ChristenUnie


Flora Lagerwerf-Vergunst: 'Nederland moet homohuwelijk, abortus en euthanasie niet opdringen'

Flora Lagerwerf-Vergunst: 'Nederland moet homohuwelijk, abortus en euthanasie niet opdringen'

dinsdag 11 mei 2010 15:51 ChristenUnie senator Flora Lagerwerf-Vergunst maakt in het debat in de Eerste Kamer over de BES wetgeving ernstig bezwaar tegen de gang van zaken rondom het verplicht invoeren van het homohuwelijk, abortus en euthanasie op de eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba. Volgens Lagerwerf handelt Nederland hiermee tegen eerder gemaakte afspraken in en wordt deze wetgeving tegen de zin van de BES-bevolking opgedrongen.

De BES wetgeving dient ervoor te zorgen dat Bonaire, St. Eustatius en Saba een vergelijkbare positie als gemeenten krijgen binnen het Nederlandse Koninkrijk. Onderdeel daarvan is het toepassen van Nederlands recht op deze eilanden. Lagerwerf-Vergunst: ,,dit betekent de facto dat we de eilanden wetten die zij zelf als "gewetenskwesties" betitelen, zonder overleg opleggen."

Lagerwerf-Vergunst pleit ervoor meer tijd te nemen voor de invoering van de wetgeving, zodat het toegezegde overleg met de eilanden ook daadwerkelijk plaats kan hebben. Lagerwerf: ,,Het gaat hier om zeer ingrijpende wetgeving, die bovendien niet gedragen wordt door de eilanden zelf. Zo is er op St. Eustatius unaniem een motie aangenomen tegen deze wetgeving."

De ChristenUnie zal om deze redenen tegen dit onderdeel van de BES wetgeving stemmen.

Lees hieronder de volledige bijdrage van Flora Lagerwerf-Vergunst:
---

Voorzitter,

Vandaag bespreken we het eerste deel van de wetgeving in het kader van de staatkundige herziening. Deze herziening betreft een unieke en eenmalige operatie waarbij niet alleen in staatkundig opzicht grote veranderingen plaatsvinden, maar waar tegelijkertijd hervormingen in de leefsituatie van de Antilliaanse bevolking worden bewerkstelligd. Als gevolg van de mogelijkheid van schuldsanering, gepaard gaande met een verscherpt toezicht op de financiën, en de verbetering van het openbaar bestuur, worden de eilanden in staat gesteld te investeren in bij voorbeeld gezondheidszorg en onderwijs.

Onze fracties hebben schriftelijk reeds onze waardering uitgesproken voor allen die zich in dit kader buitengewoon veel inspanningen hebben getroost. Dat herhaal ik hier graag, waarbij ik naast de wetgevingsambtenaren ook nadrukkelijk de griffie van dit huis betrek. Uiterlijk onverstoorbaar hebben zij, naast hun reguliere werkzaamheden, reizen georganiseerd, gereorganiseerd en even blijmoedig ook weer geannuleerd. Ik spreek een bijzonder woord van dank uit voor de snelle actie toen collega Quik en ik als gevolg van vertraging van de binnenlandse vlucht van St. Maarten naar Curaçao onze KLM-vlucht misten. Dankzij de griffie kwam ik via Parijs precies op tijd bij de rechtbank om mijn zitting te beginnen. Ik vermoed dat ik, gelet hierop, mijn dank mede namens de Minister van Justitie uitspreek.

Voorzitter, evenals bij de schriftelijke inbreng zal ik mij vandaag beperken tot de bij de aanpassingswet aangenomen amendementen over het huwelijk tussen personen van gelijk geslacht, euthanasie en abortus. Onze fracties hebben grote bezwaren tegen de wijzigingen die als gevolg van het aannemen van deze amendementen tot stand zijn gekomen. Ik wil dat vandaag toespitsen op het gegeven dat bij deze wijzigingen geen rekening is gehouden met de culturele context van de BES-eilanden en op de uitvoeringsproblemen die wij voorzien.

