan niet nadat daartegen bezwaar is
aangetekend of beroep is ingesteld, onherroepelijk geworden, dan is het van
belang dat dat programma kan worden doorlopen zonder dat bezwaar openstaat
tegen tussenliggende beslissingen.
De reden dat bezwaar is uitgezonderd tegen de eerste verlenging is gelegen in
het feit dat deze voor betrokkene niet onverwachts zal komen. Allereerst is in de
regelgeving vastgelegd in welke gevallen het CBR zal besluiten tot verlenging
van het alcoholslotprogramma. Verder zal het CBR in de periode voorafgaande
aan het feitelijke besluit tot verlenging, betrokkene hebben gewaarschuwd dat
het alcoholslotprogramma zal worden verlengd als hij zijn gedrag tijdens het
Pagina 3 van 18
programma niet aanpast. Betrokkene heeft het dan ook zelf in de hand of tot
verlenging wordt overgegaan.
Tegen het besluit tot een tweede of volgende verlenging kan wel bezwaar
worden aangetekend en is beroep op de rechter mogelijk. De reden hiervoor is
gelegen in de wenselijkheid dat de betrokken deelnemers na tweeënhalf jaar
alcoholslotprogramma de gelegenheid krijgen de volgende verlenging aan de
rechter voor te leggen. Wel wordt aangetekend dat ook hier sprake is van een
gebonden beslissing van het CBR: het CBR zal alleen tot verlenging besluiten als
betrokkene nog niet voldoet aan de bij ministeriële regeling aangegeven eisen
voor het laten vervallen van de beperkende codering en beëindiging van het
alcoholslotprogramma. Betrokkene weet op basis van de regelgeving waar hij
aan toe is en heeft dus verlenging in eigen hand.
Op deze wijze is een verantwoord evenwicht gevonden tussen enerzijds het
belang, in het kader van de verkeersveiligheid, maar ook van de betrokken
deelnemer zelf, van een voortgang van het alcoholslotprogramma en anderzijds
het belang voor de betrokken deelnemer om beslissingen in dat kader aan de
rechter te kunnen voorleggen.
Verder vragen de leden of de regering de mening deelt dat medische
identificatie van alcoholverslaafde overtreders nodig blijft, ook al nemen ze deel
van het alcoholslotprogramma. De regering deelt deze mening niet. De
voordelen van het alcoholslotprogramma zijn naar het oordeel van de regering
duidelijk. Het alcoholslotprogramma zal, zoals al hierboven is aangegeven, in
potentie kunnen leiden tot 30 tot 35 verkeersdoden en 300 tot 350
verkeersgewonden per jaar minder. Ook in de huidige opzet is een jaarlijkse
afname met 8 tot 10 verkeersdoden en 80 tot 100 verkeersgewonden naar het
oordeel van de regering al de moeite waard. Bovendien blijkt uit de gegevens
van buitenlandse onderzoeken dat ook daar alcoholafhankelijken in het
alcoholslotprogramma terecht kunnen komen. Verwezen wordt naar bijlage 1 bij
de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2009/10, 31 896, nr.
7). Verderop in de memorie van antwoord zal nog uitgebreider op dit punt
worden ingegaan. In dit verband wordt hier nog wel gewezen op de standpunten
die zowel de SWOV als het Trimbos-instituut ter zake hebben ingenomen,
namelijk dat het alcoholslotprogramma ook, en juist, geschikt is voor
alcoholafhankelijke bestuurders.
Daarnaast controleert het alcoholslot minimaal twee jaar, 24 uur per dag, of
betrokkene met teveel alcohol op wil rijden. Verder vindt er begeleiding plaats
van de deelnemers: er zal een aantal ema-achtige sessies plaatsvinden aan het
begin van het programma en aan de hand van continue monitoring op basis van
de uitleesgegevens zal gedurende de gehele duur van het alcoholslotprogramma
feedback worden gegeven. Als in het kader van het begeleidingsprogramma
blijkt dat daartoe aanleiding is, zal het CBR betrokkene stimuleren zelf hulp te
zoeken om zo de kans op een succesvolle afronding van het
alcoholslotprogramma te vergroten. Bovendien zal het alcoholslotprogramma
telkens worden verlengd, zolang betrokkene nog niet heeft aangetoond een
scheiding te kunnen aanbrengen tussen het gebruik van alcohol en het besturen
van een motorrijtuig. Daarom wordt het wenselijk geacht dat zo veel mogelijk
zware alcoholovertreders een alcoholslotprogramma opgelegd krijgen, ongeacht
de vraag of het gaat om een alcoholafhankelijke bestuurder of niet. Zou er
immers voor worden gekozen geen alcoholafhankelijken te laten deelnemen aan
het alcoholslotprogramma, dan zou elke bestuurder, die in aanmerking zou
kunnen komen voor deelname, altijd eerst een geschiktheidsonderzoek moeten
ondergaan. Dat brengt veel extra kosten met zich mee voor deze bestuurder,
die, als hij als geschikt zou worden beoordeeld, ook wordt geconfronteerd met
de kosten van het alcoholslotprogramma. Dit zou weer kunnen leiden tot extra
uitval, terwijl het alcoholslotprogramma juist een bijdrage moet leveren aan de
verkeersveiligheid. Bovendien is de keuze om alcoholafhankelijken toe te laten
Pagina 4 van 18
tot het alcoholslotprogramma, in lijn met veruit de meeste buitenlandse
alcoholslotprogramma's, waarin alcoholverslaafden kunnen meedoen. Daarom is
afgezien van het opleggen van een onderzoek aan alle potentiële deelnemers.
Wel vindt thans, zoals toegezegd aan de Tweede Kamer, een onderzoek plaats
naar het gewenste instroompromillage in het alcoholslotprogramma. Dit heeft te
maken met het feit dat er geen ander criterium is om een toedeling te maken
naar de verschillende maatregelen in het kader van de vorderingsprocedure en
het wenselijk is om het instroompromillage in het alcoholslotprogramma te
baseren op een zo goed mogelijk onderzoek naar de verkeersonveiligheid van de
nuchtere alcoholafhankelijke en de buitenlandse ervaringen op dit punt. Dit
onderzoek zal aan het einde van 2010 gereed zijn en worden besproken met de
Tweede Kamer. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek en dit overleg
zal het definitieve instroompromillage voor het alcoholslotprogramma worden
vastgesteld. Dit gebeurt in een ministeriële regeling. Op deze manier kan,
zonder de noodzaak van een geschiktheidsonderzoek in alle gevallen, toch een
verantwoorde afweging worden gemaakt.
Door de leden van de VVD-fractie wordt gevraagd naar de pakkans bij alcohol-
en drugsongevallen. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat er geen valide
gegevens zijn over de pakkans bij rijden onder invloed van alcohol of drugs. Wel
wordt geconstateerd dat het percentage bestuurders onder invloed van alcohol
nog steeds daalt. De daling heeft zich echter alleen voorgedaan in de groep
relatief lichte drinkers terwijl de zware drinkers verantwoordelijk zijn voor het
overgrote deel van de alcoholongevallen. Alcoholtoezicht zou zich de komende
jaren dan ook wat meer moeten gaan richten op het vergroten van de objectieve
(en daarmee tegelijk de subjectieve) pakkans van de groep zware drinkers.
