Kwaliteitsinformatie maakt verschil in voortgezet onderwijs
Sinds 1997 publiceert het dagblad Trouw jaarlijks kwaliteitsinformatie
over scholen in het voortgezet onderwijs (de Schoolprestaties). Het
integrale eindoordeel dat Trouw hierbij per school publiceert,
beïnvloedt de schoolkeuze van ouders en leerlingen. Daarnaast
verbeteren schoolbesturen en docenten hun onderwijsprestaties na een
negatief Trouw-oordeel. Dit concluderen de CPB-onderzoekers Pierre
Koning en Karen van der Wiel in de vandaag verschenen CPB Discussion
papers Ranking the Schools: How Quality Information Affects School
Choice in the Netherlands en School Responsiveness to Quality Rankings:
An Empirical Analysis of Secondary Education in the Netherlands. De
eerste studie gaat in op de vraag in hoeverre informatie over de
meetbare kwaliteit van scholen - en het Trouw-oordeel in het bijzonder
- een rol speelt bij de keuze van ouders en leerlingen voor een
middelbare school. De tweede studie onderzoekt de reactie van scholen
op de verstrekking van deze kwaliteitsinformatie, zowel in het jaar na
publicatie als in latere jaren. Beide studies maken gebruik van
informatie van Trouw en de Onderwijsinspectie, gemeten op het niveau
van Vmbo-, Havo- en Vwo-scholen. Voor het onderzoek naar schoolkeuzes
zijn verder ook scholierengegevens van het CBS benut. Deze bieden zicht
op het belang van kwaliteitsinformatie ten opzichte van de benodigde
reistijd en andere kenmerken van scholen die een rol spelen bij de
schoolkeuze.
Het Trouw-oordeel
Sinds 1996 publiceert Trouw, op basis van een eigen bewerking van
gegevens van de Onderwijsinspectie over leerprestaties, jaarlijks een
ranglijst van middelbare scholen. Anders dan de Inspectie kent Trouw
een eindoordeel toe aan ieder schooltype dat een school aanbiedt. Dit
eindoordeel is een gewogen gemiddelde van drie kwaliteitsindicatoren
van de Inspectie, waarna correctie plaatsvindt voor enkele kenmerken
van de instromende leerlingen. De drie kwaliteitsindicatoren die Trouw
gebruikt, zijn: het onderbouw-rendement (i.e. het netto percentage
leerlingen dat na de onderbouw onder of boven het initiële schooladvies
uitkomt), het bovenbouw-rendement (het percentage leerlingen dat een
diploma zonder vertraging haalt vanaf het 3e leerjaar) en het
gemiddelde cijfer voor het centraal schriftelijk eindexamen (CE). Trouw
corrigeert o.a. voor het percentage leerlingen op een school dat
behoort tot een culturele minderheid. Dit betekent dat een zwarte
school beter scoort dan een witte school met hetzelfde CE-cijfer.
Vervolgens verdeelt Trouw alle scholen over vijf opeenvolgende
categorieën: , , 0, + en ++. Dit is ook het oordeel dat uiteindelijk de
meeste aandacht krijgt in de schriftelijke publicatie van Trouw en in
een aantal regionale dagbladen die de voor hun regio relevante lijstjes
overnemen.
Effect op schoolkeuze
Analyses met zowel scholen- als scholierengegevens geven aan dat de
instroom van leerlingen daadwerkelijk afhangt van de beoordeling door
Trouw. De effecten zijn het sterkst bij het Vwo-onderwijs. Hierbij
leidt de meest positieve beoordeling tot gemiddeld 16 extra leerlingen,
vergeleken met scholen in de middencategorie. Blijkbaar vinden (de
ouders van) Vwo-leerlingen kwaliteit belangrijker dan Vmbo- en
Havo-leerlingen, of zijn zij beter in het vinden van de relevante
informatie. De onderliggende oorzaak is niet dat huishoudens van
Vwo-leerlingen gemiddeld genomen uit hogere inkomensklassen komen. Per
schooltype afzonderlijk reageren ouders en leerlingen uit de lagere
inkomensklassen namelijk net zo sterk als die uit de hogere
inkomensklassen.
