ChristenUnie
Bijdrage Joël Voordewind verzamel-overleg jeugdzorg
Bijdrage Joël Voordewind verzamel-overleg jeugdzorg
dinsdag 11 mei 2010 10:00
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. We zouden vandaag
plenair spreken over de pleegzorg, dus ik begin ook maar met dat
onderwerp. Als ik de onderwerpen overzie, zijn ze allemaal belangrijk,
maar het punt van seksueel misbruik in pleeggezinnen springt er voor
mij toch wel uit. Ik wil niet generaliseren, maar misbruik van een kind
is altijd schokkend en in een pleeggezin, is het extra schokkend.
Daarom is het goed dat we er vandaag over praten. Naar aanleiding van
het inspectierapport en andere signalen maak ik mij grote zorgen over
de veiligheid van die kinderen. De inspectie schrijft dat 11 van de 28
pleegzorginstellingen een dikke onvoldoende krijgen wat betreft de
veiligheid van de kinderen. Acht instanties kregen een onvoldoende wat
betreft de screening van de veiligheidsrisico's. Dat is nogal wat. De
minister is ermee bezig geweest. De inspectie heeft allerlei
aanbevelingen gedaan aan de instellingen. Als het goed is, zijn de
instellingen daarmee bezig.
Ik heb nog een paar vragen over de brief van de minister. Wie is er
verantwoordelijk wanneer zich signalen voordoen van misbruik van
pleegzorgkinderen? Bij een geval in Zeeland werd dat toch een beetje
heen en weer geschoven tussen de gezinsvoogd en de medewerker bij de
pleegzorgaanbieder. Wie moet deze signalen oppikken en er een klacht
over indienen? Het moet niet langs elkaar heengaan. Het moet niet zo
zijn dat de gezinsvoogd denkt dat de pleegzorgmedewerker dat wel doet
en andersom. Hierover krijg ik graag meer duidelijkheid van de
minister.
Een andere vraag is waar zo'n pleegkind terecht kan als zich misbruik
van een pleegkind voordoet, terwijl de relatie met de biologische
ouders niet goed is en de gezinsvoogd niet wil erkennen wat er met dat
kind aan de hand is. Waar kan hij met zijn verhaal naartoe? Ik kan zelf
alleen bedenken dat hij misschien de kindertelefoon kan bellen. Ik denk
dat kinderen van 10 of 11 jaar niet in eerste instantie aan het AMK
denken. Kan de minister duidelijkheid geven waar die kinderen hun
verhaal kwijt kunnen?
Een andere vraag is waarom sommige gezinsvoogden de signalen van
misbruik en mishandeling te weinig herkennen en erkennen. Ik heb de
verhalen in de kranten gelezen en gezien wat vanavond in Netwerk wordt
verteld. De signalen waren voor de biologische ouders heel duidelijk.
Het kind wilde na het weekend niet meer terug en dan zegt de
gezinsvoogd dat het daar even overheen moet of dat het misschien
buikpijn heeft omdat het iets verkeerds heeft gegeten. In de opleiding
moet worden meegenomen dat dit soort signalen snel herkend en niet
gebagatelliseerd moeten worden.
Er doen zich ook situaties voor dat niet bekend is bij andere
gezinsvoogdijinstellingen dat er seksueel misbruik door pleegouders
heeft plaatsgevonden. Is er voldoende uitwisseling van informatie
tussen de verschillende gezinsvoogdijinstellingen wanneer dit heeft
gespeeld?
Ik zie in de verslaglegging dat de opleiding voor de toerusting van
aspirant-pleegouders kan verschillen en niet eenduidig is, bijvoorbeeld
omdat sommige delen worden overgeslagen. Kunnen er landelijke
protocollen komen of een landelijk onafhankelijk instituut dat
trainingen en cursussen geeft voor de toerusting van
aspirant-pleegouders, zodat we zeker weten dat zij alle elementen
hebben doorlopen? De minister heeft hiervoor een verbeterplan
opgesteld. We wachten die verbeteringen af.