Wat het rijden onder invloed van drugs betreft is de regering van mening dat
drugs en verkeer niet samengaan en dat daarom de pakkans zou moeten
worden verhoogd. Er was tot voor kort evenwel nog geen geschikt instrument
waarmee drugs in het verkeer eenvoudig kon worden opgespoord. Dit betekent
dat het vermoeden op andere, ingewikkelder en tijdrovender, wijze moest
worden vastgesteld. Eerste stap om te komen tot een verbetering van de
aanpak van rijden onder invloed van drugs was de ontwikkeling van een
betrouwbaar en praktisch bruikbaar voorlopig selectiemiddel. Eind 2008 is in
samenwerking met het KLPD een pilot gehouden om te kijken of de opsporing
van drugs kan worden vereenvoudigd met behulp van een speekseltester als
voorlopig selectiemiddel. Deze pilot is succesvol verlopen. Dat heeft geleid tot de
tweede stap die inmiddels in gang is gezet, de voorbereiding van een wijziging
van de Wegenverkeerswet 1994. In de eerste plaats zal het wetsvoorstel erin
voorzien dat in de Wegenverkeerswet 1994 aan de opsporingsambtenaren,
bedoeld in de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering, de
bevoegdheid wordt toegekend om bestuurders die onder invloed van drugs zijn,
te dwingen mee te werken aan het afnemen van speeksel door middel van een
zogenaamde speekseltester. De speekseltester zal alleen worden ingezet als
voorselectiemiddel; als bewijsmiddel blijft gelden het afnemen van bloed. In de
tweede plaats zal het wetsvoorstel erin voorzien dat in de Wegenverkeerswet
1994, naar analogie van de strafbaarstelling van het rijden onder invloed van
alcohol, een afzonderlijke strafbaarstelling voor het rijden onder invloed van
drugs wordt opgenomen. Op dit moment is het rijden onder invloed van drugs
op basis van de vangnetbepaling van artikel 8, eerste lid, van de
Wegenverkeerswet 1994 strafbaar.
Voor andere stoffen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden en die niet met
behulp van een voorlopig selectiemiddel kunnen worden opgespoord, blijven de
bestaande opsporingsmethodes bestaan.
In antwoord op de vraag van deze leden of er internationale onderzoeken zijn
waaruit het effect van de pakkans kan worden afgeleid wordt opgemerkt dat uit
volgens de SWOV uit onderzoek blijkt dat de waargenomen pakkans enige
invloed kan hebben op rijden zonder rijbewijs, maar moet concurreren met
Pagina 5 van 18
ander soms zwaarder wegende motieven, zoals bijvoorbeeld de omstandigheid
dat de betrokken bestuurder geen alternatief ziet of van mening is dat er een
noodzaak is om toch te rijden. Dat onderzoek geeft wel informatie over het
aantal bestuurders dat is staande gehouden tijdens het rijden tijdens een
rijontzegging, maar biedt geen valide gegevens over de pakkans.
Verder vragen zij naar de pakkans op rijden zonder geldig rijbewijs en of die
pakkans niet eenvoudig kan worden vergroot. In antwoord op deze laatste vraag
wordt opgemerkt dat de politie op verschillende manieren controleert op het
rijden zonder geldig rijbewijs. Tijdens surveillances en binnen de wijkgebonden
politiezorg (wijkagenten) worden ad hoc bestuurders gecontroleerd. Rijden
zonder geldig rijbewijs komt regelmatig naar voren als "bijvangst" van deze
controles. Bij verkeerscontroles vindt gerichtere controle plaats. Hierbij wordt -
nu nog in pilots - in toenemende mate gebruik gemaakt van ANPR-apparatuur,
waardoor de politie snel en gericht kan controleren op vermeende
overtredingen zoals het rijden zonder geldig rijbewijs. De verwachting is dat de
pakkans zal toenemen als ANPR volledig is uitgerold in de politieregio's. Voor
een eventuele verdere vergroting van de pakkans en wordt verwezen naar
onderzoek dat thans plaats vindt naar de mogelijkheid om het doorrijden zonder
geldig rijbewijs aan te pakken. Ik verwacht de uitkomsten van dit onderzoek in
het tweede kwartaal van 2010.
In antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie hoe groot de groep
"nuchtere" alcoholverslaafden is en of deze bestuurders door een EMA of door
het alcoholslotprogramma kunnen worden geholpen of wellicht in het geheel niet
meer te helpen zijn, merk ik het volgende op. De omvang van de groep
"nuchtere" alcoholafhankelijken is niet bekend. Zoals al eerder in deze memorie
van antwoord is opgemerkt op een vraag van de leden van de CDA-fractie blijkt
uit internationaal onderzoek dat ook alcoholafhankelijke bestuurders gebaat zijn
met een alcoholslotprogramma. Wat de vraag naar de frequentieverdeling
betreft wordt opgemerkt dat ook hierover geen gegevens beschikbaar zijn.
De leden van de VVD-fractie vragen of er niet meer prioriteit moet worden
gegeven aan de bestrijding van drugs in het verkeer. Voor het antwoord op deze
vraag wordt verwezen naar hetgeen hierboven is gesteld over de pakkans op het
rijden onder invloed van drugs.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat in Zweden is gebleken dat een
alcoholslotprogramma wel effectief is tijdens die looptijd, maar dat na afloop
massaal wordt teruggevallen op rijden onder invloed. Zij vragen op welke data
of onderzoeken de regering zich baseert als zij stelt dat een
alcoholslotprogramma met een looptijd van een jaar in plaats van twee jaar wel
effectief is.
Het doel van het alcoholslotprogramma is dat de betrokken deelnemer minimaal
twee jaar lang met behulp van het alcoholslot zonder alcohol achter het stuur zit
en daarnaast om de betrokken deelnemer zelf te leren een scheiding aan te
brengen tussen het gebruik van alcohol en het besturen van een motorrijtuig.
Het alcoholslotprogramma wordt pas beëindigd als hij aan zeer strikte
voorwaarden heeft voldaan wat betreft de resultaten van de in de registratie-
eenheid van het alcoholslot vastgelegde blaasgegevens. Deze voorwaarden
worden neergelegd in een ministeriële regeling. Het begeleidingsprogramma is
erop gericht hem hierin te begeleiden. Lukt het betrokkene niet om aan die
voorwaarden te voldoen, dan wordt het alcoholslotprogramma verlengd. Het
alcoholslot zal in ieder geval voor de duur van het alcoholslotprogramma meer
effect hebben en leiden tot minder recidive dan een ongeldigverklaring of een
rijontzegging, omdat het gedurende die periode betrokkene verhindert om met
te veel alcohol op aan het verkeer deel te nemen. Dit blijkt uit buitenlands
onderzoek (Weinrath 1997, Tippets en Voas 1997, Beck et al. 1999, Voas et al.
1999, Vezina 2002, Frank et al. 2002 en Bjerre 2005). Uit een tweetal studies
Pagina 6 van 18
blijkt dat het alcoholslotprogramma moet worden gezien als een kans voor
betrokkene om iets aan zijn probleem te doen (Baker, Braver, Chen, Li en
Williams, 2002, Marques, Voas en Tippets, 2003). Het verwachte effect van het
alcoholslotprogramma voor de duur ervan is derhalve, zo kan worden opgemerkt
op de daartoe strekkende vraag, "evidence-based".
