Nivel
Bespreek tijdig gewenste plaats van overlijden
10 mei 2010 | Mensen sterven het liefst thuis. Desondanks overlijdt
veertig procent in het ziekenhuis. Huisartsen en familie zouden de
wensen van patiënten tijdig moeten bespreken om aan hun voorkeur
tegemoet te komen, zo blijkt uit publicaties van onderzoekers van het
NIVEL en VUmc in het Journal of Pain and Symptom Management en Huisarts
& Wetenschap.
Tweederde van de patiënten overlijdt niet onverwacht. Veertig procent
van hen overlijdt in het ziekenhuis, terwijl slechts twee procent dat
wenst. De meeste mensen sterven liever thuis of in het verzorgingshuis.
Bij patiënten die in het ziekenhuis overlijden is de huisarts vaak niet
op de hoogte van hun wensen. Je kunt heel veel hulp thuis organiseren,
stelt NIVEL-onderzoeker en huisarts Gé Donker, als je al vroeg in het
proces aandacht schenkt aan de voorkeursplaats van overlijden. Bij
patiënten van wie bekend is waar ze willen overlijden, lukt het voor
vier van de vijf aan hun voorkeur tegemoet te komen.
Tijdig bespreken
Huisartsen zouden daarom met patiënten in de laatste levensfase de
gewenste plaats van overlijden moeten bespreken, stelt Donker. Geuite
wensen gaan meestal in vervulling. Heel vaak is de huisarts echter niet
op de hoogte van de gewenste plaats van overlijden. Huisarts en patiënt
of familie moeten daar tijdig over spreken en dit op gezette tijden
herhalen. Dit vereist initiatief van de huisarts, vooral bij heel oude
patiënten, patiënten met een lage sociaal economische status en
patiënten in het ziekenhuis.
Voorkeur
Van 637 niet onverwacht overleden patiënten uit de peilstation
huisartspraktijken van het NIVEL overleed 34% thuis, 16% in het
verzorgingshuis, 40% in het ziekenhuis en 10% in een hospice of
vergelijkbare voorziening. Bij iets meer dan de helft (54%) was de
huisarts op de hoogte van de voorkeursplaats van overlijden. Van deze
patiënten wilde 88% thuis overlijden, 10% in een hospice en slechts 2%
in het ziekenhuis. Van hen overleden vier van de vijf op de plaats van
hun voorkeur.
CMR
Het onderzoek is uitgevoerd met gegevens van de Continue Morbiditeits
Registratie (CMR) peilstations van het NIVEL. De CMR-peilstations
vormen een representatieve groep van 61 Nederlandse huisartsen in 45
praktijken. Hun patiëntenpopulatie bestrijkt ongeveer 0,8% van de
Nederlandse bevolking en is representatief naar regio en naar verdeling
over stad en platteland. De peilstation-huisartsen rapporteren
wekelijks (waardoor trends zeer snel zichtbaar worden) of op jaarbasis
over het vóórkomen van een aantal ziekten, gebeurtenissen en
verrichtingen die in routineregistraties ontbreken en daarin niet
gemakkelijk zijn op te nemen. De CMR-peilstations bestaan sinds 1970.