Volgens de wet is pleegzorg in een eenoudergezin mogelijk. Ik wil
absoluut niet stigmatiseren door te zeggen dat één ouder dat niet
alleen aan zou kunnen, maar ik vraag hierbij wel terughoudendheid. Ik
weet dat er wachtlijsten zijn voor pleegouders en dat er in die
gevallen ook creatief wordt nagedacht, maar ik hoop toch dat de
minister het met mij eens is dat bij voorkeur moet worden gezocht naar
een stabiele situatie waarbij de zorgtaken gedeeld kunnen worden en
waarbij er iemand thuis is, als er nog gewerkt wordt, juist voor deze
kwetsbare kinderen, die uit een heel moeilijke situatie komen.
De voorzitter: Ik moet nu ook toestaan dat de heer Dibi u gaat helpen,
of althans, dat moeten we even zien.
De heer Dibi (GroenLinks): Ik ga hem niet helpen, want volgens mij
heeft hij geen hulp nodig bij het formuleren van zijn standpunt, maar
ik wil wel een antwoord op een vraag. Hij zegt wel dat hij niet wil
stigmatiseren, maar dat doet hij wel, omdat hij zegt dat de voorkeur
uitgaat naar een gezin van man en vrouw, neem ik aan. Of zegt hij dat
het ook man-man of vrouw-vrouw mag zijn? Hij zegt ook: liever geen
alleenstaande ouder, maar ik ken ontzettend veel kinderen die
opgegroeid zijn in een eenoudergezin. Ik ben er zelf ook een van. Het
gaat erom dat je in een veilige omgeving opgroeit en niet om wie of wat
erin zit. In het beleidsprogramma van de minister voor Jeugd en Gezin,
Opgroeien doe je in een gezin, staat ook letterlijk: Er zijn vele
vormen van gezinnen; gezinnen met veel kinderen of met één kind,
gezinnen met een of twee ouders, nieuw samengestelde gezinnen, gezinnen
waarin de grootouders of pleegouders opvoeden. We moeten kinderen waar
dan ook opvangen. Kan de heer Voordewind even uitleggen of hij dat ook
vindt?
De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik zal dat even proberen te doen. Er
zijn grote verschillen tussen biologische ouders. Natuurlijk kan het zo
zijn dat een huwelijk uit elkaar valt. Dat is triest, maar dan blijft
een kind nog altijd achter bij de biologische vader of moeder. We
hebben het hier over kinderen die niet meer thuis kunnen blijven. Dan
zoek je toch naar de meest ideale situatie, als het gaat om het creëren
van veiligheid en geborgenheid, met aandacht voor kinderen die het al
ontzettend moeilijk hebben. Dan is het toch niet zo heel raar dat je de
voorkeur geeft aan een gezinssituatie, waarbij twee ouders de zorgtaken
op zich kunnen nemen? Ik zou niet kunnen bedenken dat je de redenering
om kunt draaien en dat je de voorkeur zou moeten geven aan een
eenoudergezin. Ik begrijp de moeite niet van de heer Dibi. Ik stel een
heel rustige vraag of daar de voorkeur aan gegeven kan worden. Ik neem
aan dat dit gebeurt, maar ik wil dit wel extra onder de aandacht
brengen. Ik begrijp de huivering en de kritiek van GroenLinks niet.
De voorzitter: Ik geloof niet dat u elkaar zult naderen. Ik geloof dat
het verschil van mening voor iedereen helder is, maar maakt u nog even
uw punt.
De heer Dibi (GroenLinks): De fractie van GroenLinks spreekt geen
voorkeur uit. Wij zeggen dat het gewoon een veilige omgeving moet zijn.
Ik heb een vraag aan de heer Voordewind, die wel een voorkeur
uitspreekt. Hij zegt dat te prefereren is dat er twee ouders zijn die
de zorgtaken kunnen delen, boven één ouder. Stel dat een kind geplaatst
kan worden in een gezin van een alleenstaande man of vrouw of in een
gezin van man-man of vrouw-vrouw. Welke voorkeur heeft hij dan?