Er is geen onderzoek bekend waaruit de optimale duur van een
alcoholslotprogramma kan worden afgeleid. Wel kan uit onderzoeken worden
geconcludeerd dat het alcoholslot zolang het is ingebouwd, een positief effect op
de verkeersveiligheid heeft. Daarom is voor het bepalen van de voorgestelde
duur van het alcoholslotprogramma vooral gekeken naar de te behalen
verkeersveiligheidseffecten. Daarnaast is ook gekeken naar ervaringen in andere
landen (bijvoorbeeld Zweden en Finland) en is gekozen voor een duur van in
beginsel twee jaar, met de mogelijkheid tot verlenging. Daarbij is ervan
uitgegaan dat bij een langer durend programma, met ook nog eens een
begeleidingsprogramma daaraan gekoppeld, de kans groter is dat een duurzaam
gedragseffect kan worden bewerkstelligd.
Hoewel uit studies de conclusie kan worden getrokken dat na uitbouw van het
alcoholslot veel betrokkenen weer terug vallen in het oude patroon, leidt dat niet
zonder meer tot de conclusie dat dus daarna geen enkel effect meer overblijft.
Zo kan uit de onderzoeken bijvoorbeeld niet worden afgeleid of degenen die na
uitbouw weer in de fout zijn gegaan, alleen een alcoholslot in hun auto hadden
of dat ze daarnaast ook deelnamen aan een begeleidingsprogramma. In andere
onderzoeken werd wel een, overigens niet significante, reductie van recidive
geconstateerd na uitbouw van het alcoholslot (Voas, R.B, Marques, P.R,
Tippetts, A.S. Beirness, D.J (1999). The Alberta Interlock Program: the
evaluation of a province-wide program on DUI recidivism. Addiction 94(12):
1849-1859; en Weinrath, M (1997). The ignition interlock program for drunk
drivers: A multivariate test). Crime and Delinqency 43(1): 42-59).
Verder vragen deze leden waarop de regering haar veronderstelling baseert dat
het voorgestelde begeleidingsprogramma effectief zal zijn en of met deze vorm
van begeleidingsprogramma ervaring is opgedaan in het buitenland en zo ja,
wat de resultaten waren?
De regering baseert haar veronderstelling op buitenlands onderzoek (Marques,
Tippets, Voas, Danseco en Beirness, 2002; Marques, Voas en Timken, 2004;
Marques, Voas, Tippets, Blackman, Timken en Field, 2007) dat heeft uitgewezen
dat een positief effect te verwachten is als de verplichting tot inbouw van een
alcoholslot wordt gecombineerd met een programma bestaande uit monitoring
en ondersteunende interventies die erop zijn gericht om de deelnemer te
motiveren om te leren het gebruik van alcohol te scheiden van het besturen van
een motorrijtuig en om zo nodig de deelnemer te ondersteunen bij de aanpak
van zijn alcoholprobleem. Daarom heeft de regering ervoor gekozen een
begeleidingsprogramma een verplicht onderdeel te maken van het
alcoholslotprogramma.
Ten behoeve van de blauwdruk voor het begeleidingsprogramma is uitgebreid
literatuuronderzoek verricht en zijn buitenlandse initiatieven op het punt van
begeleidingsprogramma's geïnventariseerd. Verder is aanvullende informatie
verzameld bij zowel nationale als internationale experts in de verslavingszorg en
zijn gedragsdeskundigen geconsulteerd. Op basis van deze informatie is een
concept-blauwdruk opgesteld waarin de hoofdlijnen van het beoogde
begeleidingsprogramma zijn opgenomen. Het concept is vervolgens voorgelegd
aan en becommentarieerd door binnenlandse en buitenlandse experts. Hun
opmerkingen zijn vervolgens verwerkt in de definitieve blauwdruk. Op deze
manier zijn ervaringen van buitenlandse programma's meegenomen.
De leden van de PvdA-fractie vragen voorts waarom bij invoering van het
alcoholslotprogramma de keuring van bestuurders met een alcoholpromillage
van 1,8 of hoger zal vervallen.
Pagina 7 van 18
Waar het om gaat, is dat mensen niet met alcohol achter het stuur gaan zitten.
Het alcoholslot is een effectief instrument om rijden onder invloed te
voorkomen. Als gevolg van het feit dat in zijn motorrijtuig een alcoholslot is
ingebouwd, wordt de bestuurder er iedere keer dat hij zijn motorrijtuig wil
starten en te veel alcohol op heeft, ermee geconfronteerd dat hij niet de weg op
kan. Daarnaast is het een goed instrument om zware drinkers zelf het
onderscheid te leren maken tussen het gebruik van alcohol en het besturen van
een motorrijtuig onder invloed daarvan. Deze categorie bestuurders bestaat
enerzijds uit bestuurders die op grond van de huidige regelgeving een ema
opgelegd krijgen (bij een promillage tussen 1,3 en 1,8 (voor beginnende
bestuurders een promillage tussen de 0,8 en 1,3)) en anderzijds uit bestuurders
die thans direct in aanmerking komen voor een onderzoek naar de geschiktheid
(de ervaren bestuurders met een promillage van 1,8 en hoger, de beginnende
bestuurder een promillage van 1,3 of hoger, alsmede de recidiverende
bestuurders).
Juist voor deze laatste categorie bestuurders geeft de SWOV aan dat uit
buitenlands onderzoek (o.a. Robertson et al., 2006) geen enkele aanwijzing naar
voren is gekomen dat het alcoholslot bij de groep bestuurders met een
promillage boven de 1,8 minder effectief zou zijn in het voorkomen van recidive
dan bij de groep tussen 1,3 en 1,8. Ook buitenlandse programma's kennen
geen bovengrens. Op grond van bovenstaande overwegingen is de conclusie
getrokken dat ook de categorie bestuurders boven de 1,8 (beginnende
bestuurders boven de 1,5 ) in beginsel in aanmerking zouden moeten komen
voor het alcoholslotprogramma, zonder dat eerst een keuring plaatsvindt.
Aan de andere kant is in de voor ogen staande opzet ook rekening gehouden
met de bezwaren van de psychiaters. Om die reden, en om zo eerst ervaring op
te doen met dit voor Nederland nieuwe instrument, is de directe bovengrens
voor instroom in het alcoholslotprogramma gesteld op 2,1 (respectievelijk
1,8 voor de beginnende bestuurder). Vanaf deze grens zal de betrokken
bestuurder eerst de verplichting opgelegd krijgen om een onderzoek naar zijn
geschiktheid te ondergaan. Afhankelijk van de uitkomst van dit onderzoek zal
hem dan alsnog de verplichting worden opgelegd tot deelname aan het
alcoholslotprogramma. Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat het
bovenstaande alleen geldt voor de first offender. Voor de recidiverende
bestuurder geldt sowieso een lager promillage, waarbij tevens rekening wordt
gehouden met het promillage van de eerste bij het CBR gemelde
alcoholovertreding. Als bijvoorbeeld bij de eerste keer een zodanig hoog
promillage is geconstateerd dat betrokkene al eerder het alcoholslotprogramma
opgelegd heeft gekregen of een onderzoek naar de geschiktheid heeft moeten
ondergaan, dan volgt bij de tweede alcoholovertreding altijd eerst een
onderzoek naar de geschiktheid.