Onze fracties hebben de staatssecretaris gevraagd of, gelet op haar eerder ingenomen stelling dat "het praktisch niet te doen is als deze zaken bovenop alle andere aanpassingen die de staatkundige herziening met zich meebrengen", er geen patstelling is ontstaan. Zij heeft geantwoord dat haar stellingname betrekking had op eerdere amendementen over deze onderwerpen, waarin werd aangedrongen op invoering van de wettelijke regelingen over voornoemde onderwerpen op het moment dat de nieuwe staatkundige verhoudingen worden gerealiseerd. Nu in de aangepaste vorm van de amendementen sprake is van een voorbereidingsperiode van één jaar voor het voorstel met betrekking tot de invoering van abortus en twee jaar voor de andere twee voorstellen, is de staatssecretaris van mening dat niet gesproken kan worden van een patstelling.

Voorzitter, het lijkt me niet zinvol om een semantische discussie te voeren over het woord 'patstelling'. Ik merk echter wel op dat de staatssecretaris bij de behandeling van de aangepaste amendementen die betrekking hebben op euthanasie en abortus, in die zin dat in die amendementen wordt gesproken over een voorbereidingsperiode van één jaar, zich tijdens het debat op 4 maart jl. in de Tweede Kamer in min of meer vergelijkbare bewoordingen heeft uitgelaten. Zij zegt daar het volgende: "Ik hecht eraan om te benadrukken dat ik het niet passend vind om deze levensbeschouwelijke onderwerpen, zonder enige vorm van discussie, te regelen op dezelfde wijze als wij in Nederland hebben gedaan. Ik heb de vorige keer niet voor niets verwezen naar de discussie die over deze onderwerpen in Nederland lange tijd is gevoerd voordat er een regeling kwam. Ik heb daarmee willen aangeven dat onderwerpen die diep ingrijpen in de cultuur van, in dit geval, de bewoners van de BES-eilanden, met grote zorgvuldigheid voorbereid moeten worden." Ik verzoek de staatssecretaris aan te geven of zij van mening is dat de voorgestelde abortus en euthanasiewetgeving binnen een termijn van één respectievelijk twee jaar daadwerkelijk op een zorgvuldige wijze kan worden in- en vervolgens uitgevoerd en zo ja, op welke wijze dit plaats zal vinden. Kan zij in dit kader een reactie geven op de op St. Eustatius unaniem aangenomen motie tegen deze wetgeving? Hoe verhoudt deze motie zich tot de in de Nota naar aanleiding van het Verslag uitgesproken verwachting van de staatssecretaris dat er gelet op de tijdsduur van één respectievelijk twee jaar enige ruimte is om met de relevante betrokkenen in overleg te treden over de wijze waarop de invoering plaats kan hebben?

Voorzitter, in de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 maart 2010 heeft hij gemotiveerd aangegeven dat invoering van de abortuswetgeving een langere periode vereist dan een periode van één jaar, te weten een periode van drie jaar. Op onze bij voorlopig verslag gestelde vraag op welke wijze wordt gewaarborgd dat na de nu vastgelegde invoeringstermijn van één jaar betreft, wordt voldaan aan alle criteria die de wet vereist, heeft de staatssecretaris slechts geantwoord dat een goede inventarisatie van de situatie aldaar van belang is en dat met deze inventarisatie vooruitlopend op de staatkundige veranderingen alvast zal worden begonnen. Het spijt mij te moeten opmerken dat dit antwoord eigenlijk nog geen begin van een antwoord is. Ik verzoek de staatssecretaris dan ook deze vraag alsnog te beantwoorden. In dezelfde brief van de minister van VWS geeft hij aan dat voor het aanvragen van een vergunning, één van de vereiste wettelijke criteria, medewerking van de eilandbewoners noodzakelijk is. Verwacht de staatssecretaris dat de eilandbewoners hieraan hun medewerking zullen verlenen en zo ja, waar baseert zij deze verwachting op?

Tot slot, in de Nota naar aanleiding van het Verslag wordt opgemerkt dat de invoering van een preventieprogramma uiterste zorgvuldigheid en tijd vraagt. Kan de staatssecretaris aangeven aan welk tijdsbestek dan concreet gedacht moet worden? Loopt deze invoering parallel aan de invoering van de abortuswetgeving? Hoe wordt voorkomen dat de abortuspraktijk op de BES-eilanden gaat functioneren voor de gehele regio?

Voorzitter, wij wachten de beantwoording van onze vragen met buitengewoon veel belangstelling af.

Eerste Kamer