Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht

PB10-035

Inflatie stijgt naar 1,1 procent
11 mei 2010

· Vliegreizen duurder geworden
· Inflatie eurozone ruim twee keer zo hoog als Nederland De inflatie in april 2010 steeg naar 1,1 procent. Dat is 0,1 procentpunt hoger dan in maart. Dit blijkt uit cijfers van het CBS. De stijging van de inflatie komt vooral door duurdere vliegreizen. Een vliegticket was in april gemiddeld 12,6 procent duurder dan een jaar eerder. Hogere groenteprijzen en verblijfskosten in het buitenland droegen ook bij aan de toename van de inflatie.
De Nederlandse inflatie volgens de Europees geharmoniseerde methode (HICP) daalde naar 0,6 procent. Volgens de raming van Eurostat steeg de inflatie van de eurozone in april naar 1,5 procent. De inflatie van de eurozone is nu ruim twee keer zo hoog als die van Nederland. Dit komt vooral doordat de stijgende olieprijs in de meeste landen van de eurozone sneller doorwerkt dan in Nederland. In Nederland worden aanpassingen van gas- en elektriciteitsprijzen grotendeels doorgevoerd in de maanden januari en juli.

Grafiek: Inflatie in Nederland
%
3,5
3,0
2,5
2,0
1,5
1,0
nl. 0,5
0,0
jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr 2008 2009 2010 cbs. Bron: CBS.
w
ww
CBS Persbericht PB10-035 pagina 1 van 5





Technische toelichting
Inflatie
De inflatie in Nederland wordt gemeten als de stijging van de consumentenprijsindex (CPI) ten opzichte van de overeenkomstige periode in het voorgaande jaar. De consumentenprijsindex geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen en diensten zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door de Nederlandse huishoudens.
Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex
Naast de nationale consumentenprijsindex is er ook een Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex (Harmonized Index of Consumer Prices, HICP). Met de HICP is het mogelijk de inflatie tussen de lidstaten van de Europese Unie te vergelijken. Definities, indelingen en methoden zijn daartoe zo goed mogelijk gecoördineerd en in Europese regelgeving vastgelegd. Er wordt een HICP berekend voor de afzonderlijke lidstaten, voor de groep landen die de euro hebben ingevoerd (eurozone) en voor de Europese Unie als geheel.
Voorlopige uitkomsten
De uitkomsten over de consumentenprijsindex zijn in de regel één maand voorlopig. Cijfers kunnen worden aangepast op grond van nagekomen gegevens.
Meer informatie
Voor meer informatie kunt u de website van het CBS bezoeken (www.cbs.nl). Op de website vindt u ook het conjunctuurbericht van het CBS, waarin een samenhangend beeld wordt gegeven van de conjuncturele ontwikkeling. U kunt zich op het conjunctuurbericht abonneren via de website (Informatie voor/Publiek/Abonnementen).