De vraag over de precieze instroomgrens is ook uitgebreid aan de orde gekomen
bij de mondelinge behandeling in de Tweede Kamer. Bij die gelegenheid heb ik
aangegeven geen voorstander te zijn om alle potentiële alcoholslotkandidaten
een onderzoek te laten ondergaan (vanwege de kosten die dit met zich mee
brengt en het verhoogde risico op uitval). Dit zou namelijk de consequentie zijn
als zou worden besloten geen alcoholafhankelijke bestuurders toe te laten tot
het alcoholslotprogramma. Wel heb ik, om te voorkomen dat zaken worden
gemist, of wellicht met de beste bedoelingen verkeerde besluiten worden
genomen, een onderzoek toegezegd. Dit onderzoek zal betrekking hebben op de
vraag hoe "verkeersonveilig" een nuchtere alcoholist is en op ervaringen in het
buitenland met het alcoholslotprogramma, mede in relatie tot de te hanteren
bovengrens van 1,8 of 2,1 promille. De definitieve instroomgrens zal worden
vastgesteld in een ministeriële regeling op basis van de uitkomsten van dit
onderzoek en het debat met de Tweede Kamer hierover.
Tevens vragen deze leden of is overwogen de effectiviteit van het
alcoholslotprogramma te verhogen door meerdere maatregelen te combineren,
Pagina 8 van 18
zoals een keuring bij 1,8 promille en een eventuele verplichting tot een
ontwenningskuur als voorwaarde voor het opleggen van het
alcoholslotprogramma.
Bij het voorbereiden van de regelgeving zijn verschillende opties overwogen.
Een van die opties was om een verplicht behandelprogramma
(ontwenningskuur) onderdeel te maken van het begeleidingsprogramma.
Hiervan is afgezien. Een van de redenen hiervoor is dat de verplichting om een
behandeltraject te volgen ook thans geen onderdeel uitmaakt van de
vorderingsprocedure. Een andere reden is dat uitvoering van de idee om een
therapeutisch behandeltraject verplicht onderdeel te maken van het
alcoholslotprogramma op uitvoeringsproblemen stuit. Dit staat los van het feit
dat in aanvulling op het alcoholslotprogramma behandeling zinvol kan zijn.
Daarom is gekozen voor de oplossing om in het kader van de groepsessies van
het begeleidingsprogramma en in het kader van de regelmatige monitoring en
feedback, als de uitleesgegevens uit het alcoholslot daartoe aanleiding te geven,
de betrokken deelnemer te wijzen op de mogelijkheid van vrijwillige behandeling
en hem mee te geven dat zo de kans wordt vergroot dat hij met ondersteuning
van het alcoholslot binnen de twee jaar leert een scheiding aan te brengen
tussen het gebruik van alcohol en het besturen van een motorrijtuig. Aanvullend
is er voor gekozen om op basis van motiverende en belonende feedback een
deelnemer met "goede" data een soepeler uitleesregiem te geven (waarbij hij
derhalve minder vaak het alcoholslot behoeft te laten uitlezen). Bij "slechte"
data zal de betrokken deelnemer het alcoholslot vaker moeten laten uitlezen en
zal een meer intensieve monitoring plaatsvinden. Wanneer de deelnemer bij een
volgend uitleesmoment weer "goede" data heeft, kan hij terug naar het minder
strenge uitleesregiem. Op deze wijze krijgt de deelnemer de kans om
zelfsturend en zelf verantwoordelijk te zijn in de wijze waarop het
alcoholslotprogramma ten uitvoer wordt gelegd. Het lerend effect zit in het feit
dat de deelnemer wordt beloond of gestraft op basis van het eigen gedrag. Op
deze manier is het voordeel van een behandelprogramma tijdens de looptijd van
het alcoholslotprogramma niet uitgesloten, maar wordt tegelijkertijd het nadeel
voorkomen dat bij het niet meewerken aan het behandelprogramma tegelijk ook
deelname aan het alcoholslotprogramma zou moeten worden beëindigd. Dat zou
naar het oordeel van de regering geen recht doen aan het feit dat van deelname
aan het alcoholslotprogramma op zichzelf al een positief effect mag worden
verwacht. Dit blijkt immers uit diverse evaluatie-onderzoeken in de Verenigde
Staten van Amerika, Canada en Zweden.
De mogelijkheid van een keuring vooraf past niet in de door de regering
gekozen lijn dat ook alcoholafhankelijken aan het alcoholslotprogramma zouden
moeten kunnen deelnemen. Zoals hierboven al is aangegeven, zou deze optie
verder leiden tot een forse verhoging van de kosten voor betrokkene, omdat hij
dit onderzoek ook zelf zou moeten betalen. Het risico bestaat dan dat, als
betrokkene geschikt zou worden beoordeeld op voorwaarde van deelname aan
het alcoholslotprogramma, hij hiervan zal afzien vanwege de hoge kosten. En dit
maakt dan weer inbreuk op het verwachte effect van het alcoholslotprogramma.
De regering is het uiteraard wel eens met het uitgangspunt dat niet te
gemakkelijk mag worden geconcludeerd dat het alcoholslotprogramma kan
worden beëindigd. Daarom zijn strenge eisen geformuleerd waaruit blijkt dat
betrokkene in de laatste zes maanden van het alcoholslotprogramma, dan wel
tijdens de verlenging, heeft geleerd de scheiding aan te brengen tussen het
gebruik van alcohol en het besturen van een motorrijtuig. Zo mag in het
alcoholslot in die periode geen enkele fout of geweigerde hertest geregistreerd
staan en geen enkele initiële ademtest waarvan de uitslag gelijk is aan of hoger
is dan 0,4 . Door het stellen van deze strenge eisen worden naar het oordeel
van de regering passende waarborgen in het leven geroepen om te voorkomen
dat te lichtvaardig het alcoholslot wordt beëindigd.
Pagina 9 van 18
Desgevraagd wordt opgemerkt dat deze opties geen deel uit maken van het
onderzoek dat de regering aan de Tweede Kamer heeft toegezegd met
betrekking tot de rijvaardigheid van "nuchtere" alcoholverslaafden. Wel zal het
CBR samen met het Trimbos Instituut de inhoud van het
begeleidingsprogramma verder uitwerken.
In antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie naar de stand van
zaken betreffende een handzame methode om drugsgebruik bij bestuurders van
motorvoertuigen op te sporen merk ik het volgende op.
Uit een in 2008 door de politie gehouden pilot is naar voren gekomen dat er nu
een geschikt instrument is dat kan worden gebruikt als voorlopig selectiemiddel
voor een aantal in het verkeer gebruikte drugs. Dat heeft ertoe geleid dat de
Minister van Justitie, zoals toegezegd aan de Tweede Kamer in de brief van 1
september 2009 (Kamerstukken II 008/09, 29398, nr. 172) in nauwe
samenwerking met ondergetekende, de introductie van de speekseltester als
voorlopig selectiemiddel ter hand zal nemen. Omdat het voorlopig selectiemiddel
nog niet kan worden gebruikt voor alle soorten drugs, zal ook de huidige wijze
waarop wordt bepaald of op de bestuurder een redelijk vermoeden van schuld
aan overtreding van het verbod, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de
Wegenverkeerswet 1994 worden vastgelegd. Een belangrijk element bij de
voorbereidingen is de vraag of het mogelijk is voor drugs limieten te stellen
zoals bij alcohol. Als dit niet mogelijk is, zal het uitgangspunt zero tolerance zijn.
