Economische ramingen kunnen nooit zekerheid bieden
De Nederlandse economie kromp in 2009 met 4%. Het Centraal Planbureau
heeft deze enorme klap niet zien aankomen. Nog in september 2008 raamde
het CPB een economische groei van 1¼% voor 2009. Het planbureau stond
daarin niet alleen. Geen enkele andere instelling die ramingen maakt
voor de Nederlandse economie (commerciële banken, internationale
instellingen, DNB) heeft al in 2008 de krimp in 2009 goed voorspeld.
Met een groeiraming voor 2009 van - ¾% in december 2008 en - 3½% in
februari 2009 liep het CPB wel op de ramingen van vrijwel alle andere
instituten vooruit.
Dat is een schrale troost. Nooit eerder waren de voorspelfouten van
CPB-ramingen en de achtereenvolgende aanpassingen in die ramingen zo
groot als tijdens het begin van de Grote Recessie. Oorzaak voor de
grote voorspelfouten is de door de val van Lehman Brothers abrupt
verergerende kredietcrisis.
Bij het maken van een centrale raming is het meest waarschijnlijke
scenario dat zich gaat voordoen het vertrekpunt. Aangezien de
Amerikaanse overheid tót de val van Lehman Brothers grote financiële
instellingen te hulp schoot, was de (impliciete) aanname in
CPB-ramingen dat dit beleid in de ramingsjaren zou worden voortgezet.
Dat zou een economische neergang niet hebben kunnen voorkomen, maar die
was mogelijk wel geleidelijker en meer in lijn met de ramingen geweest.
De gebeurtenissen tijdens de kredietcrisis beschrijven een fundamenteel
probleem bij het opstellen van korte-termijnramingen: zich
materialiserende risico's kunnen een raming gemakkelijk (ver) doen
afwijken van de realiteit. Dat was voor de crisis zo, dat was tijdens
de crisis zo en dat zal zo blijven. Dit concluderen CPB-onderzoekers
Jasper de Jong, Mark Roscam Abbing en Johan Verbruggen in de vandaag
verschenen analyse 'Voorspellen in crisistijd: de CPB-ramingen tijdens
de Grote Recessie'.
CPB heeft kredietcrisis niet goed voorspeld, en zal dat ook volgende
keer niet kunnen
Veel economen en onderzoeksinstellingen wezen al voor het uitbarsten
van de Grote Recessie op de grote en groeiende mondiale economische
onevenwichtigheden. Zo ook het CPB, bijvoorbeeld in het Centraal
Economisch Plan 2007 (uit maart 2007). Het identificeren van risico's
is echter iets anders dan het maken van een precieze, kwantitatieve,
centrale raming. De wereldhandel stortte in na het faillissement van
Lehman Brothers, op 15 september 2008. Deze specifieke gebeurtenis,
laat staan de precieze timing ervan, was redelijkerwijs niet te
voorzien, omdat de Amerikaanse overheid kort daarvoor andere financiële
instellingen in de problemen wel te hulp schoot. Het faillissement was
echter cruciaal voor het moment van instorten van de wereldhandel en de
doorwerking naar de Nederlandse economische groei. Een CPB-raming is
dan ook niets meer en niets minder dan een best guess: een soms verre
van perfecte schatting, maar wel de best mogelijke raming op basis van
de beschikbare informatie en uitgaande van het meest waarschijnlijke
scenario.
Had het beter gekund?
De onderzoekers zijn één voor één alle mogelijkheden die tot
verbetering van de trefzekerheid zouden kunnen leiden nagegaan. Uit de
analyse volgt dat als het CPB in september 2008 de ongekende en
dramatische krimp van de wereldhandel eind 2008 en begin 2009 juist had
geraamd, de groeiraming voor 2009 toen al op - 3½% was uitgekomen; dat
zou behoorlijk accuraat zijn geweest. De kwaliteit van de
korte-termijnraming voor de open Nederlandse economie staat of valt met
de kwaliteit van de wereldhandelsraming. Bij het maken van ramingen
maakt het CPB gebruik van eigen wereldhandelscijfers, de
Wereldhandelsmonitor. Deze CPB-cijfers worden door instituten elders in
de wereld nauwlettend gevolgd, omdat ze als eerste een goed beeld geven
van veranderingen. Er zijn dan ook geen betere en sneller beschikbare
wereldhandelsdata voorhanden, die het CPB van andere instituten zou
kunnen overnemen. Verdere verbeteringen op dit vlak zijn niet eenvoudig
te bewerkstelligen, maar verdienen wel de aandacht.
De mogelijkheden om tot fundamenteel betere voorspellingen te komen
door het gehanteerde macro-econometrische model te wijzigen lijken
eveneens beperkt. Met andere modeltypen, zoals DSGE-modellen,
flow-of-funds-modellen of VAR-modellen, zal een volgende financiële
crisis evenmin concreet en adequaat voorspeld worden. Maar modellen
zijn nooit af en er zijn altijd verbetermogelijkheden. Concrete
onderzoeksvragen liggen op het gebied van (1) de interactie tussen de
monetaire en reële sfeer, (2) het meer systematisch rekening houden met
vertrouwensindicatoren en verwachtingen, en (3) de arbeidsmarkt.
Daarnaast onderzoekt het CPB of het monitoren van bepaalde financiële
indicatoren kan helpen om toekomstige onhoudbare situaties
('zeepbellen') tijdig te detecteren en bijbehorende risico-analyses te
verrichten.
Ramingen blijven altijd onzeker én nodig
Economie is geen exacte wetenschap en ramingen zijn per definitie
onzeker. Een voorspeller van macro-economische
korte-termijnontwikkelingen die het tegendeel beweert belooft teveel,
een afnemer die het tegendeel eist, vraagt teveel. Desondanks is bij
het maken van plannen en begrotingen en bij het afsluiten van
contracten informatie over de meest waarschijnlijke economische
ontwikkelingen op korte termijn (best guess) noodzakelijk. Bij het
maken van bijvoorbeeld de Miljoenennota zijn ramingen voor onder meer
de ontwikkeling van de economische groei, de inflatie en de
werkloosheid onmisbaar, omdat deze bepalend zijn voor de verwachte
inkomsten en uitgaven van de overheid. Het is wel belangrijk dat
gebruikers van de ramingen zich bewust zijn van de onvermijdelijke
onzekerheden. Het is daarom belangrijk dat beleid in de kern robuust
is, zodat niet bij elk nieuw economisch cijfer de koers moet worden
omgegooid.
CPB Document 207, 'Voorspellen in crisistijd: de CPB ramingen tijdens
de Grote Recessie' , is (gratis) beschikbaar als PDF-bestand.
Zie het origineel