CBS Persbericht PB10-035 pagina 2 van 5




1. Inflatie, historische reeks

Jan. Febr. Maart April Mei Juni Juli Aug. Sept. Okt. Nov. Dec. Jaar In procenten
1987 -1,3 -1,2 -1,1 -1,1 -1,1 -0,8 0,1 0,2 0,2 0,1 -0,1 -0,2 -0,5 1988 0,6 0,5 0,7 0,7 0,7 0,8 1,0 0,9 0,9 0,7 1,0 1,2 0,7 1989 0,8 0,9 0,8 1,1 1,0 1,0 1,1 1,1 1,3 1,4 1,2 1,3 1,1 1990 2,2 2,3 2,3 2,2 2,3 2,3 2,4 2,4 2,7 2,9 2,8 2,6 2,5 1991 3,2 2,9 3,2 3,1 3,2 3,4 4,5 4,6 4,4 4,5 4,8 4,9 3,9 1992 4,1 4,4 4,2 4,4 4,2 4,0 3,1 3,5 3,4 3,0 2,9 2,6 3,7 1993 2,5 2,4 2,3 2,3 2,3 2,1 2,2 2,0 1,8 1,9 1,7 1,7 2,1 1994 2,4 3,0 2,9 2,8 2,9 3,0 2,7 2,6 2,7 2,8 2,5 2,6 2,7 1995 2,4 2,4 2,3 2,3 2,1 2,1 1,8 1,5 1,5 1,3 1,6 1,7 2,0 1996 1,9 1,8 2,0 2,0 2,0 1,8 2,2 1,9 2,0 2,4 2,3 2,5 2,1 1997 2,3 2,2 2,0 1,8 2,2 2,2 2,3 2,6 2,6 2,3 2,5 2,3 2,2 1998 1,8 2,2 2,3 2,4 2,0 2,2 2,0 1,7 1,7 1,9 1,7 1,7 2,0 1999 2,2 2,1 2,2 2,2 2,3 2,3 2,1 2,6 2,2 2,1 2,2 2,2 2,2 2000 2,0 2,0 1,9 2,1 2,4 2,7 2,8 2,5 2,9 3,1 3,0 2,9 2,6 2001 4,2 4,5 4,6 4,9 4,9 4,5 4,6 4,7 4,7 4,3 4,2 4,4 4,5 2002 4,0 3,8 3,6 3,6 3,3 3,4 3,4 3,3 3,3 3,2 3,1 3,1 3,4 2003 2,4 2,4 2,4 2,1 2,0 2,0 2,1 2,1 2,0 2,0 2,0 1,7 2,1 2004 1,3 1,2 1,1 1,4 1,5 1,4 1,1 1,1 1,0 1,4 1,3 1,2 1,2 2005 1,5 1,6 1,8 1,5 1,3 1,6 1,6 1,8 1,8 1,6 1,8 2,0 1,7 2006 1,3 1,1 1,0 1,2 1,2 1,3 1,3 1,4 1,1 0,9 1,0 1,1 1,1 2007 1,4 1,5 1,8 1,8 1,8 1,7 1,5 1,1 1,3 1,6 1,9 1,9 1,6 2008 2,0 2,2 2,2 2,0 2,3 2,6 3,2 3,2 3,1 2,8 2,3 1,9 2,5 2009 1,9 2,0 2,0 1,8 1,6 1,4 0,2 0,3 0,4 0,7 1,0 1,1 1,2 2010 0,8 0,8 1,0 1,1 *)
*) Voorlopige cijfers.
NB. Van jan. 1987 ­ juli 1988: reeks werknemers met een laag inkomen 1980=100 Van aug. 1988 ­ jan. 1994: reeks werknemers met een laag inkomen 1985=100 Van febr. 1994 ­ sep. 1997: reeks alle huishoudens 1990=100 Van okt. 1997 ­ dec. 2002: reeks alle huishoudens 1995=100 Van jan. 2003 ­ dec. 2006: reeks alle huishoudens 2000=100 Vanaf jan. 2007: reeks alle huishoudens 2006=100 Bron: CBS