Met het Ministerie van Justitie vindt thans overleg plaats over de uitgangspunten
voor de wetgeving.
Voor de vraag van deze leden naar de mogelijkheid van een drugsslot verwijs ik
naar het antwoord op een soortgelijke vraag van de leden van de CDA-fractie.
Verder vragen de leden van de PvdA-fractie naar het standpunt van de regering
inzake de mogelijke uitbreiding van de recidiveregeling voor ernstige
verkeersdelicten met grove snelheidsovertredingen binnen de bebouwde kom.
Bij de wijzigingen voorgesteld door de regering (Kamerstukken II, 2007/08, 30
324. nr. 17) is de wenselijkheid van een mogelijke toekomstige uitbreiding van
de reikwijdte van de recidiveregeling met genoemde grove
snelheidsovertredingen voor ernstige verkeerdelicten binnen de bebouwde kom
onderkend en is een onderzoek aangekondigd of en zo ja onder welke
voorwaarden een dergelijke uitbreiding een bijdrage kan leveren aan de
verkeersveiligheid en aan de rechtshandhaving. Bij brief van 8 december 2009
(Kamerstukken II 2009/2010, 30 324, nr. 21), is de Tweede Kamer nader
geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot dit onderzoek. Naar
aanleiding van de motie van de heer de Rouwe (Kamerstukken II 2007/08
30324 is toegezegd bij het hierboven bedoelde onderzoek tevens te bezien
welke andere meetbare verkeersovertredingen nog meer voor onderbrenging in
de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten zouden kunnen worden
meegenomen. Het eerste deel van dit onderzoek is inmiddels afgerond en in het
onderzoeksrapport worden de juridische mogelijkheden voor uitbreiding van de
recidiveregeling geschetst en een aantal suggesties gedaan. Behalve de
juridische mogelijkheden is het van belang dat van uitbreiding van de
recidiveregeling, in relatie tot de specifieke delicten, een positief effect op de
verkeersveiligheid kan worden verwacht. Hiernaar wordt thans door het
Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) onderzoek
naar verricht. Inmiddels is evenwel geconstateerd dat het gehele systeem van
maatregelen en sancties die betrekking hebben op het rijbewijs, wel erg
ingewikkeld is geworden. Ook de vragenstellers komen tot deze conclusie.
Daarom is ondergetekende, samen met de Minister van Justitie, een onderzoek
gestart naar de onderlinge samenhang en mogelijke samenloop van al die
maatregelen en sancties betreffende het rijbewijs. Voor de stand van zaken
betreffende dit onderzoek wordt verwezen naar het antwoord op vragen van de
leden van de CDA-fractie over eventuele verdere maatregelen voor de korte
Pagina 10 van 18
termijn om het rijden onder invloed van alcohol terug te dringen. In afwachting
van de uitkomsten van dit onderzoek en de verdere besluitvorming ter zake
wordt er de voorkeur aangegeven even een pas op de plaats te maken en niet te
gaan werken aan een uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor
ernstige verkeersdelicten.
De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP vragen zich af of het
systeem van ongeldigverklaring van rechtswege geen afbreuk doet aan de
effectiviteit van het alcoholslotprogramma en of dat niet ook geldt bij de
ontzegging van de rijbevoegdheid die door de rechter kan worden opgelegd.
Het systeem van ongeldigheid van rechtswege kent een samenloop met het
alcoholslotprogramma en kan afbreuk doen aan de effectiviteit daarvan. Dit
geldt voor de categorie recidiverende alcoholovertreders met een promillage
boven de 1,0, aan wie tevens de verplichting is opgelegd tot deelname aan het
alcoholslotprogramma. Bij het hierboven genoemde onderzoek naar de
maatregelen en sancties met betrekking tot het rijbewijs zal ook op (de
gevolgen van) deze samenloop worden ingegaan. Los hiervan bevat het
onderhavige wetsvoorstel een voorstel om de samenloop tussen de
recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en het alcoholslotprogramma zo
veel mogelijk te voorkomen. Daartoe is in artikel VIII, onderdeel B, een voorstel
opgenomen om de op grond van de wet van 24 oktober 2008 (Stb. 433) in
artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994 opgenomen grens van 435 µg/l,
resp. 1,0 te verhogen tot 570 µg/l resp 1,3 .
Deze leden vragen, onder verwijzing naar het standpunt van de Nederlandse
psychiaters dat ook overtreders met een alcoholpromillage tussen de 1,3 en 2,1
een onderzoek naar de geschiktheid zouden moeten ondergaan, naar het
standpunt van de regering ter zake.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het eerder gegeven antwoord
op vragen van deze leden over de noodzaak van identificatie van
alcoholverslaafden.
Samenhang wet- en regelgeving
De leden van de CDA-fractie stellen een aantal vragen die betrekking hebben op
de registratie van gegevens. Wie heeft inzicht in de geregistreerde gegevens en
de juistheid daarvan, kunnen de rijbewijshouders inzicht krijgen in de
opgeslagen gegevens en die, indien niet correct, corrigeren?
In antwoord op deze vragen wordt het volgende opgemerkt. Allereerst zullen
hoge eisen worden gesteld aan het alcoholslot, de bijbehorende
uitleesapparatuur en de wijze waarop de gegevens uit het slot worden
uitgelezen. Hiertoe zijn, in aanvulling op de reeds bestaande NEN-ENnorm, extra
eisen opgesteld die de integriteit en betrouwbaarheid van de data in en uit het
alcoholslot moeten waarborgen. Het alcoholslot zal aan al deze eisen moeten
voldoen voordat het wordt typegoedgekeurd en kan worden gebruikt in het
kader van het alcoholslotprogramma. Verder zal in het kader van het toezicht op
de erkenninghouders controle plaatsvinden op het op de juiste wijze naleven van
de erkenningsvoorwaarden en - voorschriften. Al deze voorschriften hebben tot
doel de betrouwbaarheid van de gegevens te bewerkstelligen en de privacy van
de betrokken deelnemer te waarborgen. In artikel I, onderdeel W, van het
wetsvoorstel (de artikelen 129a tot en met 129e) zijn verder de bepalingen
opgenomen die het alcoholslotregister betreffen. Op grond van deze bepalingen
worden de gegevens alleen verstrekt aan autoriteiten die betrokken zijn bij de
uitvoering van de Wegenverkeerswet 1994 of zijn belast met de handhaving van
de bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften, voor zover het het
alcoholslotprogramma betreft, een en ander voor zover zij die gegevens voor de
uitvoering van hun taak nodig hebben. In zijn algemeenheid geldt dat een
persoon ten aanzien van wie gegevens in een register zijn opgenomen, een
inzagerecht heeft op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens. Als
Pagina 11 van 18
betrokkene kan aantonen dat er ten aanzien van hem onjuiste gegevens in het
register zijn opgenomen, kan hij een verzoek indienen tot verbetering.
In antwoord op de vraag of de regering op termijn een link voorziet naar het
Elektronisch Patiënten Dossier wordt opgemerkt dat dit niet het geval is. Op
grond van het voorgestelde artikel 129d (artikel I, onderdeel W, van het
wetsvoorstel) kunnen alleen gegevens worden verstrekt aan autoriteiten die
betrokken zijn bij de uitvoering van deze wet (dat is de Wegenverkeerswet
1994) of zijn belast met de handhaving van de bij of krachtens deze wet
vastgestelde voorschriften, voor zover het het alcoholslotprogramma betreft.