De geschatte effecten van het Trouw-oordeel op schoolkeuze zijn
significant, maar reistijd is duidelijk belangrijker. Zo neemt de
geschatte kans dat een leerling een school kiest met dertig procent af
per extra kilometer dat die school verder van huis ligt. Omgerekend
komt dit erop neer dat een gemiddelde leerling maximaal grofweg 200
meter extra zou willen reizen om een school met een + te kiezen in
plaats van een school met slechts een 0.
Effect op kwaliteit van scholen
Mede gezien de invloed van het Trouw-oordeel op de instroom van nieuwe
leerlingen, kan scholen er het nodige aan gelegen zijn hun kwaliteit op
peil te houden of te verbeteren. Scholen zullen enigszins verrast zijn
wanneer zij de meest positieve dan wel de meest negatieve score van
Trouw ontvangen, omdat het om een relatief oordeel gaat en omdat maar
weinig scholen zich in de extreme categorieën bevinden. Vooral in het
laatste geval is het de vraag wat er in de daarop volgende jaren zal
gebeuren: herstellen scholen zich en verbeteren zij hun kwaliteit - om
verdere terugloop van instroom te voorkomen - of vallen ze misschien
wel verder terug? Voor de scholen die het meest positieve oordeel
ontvangen, geldt een soortgelijke vraag: hebben zij moeite hun
kwaliteit op peil te houden, of treedt een opwaartse spiraal van nog
betere prestaties in werking?
Het blijkt dat scholen na publicatie van de meest negatieve score door
Trouw gedurende langere tijd beter presteren. Dit geldt met name voor
het rendement van de bovenbouw (i.e. het percentage leerlingen dat in
één keer slaagt) en bij het gemiddelde CE-cijfer. Het is dus niet zo
dat scholen na een negatief oordeel in een neerwaartse spiraal geraken.
Andersom treedt - zij het in iets mindere mate - een tegengesteld
(negatief) effect op: na het meest positieve oordeel hebben scholen
moeite hun kwaliteit op peil te houden. Opvallend is dat deze effecten
van dezelfde orde van grootte zijn als die gevonden worden in
Amerikaanse studies naar de effecten van verzwaring van toezicht op
scholen door de overheid (de No Child Left Behind Act). De
Trouw-publicatie is daarentegen een privaat initiatief, gebaseerd op
naming and shaming. Dat werkt dus ook.
Opties voor verbetering
De kwaliteitsinformatie van Trouw maakt een verschil. Niet alleen
leerlingen en ouders laten zich er mede door leiden bij de schoolkeuze,
ook schoolbesturen reageren erop. Mogelijke nadelen zijn beperkt: niet
alleen de hogere inkomens doen hun voordeel met de informatie en
scholen met een slecht oordeel komen over het algemeen niet in een
neerwaartse spiraal terecht. Hiermee is echter niet alles gezegd. Het
Trouw-oordeel heeft inderdaad effect, maar dat wil nog niet zeggen dat
het in alle opzichten ook een accuraat kwaliteitsoordeel is. Bedacht
moet worden dat ieder jaar slechts 1% van de scholen een extreme score
( of ++) toebedeeld krijgt. In de regel keren deze scholen in daarop
volgende jaren terug naar gematigdere scores. Het is dus de vraag of
het Trouw-oordeel in deze uiterste categorieën een waarheidsgetrouw
beeld geeft. Dit euvel is deels te voorkomen door de
kwaliteitsindicatoren die het eindoordeel bepalen, te middelen over
meerdere jaren, of door de vijf categorieën gelijkmatiger te verdelen.
De CPB Discussion papers 150 Ranking the Schools: How Quality
Information Affects School Choice in the Netherlands en 149 School
Responsiveness to Quality Rankings An Empirical Analysis of Secondary
Education in the Netherlands, zijn (gratis) beschikbaar als
PDF-bestand.
Zie het origineel
Centraal Planbureau