2. Prijsstijging en bijdrage aan inflatie van enkele artikelgroepen 2009 2010 weging 2007 2008 2009 Nov Dec Jan Feb Mrt Apr* Prijsstijging ten opzichte van een jaar eerder % 0 Totaal bestedingen 100,0 1,6 2,5 1,2 1,0 1,1 0,8 0,8 1,0 1,1 1 Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken 11,3 1,0 5,6 1,1 -1,3 -1,1 -2,0 -1,4 -1,4 -1,0 2 Alcoholhoudende dranken en tabak 3,0 1,9 4,8 8,5 3,7 2,3 2,3 2,2 2,2 3,2 3 Kleding en schoeisel 4,8 1,2 0,3 -0,5 0,3 -2,8 1,5 -1,1 -0,6 -0,7 4 Huisvesting, water en energie 23,9 2,6 2,1 1,8 -0,3 -0,2 -1,8 -1,8 -1,7 -1,4 5 Stoffering, huishoudelijke apparaten 6,5 1,2 2,1 2,4 2,3 2,2 1,7 1,5 1,1 0,7 6 Gezondheid 1,2 1,2 0,3 1,0 1,5 1,7 1,7 1,9 1,8 1,8 7 Vervoer 10,8 1,8 3,9 -2,1 3,5 5,1 5,8 4,9 6,5 7,0 8 Communicatie 3,7 -2,8 -4,1 -1,9 -1,6 -1,7 -2,5 1,2 1,6 1,5 9 Recreatie en cultuur 10,8 -0,7 -1,3 0,5 1,1 1,3 1,0 1,1 1,5 0,9 10 Onderwijs 0,1 -1,4 2,2 1,3 1,2 1,2 1,0 1,4 1,1 1,4 11 Hotels, cafés en restaurants 4,7 3,5 4,2 3,9 3,3 3,3 3,3 2,7 3,1 2,0 12 Diverse goederen en diensten 11,3 2,9 3,8 2,5 2,2 2,6 1,9 1,7 1,7 1,3 13 Consumptiegebonden belastingen en overheidsd. 3,4 2,9 4,2 4,0 3,8 3,8 3,9 3,9 3,9 3,8 14 Consumptie in het buitenland 4,6 2,3 4,8 -1,8 -1,8 0,2 2,0 2,8 2,2 4,0 Bijdrage aan de inflatie procentpunt 0 Totaal bestedingen 100,0 1,6 2,5 1,2 1,0 1,1 0,8 0,8 1,0 1,1 1 Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken 11,3 0,1 0,6 0,1 -0,1 -0,1 -0,2 -0,1 -0,2 -0,1 2 Alcoholhoudende dranken en tabak 3,0 0,1 0,1 0,2 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 3 Kleding en schoeisel 4,8 0,1 0,0 0,0 0,0 -0,1 0,1 -0,1 0,0 -0,1 4 Huisvesting, water en energie 23,9 0,6 0,5 0,4 -0,1 0,0 -0,5 -0,4 -0,4 -0,3 5 Stoffering, huishoudelijke apparaten 6,5 0,1 0,1 0,2 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,0 6 Gezondheid 1,2 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 7 Vervoer 10,8 0,2 0,4 -0,2 0,4 0,5 0,6 0,5 0,7 0,7 8 Communicatie 3,7 -0,1 -0,2 -0,1 -0,1 -0,1 -0,1 0,0 0,1 0,1 9 Recreatie en cultuur 10,8 -0,1 -0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,2 0,1 10 Onderwijs 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 11 Hotels, cafés en restaurants 4,7 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,1 0,1 0,1 12 Diverse goederen en diensten 11,3 0,3 0,4 0,3 0,2 0,3 0,2 0,2 0,2 0,1 13 Consumptiegebonden belastingen en overheidsd. 3,4 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 14 Consumptie in het buitenland 4,6 0,1 0,2 -0,1 -0,1 0,0 0,1 0,1 0,1 0,2
*) Voorlopige cijfers.
Bron: CBS

CBS Persbericht PB10-035 pagina 3 van 5




3. Procentuele veranderingen t.o.v. de overeenkomstige periode uit het voorgaande jaar

Nationale CPI Nederland Geharmoniseerde index (HICP)

Alle Alle Nederland Eurozone Europese huishoudens huishoudens Unie afgeleid 1) jaargemiddelden
1997 2,2 2,0 1,9 1,6 1,7 1998 2,0 1,7 1,8 1,1 1,3 1999 2,2 1,7 2,0 1,1 1,2 2000 2,6 2,2 2,3 2,1 1,9 2001 4,5 3,6 5,1 2,3 2,2 2002 3,4 3,4 3,9 2,2 2,1 2003 2,1 1,9 2,2 2,1 2,0 2004 1,2 0,9 1,4 2,1 2,0 2005 1,7 1,4 1,5 2,2 2,2 2006 1,1 1,5 1,7 2,2 2,2 2007 1,6 1,5 1,6 2,1 2,3 2008 2,5 2,2 2,2 3,3 3,7 2009 1,2 0,9 1,0 0,3 1,0 maanden
2008 januari 2,0 1,9 1,8 3,2 3,4 februari 2,2 2,1 2,0 3,3 3,5 maart 2,2 2,0 1,9 3,6 3,8 april 2,0 1,9 1,7 3,3 3,6 mei 2,3 2,1 2,1 3,7 4,0 juni 2,6 2,4 2,3 4,0 4,3 juli 3,2 2,9 3,0 4,0 4,4 augustus 3,2 3,0 3,0 3,8 4,3 september 3,1 2,8 2,8 3,6 4,2 oktober 2,8 2,5 2,5 3,2 3,7 november 2,3 1,8 1,9 2,1 2,8 december 1,9 1,5 1,7 1,6 2,2 2009 januari 1,9 1,4 1,7 1,1 1,8 februari 2,0 1,5 1,9 1,2 1,8 maart 2,0 1,5 1,8 0,6 1,3 april 1,8 1,4 1,8 0,6 1,3 mei 1,6 1,2 1,5 0,0 0,8 juni 1,4 1,1 1,4 -0,1 0,6 juli 0,2 -0,1 -0,1 -0,7 0,2 augustus 0,3 0,0 -0,1 -0,2 0,6 september 0,4 0,1 0,0 -0,3 0,3 oktober 0,7 0,4 0,4 -0,1 0,5 november 1,0 0,8 0,7 0,5 1,0 december 1,1 1,0 0,7 0,9 1,5 2010 januari 0,8 0,7 0,4 1,0 1,7 februari 0,8 0,7 0,3 0,9 1,5 maart 1,0 0,8 0,7 1,4 *) 1,9 *) april 1,1 *) 0,9 *) 0,6 *) 1,5 *) 1) In de afgeleide consumentenprijsindices van het CBS is het effect van veranderingen in de tarieven van de consumptie- gebonden belastingen en subsidies uit de prijsontwikkeling geëlimineerd. Enkele voorbeelden zijn BTW en accijns, motorrijtuigenbelasting, hondenbelasting, maar ook subsidies op milieuvriendelijke producten.
*) Voorlopige cijfers.
Bron: CBS/Eurostat