De leden van de VVD-fractie vragen om een uiteenzetting over de samenloop
tussen dit wetsvoorstel en de strafrechtelijke maatregelen en hoe niet
productieve of ongewenste samenloop kan worden voorkomen. Zij vragen of de
onderzoeksresultaten hiernaar al beschikbaar zijn en tot welke resultaten en
voorstellen die leiden.
De mogelijkheid bestaat dat een alcoholdelict, dat heeft geleid tot een
mededeling op grond van artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
aan het CBR en tot oplegging van het alcoholslotprogramma, in het kader van
het strafrecht heeft geleid tot een rijontzegging of een ongeldigheid van
rechtswege. In het eerste geval zijn er twee mogelijkheden:
1a. er heeft in het kader van het strafrecht geen inhouding van het rijbewijs
plaatsgevonden en betrokkene heeft zijn rijbewijs met de voor het
alcoholslotprogramma geldende codering gekregen. De rijontzegging wordt
tijdens de looptijd van het programma onherroepelijk. In dit geval zal op grond
van de spelregels het rijbewijs ongeldig worden verklaard en moet betrokkene
opnieuw beginnen met het alcoholslotprogramma;
1b. betrokkene weet dat hem een rijontzegging te wachten staat en zal wachten
met de aanvraag van het rijbewijs met de voor het alcoholslotprogramma
geldende codering tot na afloop van de rijontzegging.
Deze samenloop kan plaatsvinden zowel bij first offenders, als bij recidivisten.
Ook in het tweede geval zijn er twee mogelijkheden:
2a. er heeft in het kader van het strafrecht geen inhouding van het rijbewijs
plaatsgevonden en betrokkene heeft zijn rijbewijs met de voor het
alcoholslotprogramma geldende codering gekregen. De uitspraak bedoeld in
artikel 123b, van de Wegenverkeerswet 1994 (zie de wet van 24 oktober 2008,
Stb. 433) wordt tijdens de looptijd van het programma onherroepelijk en vanaf
dat moment is het rijbewijs met de voor het alcoholslotprogramma geldende
codering van rechtswege ongeldig geworden. In dit geval zal op grond van de
spelregels het alcoholslotprogramma worden beëindigd en moet betrokkene
opnieuw beginnen met het alcoholslotprogramma. Om weer opnieuw aan een
rijbewijs te komen met de voor het alcoholslotprogramma geldende codering,
zal hij niet alleen moeten voldoen aan de eisen uit artikel 132c, eerste lid, maar
ook zijn rijvaardigheid moeten bewijzen;
2b. betrokkene weet dat hem een ongeldigheid van rechtswege te wachten staat
en zal wachten met de aanvraag van het rijbewijs met de voor het
alcoholslotprogramma geldende codering tot na het tijdstip waarop de uitspraak
bedoeld in artikel 123b, eerste lid, onherroepelijk is geworden. Ook in dit geval
zal betrokkene moeten voldoen aan de eisen uit artikel 132c, eerste lid, maar hij
zal daarnaast ook zijn rijvaardigheid moeten bewijzen.
Dit samenloopgeval doet zich alleen voor bij recidivisten, omdat de
recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten niet van toepassing is op first
offenders. In verband met deze samenloop tussen het alcoholslotprogramma en
de recidiveregeling voorziet het onderhavige wetsvoorstel in een aanpassing: in
artikel I, onderdeel R, van het onderhavige wetsvoorstel is een verhoging van de
limiet, genoemd in artikel 123b, voorgesteld tot 1,3 . Op deze manier zal een
deel van het samenloop kunnen worden voorkomen. Voor de resterende
samenloopgevallen, alsmede voor de samenloop met de rijontzegging, is
Pagina 12 van 18
gekozen voor een pragmatische oplossing. Die houdt in dat in beide gevallen
betrokkene die bekend is met het feit dat hem een rijontzegging zal worden
opgelegd, dan wel dat zijn rijbewijs zal worden getroffen door ongeldigheid van
rechtswege, zal worden gewezen op de consequenties. Aangenomen mag
worden dat de betrokken deelnemer er dan voor zal kiezen te wachten met de
aanvraag van een rijbewijs met de voor het alcoholslotprogramma vastgestelde
codering en dat op deze wijze de samenloopgevallen beschreven onder 1a en 2a
zoveel mogelijk worden voorkomen.
De verschillende samenloopgevallen en de gevolgen daarvan hebben ertoe
geleid dat ondergetekende, samen met de Minister van Justitie, een onderzoek
is gestart naar de gevolgen van samenloop tussen alle verschillende
maatregelen en sancties op het terrein van het rijbewijs. Voor de stand van
zaken met betrekking tot dit onderzoek wordt verwezen naar het antwoord op
de vragen van de leden van de CDA-fractie over eventuele nieuwe maatregelen
op korte termijn.
Tevens vragen de leden van de VVD-fractie naar aanleiding van de drie aan de
Tweede Kamer toegezegde onderzoeken om aan te geven om welke concrete
regels dit gaat en via welke fasering.
De aan de Tweede Kamer toegezegde informatie betreft de vraag of de in de
memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voorgestelde bovengrens van 2,1
voor de instroom in het alcoholslotprogramma al dan niet moet worden
verlaagd naar 1,8 of zelfs in het geheel zou kunnen worden losgelaten. Deze
instroomgrenzen worden geregeld in een ministeriële regeling. Het gaat hierbij
om de volgende toegezegde informatie:
de uitkomsten van het gesprek dat de minister zal aangaan met de
Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, en met organisaties zoals Veilig
Verkeer Nederland en de SWOV over hoe "verkeersonveilig" een nuchtere
alcoholist is;
de uitkomst van een te houden onderzoek naar ervaringen in het buitenland
met het alcoholslotprogramma, mede in relatie tot de te hanteren
bovengrens van 1,8 of 2,1 , en
de ervaringen die zijn opgedaan met de te houden praktijktest met
vrijwillige deelnemers (alcoholafhankelijken) in Friesland.
Daarbij is toegezegd de Tweede Kamer tijdig te infomeren als de beschikbare
informatie niet voor eind 2010 beschikbaar is. Op basis van de hierboven
bedoelde informatie zullen de instroomgrenzen bij ministeriële regeling worden
vastgelegd.
De leden van de PvdA-fractie zijn, zo constateren zij, enigszins de weg
kwijtgeraakt in het woud van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen
die kunnen worden opgelegd aan dronken chauffeurs. Tegen deze achtergrond
vragen zij wanneer een lichte ema zal worden opgelegd, wanneer een
alcoholovertreder een onderzoek naar de geschiktheid moet ondergaan en
wanneer hem zonder meer zijn rijbewijs zal worden ontnomen.
Op grond van de huidige regelgeving is een lichte ema alleen mogelijk voor de
beginnende bestuurders. De lichte ema wordt thans opgelegd aan beginnende
bestuurders die zijn betrapt op rijden onder invloed van alcohol met een
promillage tussen de 0,5 en 0,8 . Tegelijk met de invoering van het
alcoholslotprogramma zal de lichte ema ook worden ingevoerd voor de ervaren
bestuurders. De dan geldende promillages zijn dan: voor de beginnende
bestuurder tussen de 0,5 en 0,8 en voor de ervaren bestuurder tussen de 0,8 en
1,0 .