De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat is een heel andere discussie. Ik
heb gezegd dat het mij gaat om twee ouders, die de zorgtaken kunnen
delen, die de problemen en dilemma's die zich ongetwijfeld voordoen bij
pleegkinderen, met elkaar kunnen bespreken en een stabiele situatie
kunnen creëren voor deze kwetsbare kinderen. Ik ga die andere discussie
hier niet voeren, maar u kent onze voorkeur voor het huwelijk zoals dat
ook in de Bijbel wordt voorgestaan, dus dat mag niet als onbekend
worden gezien.
Voorzitter. De minister heeft op 23 maart een brief gestuurd over de
prestatieafspraken. We hebben hier jarenlang gesproken over de
wachtlijsten. Ik complimenteer hem ermee dat hij zijn uiterste best
heeft gedaan om deze naar beneden te krijgen en daar extra geld voor
heeft vrijgemaakt. Mevrouw Dezentjé Hamming kan erom lachen, maar dat
is wel gebeurd. De wachtlijsten zijn met 71% naar beneden gegaan ten
opzichte van 2008. Ik wil ook gezegd hebben dat dit toch geen gerommel
in de marge is geweest, om mevrouw Langkamp te citeren, maar dat het
structureel werk is geweest om die kinderen de zorg te bieden die zij
hard nodig hebben. We hebben het nieuwe overzicht gehad met de
prestatieafspraken. Ik zie dat Zuid-Holland daarin nog ontbreekt.
Zuid-Holland was een probleemprovincie. Kan de minister hier inmiddels
wat meer over zeggen? Wordt het beeld daardoor nog vertroebeld of
bemoeilijkt?
We hebben gesproken over extra incidentele middelen. In de
prestatieafspraken wordt hiervoor inderdaad weer 20 mln. extra
gereserveerd. Ik hoor graag een inschatting van de minister. We hebben
het over 1,1 mld. Er is sprake van een constante groei van gemiddeld
7,5%. Misschien moeten we deze voorlopig maar even accepteren. Gaan wij
dat redden met 1,1 mld.? Zijn de prestatieafspraken en de begroting
gebaseerd op 7,5% groei? Dat kon ik niet goed terugvinden in de brief.
Wij maken ons toch wel grote zorgen over het arbeidsmarktbeleid in de
jeugdzorg. 50% van de medewerkers vindt het geestelijk en emotioneel
zwaar werk. Dan denk ik met name aan de gezinsvoogden die net
afgestudeerd zijn en die 21 of 22 jaar oud zijn. Zij krijgen direct de
verantwoordelijkheid voor 15, 17 of 18 gezinnen. Is het niet een idee
om afgestudeerde gezinsvoogden een paar jaar te laten meelopen met
iemand die al veel meer ervaring heeft, om de uitstroom in de eerste
twee jaar tegen te gaan? Graag een reactie van de minister.
De voorzitter: Uw tijd is om.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Dan heb ik nog twee heel korte
opmerkingen. We hebben een uitgebreid debat gehad over de Raad voor de
Kinderbescherming. De hele Kamer heeft er grote verontwaardiging over
uitgesproken dat de wettelijke taak van de raad niet wordt uitgevoerd
door de raad. Ik lees dat er nog steeds grote problemen zijn. Hoe kan
het dat nog steeds niet alle zaken door de raad worden getoetst?
Het allerlaatste punt is de jeugdgezondheidszorg. We hebben eerder
gesproken over flexibilisering van de contactmomenten voor adolescenten
van 15-16 jaar. Naar ik meen heeft de CDA-fractie een motie ingediend,
die wij hebben gesteund, over het onderzoeken van psychische problemen
van deze jongeren. Zijn de uitkomsten van het onderzoek dat ZonMw
hiernaar heeft uitgevoerd er al?
Joël Voordewind