In de toekomstige situatie zal een first offender vanaf 2,1 (1,8 indien de first
offender een beginnende bestuurder is) in aanmerking komen voor een
onderzoek naar de geschiktheid in verband met alcohol. Recidivisten komen al
eerder daarvoor in aanmerking. Wanneer dat precies het geval is, is afhankelijk
van het promillage van de eerste overtreding die bij het CBR is gemeld. Zij
Pagina 13 van 18
zullen al een onderzoek moeten ondergaan vanaf 0,8 (0,5 voor
beginners), indien bij de eerste gemelde overtreding een promillage was
vastgesteld van 1,3 of hoger (1,0 of hoger voor beginners). Was bij de
eerste gemelde overtreding een alcoholpromillage vastgesteld tussen de 0,8 en
1,3 (0,5 tot 1,0 voor beginners), dan zal betrokkene een onderzoek
moeten ondergaan als bij de tweede overtreding een promillage van 1,8 of
hoger is vastgesteld (1,5 of hoger voor beginners). Voor de goede orde
wordt erop gewezen, dat enkele van deze grenzen, afhankelijk van de
uitkomsten van het aan de Tweede Kamer toegezegde onderzoek, zullen kunnen
worden aangepast. Voor het overzicht van de maatregelen op het gebied van
alcohol in de vorderingsprocedure en de bijbehorende instroompromillages
wordt verwezen naar het overzicht in bijlage 2 dat op verzoek van de leden van
de fractie van de PvdA is opgenomen.
In het kader van de vorderingsprocedure op grond van de artikelen 130 en
volgende van de Wegenverkeerswet 1994 zal het rijbewijs van betrokkene
ongeldig worden verklaard in de volgende gevallen:
als aan betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot deelname aan het
alcoholslotprogramma. In dat geval zal hij wel weer de beschikking kunnen
krijgen over een rijbewijs voor de categorie B met de voor het
alcoholslotprogramma vastgestelde beperkende codering, als hij aan de
daarvoor gestelde voorwaarden heeft voldaan, en over een rijbewijs voor de
categorie AM;
als uit onderzoek is gebleken dat betrokkene niet langer beschikt over de
vereiste rijvaardigheid of geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen,
en
als betrokkene niet heeft meegewerkt aan een hem opgelegde educatieve
maatregel, alcoholslotprogramma of onderzoek.
In in de regelgeving vastgelegde gevallen zal het CBR besluiten tot schorsing
van de geldigheid van het rijbewijs (zie artikel 7 van de Regeling maatregelen
rijvaardigheid en geschiktheid).
In het kader van het strafrecht kan betrokkene een ontzegging van de
rijbevoegdheid worden opgelegd wegens een strafbaar feit waarvoor zo'n
ontzegging bij of krachtens de wet mogelijk is. In dat geval krijgt betrokkene in
beginsel zijn rijbewijs overigens weer terug na afloop van de ontzegging. In
afwachting hiervan wordt het rijbewijs ingevorderd in de in de wet aangegeven
gevallen. De officier van justitie beslist vervolgens of het rijbewijs ingehouden
blijft (artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994). Op grond van de
toekomstige recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten ten slotte wordt het
rijbewijs van rechtswege ongeldig als ten aanzien van betrokkene sprake is van
een onherroepelijke afdoening van een alcoholdelict of alcoholgerelateerd delict
en het bij die tweede afdoening gaat om een geconstateerd promillage van 1,0
of hoger (in het voorliggende wetsvoorstel wordt een verhoging van deze grens
voorgesteld tot 1,3 ) een en ander voor zover ten tijde van het begaan van
dat strafbare feit nog geen vijf jaar zijn verstreken sinds een eerdere
onherroepelijke afdoening voor een alcoholdelict of alcoholgerelateerd delict.
Verder merken genoemde leden op dat zij met name de verknoping tussen
recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en het alcoholslotprogramma niet
ontward kregen. Kan het alcoholslotprogramma alleen aan first offenders
worden opgelegd?
Het alcoholslotprogramma kan in het kader van de vorderingsprocedure zowel
aan first offenders worden opgelegd als aan recidivisten, en wel in de volgende
gevallen:
ervaren first offenders, indien het gaat om een constatering van een
promillage tussen de 1,3 en 2,1;
beginnende first offenders, indien het gaat om een constatering van een
promillage tussen de 1,0 en 1,8;
Pagina 14 van 18
ervaren recidivisten met een promillage tussen de 1,0 en 1,8, als bij de
eerst gemelde overtreding het een promillage betrof tussen 0,8 en 1,0;
beginnende recidivisten met een promillage tussen de 0,8 en 1,5, als bij de
eerst gemelde overtreding het een promillage betrof tussen de 0,5 en 0,8;
recidivisten met een promillage tussen de 0,8 en 1,0, als bij de eerst
gemelde overtreding het een promillage betrof tot tussen de 1,0 en 1,3;
beginnende recidivisten met een promillage tussen de 0,5 en 0,8, als bij de
eerst gemelde overtreding het een promillage betrof tussen de 0,8 en 1,0;
een bestuurder, ervaren of beginnend, die heeft geweigerd mee te werken
aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de
Wegenverkeerswet 1994;
als na een onderzoek betrokkene als niet ongeschikt wordt beoordeeld;
als betrokkene binnen een periode van vijf jaar tenminste drie maal is
aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8 van de
Wegenverkeerswet 1994, waarbij bij ene van die overtredingen een adem-
of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat hoger is dan 0,5 ,
respectievelijk 0,2 , indien een van die feite is begaan als beginnende
bestuurder.
Daarnaast zal het alcoholslotprogramma kunnen worden opgelegd in het kader
van de Eigen Verklaringsprocedure. Hierbij kan worden gedacht aan de gevallen
waarin het rijbewijs van betrokkene bijvoorbeeld na een geschiktheidsonderzoek
ongeldig is verklaard en betrokkene weer de beschikking wil krijgen over een
nieuw rijbewijs.
In antwoord op de vraag van deze leden vragen om een of meerdere tabellen,
ter verduidelijking bij te voegen, terwijl deze tabellen wellicht ook kunnen
worden gebruikt voor het onderzoek naar de samenloop van maatregelen is een
tabel bijgevoegd als bijlage 1 bij deze memorie van antwoord. De tabel zal
worden betrokken bij de verdere acties in het kader van het onderzoek naar alle
maatregelen sancties met betrekking tot het rijbewijs. Gemakshalve is tevens
een overzicht bijgevoegd in bijlage 2 met alle maatregelen in de
vorderingsprocedure zoals voorgesteld in het onderhavige wetsvoorstel.
Wordt, zo vragen deze leden, overwogen om de voorwaardelijke ontzegging van
de rijbevoegdheid in te voeren teneinde het alcoholslotprogramma effectief te
laten zijn en maakt deze maatregel deel uit van het onderzoek naar de
samenloop van maatregelen en zo nee, kan dat alsnog worden meegenomen?
In antwoord op deze vragen wordt erop gewezen dat het hier een vraag betreft
op het gebied van de strafvordering. Het is aan de betrokken officier van justitie
om te bezien, mede aan de hand van de terzake geldende
strafvorderingsrichtlijnen, welke straf ter terechtzitting zal worden gevorderd.
Hierbij kan aanleiding zijn om over te gaan tot het vorderen van een
voorwaardelijke rijontzegging. Het is dan uiteindelijk aan de rechter om hierop
een beslissing te nemen. Dit laat uiteraard onverlet dat de raadsman van
betrokkene ter terechtzitting ervoor kan pleiten om geen rijontzegging, dan wel
slechts een voorwaardelijke rijontzegging op te leggen, in verband met het feit
dat aan betrokkene in het kader van de vorderingsprocedure de verplichting is
opgelegd tot deelname aan het alcoholslotprogramma en betrokkene erbij
gebaat zal zijn zo snel mogelijk daarmee te kunnen beginnen. Het is zoals
aangegeven aan de rechter om hierop te beslissen.
Het eerder besproken onderzoek naar alle maatregelen en sancties met
betrekking tot het rijbewijs gaat ook in op de rijontzegging, onvoorwaardelijk of
anderszins.
De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP vragen tenslotte of het
geen tijd wordt voor een rationeler systeem van goed op elkaar afgestemde
maatregelen.
Pagina 15 van 18
Zoals al aan het begin van de memorie van antwoord is aangegeven, is er in de
loop der tijd een veelheid aan sancties en maatregelen gekomen met betrekking
tot het rijbewijs die, elk afzonderlijk beschouwd, goed zijn opgezet en
uitgewerkt, maar waarvan de vraag rijst of ze elkaar niet negatief gaan
beïnvloeden. Bovendien ontstaat met al die maatregelen en sancties
onduidelijkheid wanneer welke maatregel kan worden opgelegd. Daarom is een
onderzoek gestart naar de gevolgen van samenloop tussen alle verschillende
maatregelen en sancties op het terrein van het rijbewijs. Voor de stand van
zaken rond dit onderzoek verwijs ik naar de desbetreffende passage aan het
begin van de memorie van antwoord.
Uitvoering en financiële consequenties
De leden van de fractie van de VVD vragen welke totale kosten zijn gemoeid
met het programma van de ema en het alcoholslotprogramma en wie deze
kosten vergoedt. Zou, zo vragen zij, het uitgangspunt niet moeten zijn dat
overtreders alle kosten moeten vergoeden, ongeacht beroep, inkomen en
andere eventuele verschillen?
In antwoord op deze vragen wordt erop gewezen dat betrokkenen zelf de kosten
van de educatieve maatregelen en het alcoholslotprogramma moeten dragen.
Dat is thans al het geval ten aanzien van de lichte ema voor de beginnende
bestuurder, de ema en de emg en dat straks ook het geval zijn voor de lichte
ema voor de ervaren bestuurder en het alcoholslotprogramma. Tenslotte bestaat
op grond van de bestaande regelgeving ook al de verplichting voor
rijbewijshouders aan wie de verplichting is opgelegd tot een onderzoek wegens
alcohol en drugs deze onderzoeken ook zelf te betalen.
In antwoord tenslotte op vragen van de leden van de VVD-fractie of de
beschikbare apparatuur voldoende fraudebestendig is, kan worden gesteld dat
aan de betrouwbaarheid en fraudebestendigheid van de apparatuur en de
procedures de grootst mogelijke aandacht is besteed. Dat geldt niet alleen voor
het alcoholslot zelf en de daarmee samenhangende uitleesapparatuur, maar ook
voor de wijze waarop gegevens in de registratie-eenheid van het alcoholslot
worden vastgelegd en voor de wijze van verzending van de gegevens uit de
registratie-eenheid naar het alcoholslotregister bij de RDW. Deze eisen worden
vastgelegd in een ministeriële regeling waarin de eisen voor het alcoholslot zijn
opgenomen en een ministeriële regeling waarin eisen voor de erkenninghouders
zijn opgenomen. Een alcoholslot zal pas worden typegoedgekeurd als dit voldoet
aan die eisen en ook een erkenning zal pas worden verleend als aan de gestelde
eisen is voldaan. Bovendien zal het typegoedgekeurde alcoholslot periodiek aan
steekproeven worden onderworpen en zal de RDW toezicht houden op het
naleven van de erkenningseisen en erkenningsvoorschriften. Wellicht ten
overvloede wordt erop gewezen dat het alcoholslotprogramma al in heel veel
landen is ingevoerd, maar nog nergens weer is afgeschaft.
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
Pagina 16 van 18
Bijlage 1 bij de memorie van antwoord bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de aanpassing van de vorderingsprocedure en de invoering van het alcoholslotprogramma
Samenloop alcholslotprogramma (ASP), recidiveregeling en strafecht
Alcoholovertreding Maatregel Maatregel Recidiveregeling Gevolg (ervaren Bestuursrecht Strafecht ASP bestuurder) (vorderingsprocedure
uitgevoerd door
CBR)
First Offender Altijd ASP Rechter kan Registratie Late start > 1,3 boete en eerste punt ASP rijontzegging vanwege (OBM) OBM opleggen
Recidivist ASP als hij eerder Rechter kan Nvt (grens Late start 0,8 1,3 EMA heeft gekregen boete en recidiveregeling ASP en niet eerder ASP OBM verhoogd van vanwege heeft gevolgd (dan opleggen 1,0 naar 1,3 OBM volgt eerst vanwege ASP) onderzoek)
Recidivist ASP, tenzij hij al Rechter kan Rijbewijs van Late start > 1,3 eerder ASP heeft boete en rechtswege ASP gevolgd (dan volgt OBM ongeldig (na vanwege eerst onderzoek) opleggen onherroepelijke OBM en afdoening) door opnieuw afleggen rijexamen.
Pagina 17 van 18
Bijlage 2 bij de memorie van antwoord bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de aanpassing van de vorderingsprocedure en de invoering van het alcoholslotprogramma
Alle maatregelen uit de vorderingsprocedure zoals voorgesteld in het wetsvoorstel
ervaren beginnende ervaren beginnende maatregel bestuurder bestuurder bestuurder bestuurder
eerste eerste tweede tweede overtreding overtreding overtreding overtreding (binnen 5 jaar) (binnen 5 jaar) 0,8 1,0 0,5 - 0,8 lichte 0,8 - 1,0 0,5 - 0,8 ema
1,0 - 1,3 0,8 - 1,0 ema
1,3 - 1,8 1,0 - 1,5 ema > 1,8 > 1,5 ASP onderzoek
1,0 - 1,3 0,8 - 1,0 ema 0,8 - 1,0 0,5 - 0,8 ASP
1,0 - 1,3 0,8 - 1,0 ASP
1,3 - 1,8 1,0 - 1,5 ASP > 1,8 > 1,5 onderzoek
1,3 - 2,1 1,0 - 1,8 ASP 0,8 - 1,0 0,5 - 0,8 onderzoek
1,0 - 1,3 0,8 - 1,0 onderzoek
1,3 - 1,8 1,0 - 1,5 onderzoek
> 1,8 > 1,5 onderzoek vanaf 2,1 vanaf 1,8 onderzoek 0,8 - 1,0 0,5 - 0,8 onderzoek
1,0 - 1,3
1,3 - 1,8 0,8 - 1,0 onderzoek > 1,8 1,0 - 1,5 onderzoek > 1,5 onderzoek
Pagina 18 van 18