CBS Persbericht PB10-035 pagina 4 van 5




4. Verandering consumentenprijsindex alle huishoudens (2006 = 100) naar artikelgroep Artikelgroep Weging Mutatie in % apr '10 *) t.o.v. Bijdrage aan inflatie in %-punt % mrt '10 apr '09 mrt '10 apr '10 *) 0 Totaal bestedingen 100,0 0,3 1,1 1,0 1,1 1 Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken 11,3 0,4 -1,0 -0,2 -0,1 Voedingsmiddelen 10,3 0,4 -0,9 -0,1 -0,1 Brood en graanproducten 2,2 0,1 -1,1 0,0 0,0 Vlees 2,1 0,4 -1,8 0,0 0,0 Vis, schaal- en schelpdieren 0,4 -0,2 1,4 0,0 0,0 Melk, kaas en eieren 1,5 -0,1 -2,6 0,0 0,0 Oliën en vetten 0,2 -0,1 -2,7 0,0 0,0 Fruit 0,8 1,7 -1,3 0,0 0,0 Groenten en aardappelen 1,1 1,2 3,2 0,0 0,0 Suiker, zoetwaren en ijs 0,9 0,1 -1,2 0,0 0,0 Overige voedingsmiddelen 1,1 0,1 -0,9 0,0 0,0 Alcoholvrije dranken 1,0 -0,1 -2,4 0,0 0,0 Koffie, thee en cacao 0,3 -0,2 -3,7 0,0 0,0 Mineraalwater, frisdranken en sappen 0,6 -0,1 -1,8 0,0 0,0 2 Alcoholhoudende dranken en tabak 3,0 1,3 3,2 0,1 0,1 Alcoholhoudende dranken 1,1 0,5 0,7 0,0 0,0 Tabak 1,8 1,9 4,7 0,1 0,1 3 Kleding en schoeisel 4,8 0,7 -0,7 0,0 -0,1 Kleding en kledingstoffen 4,0 0,3 -0,7 0,0 0,0 Schoeisel en schoenreparaties 0,8 2,8 -0,8 0,0 0,0 4 Huisvesting, water en energie 23,9 0,0 -1,4 -0,4 -0,3 Werkelijke huur 6,0 0,0 2,8 0,2 0,2 Toegerekende huur eigen woning 10,4 0,0 2,8 0,3 0,3 Onderhoud en reparatie van de woning 1,4 -0,5 1,3 0,0 0,0 Watervoorziening en overige diensten i.v.m. de woning 1,3 0,0 2,4 0,0 0,0 Energie 4,7 0,2 -15,4 -0,9 -0,8 5 Stoffering, huishoudelijke apparaten 6,5 -0,1 0,7 0,1 0,0 Meubelen en vloerbedekking 2,6 -0,2 -0,6 0,0 0,0 Huishoudtextiel 0,5 1,1 1,8 0,0 0,0 Huishoudelijke apparatuur incl. reparatie 0,8 -0,1 0,4 0,0 0,0 Vaat- en glaswerk en huishoudelijke artikelen 0,6 -0,4 2,5 0,0 0,0 Gereedschappen en werktuigen voor huis en tuin 0,4 0,0 4,3 0,0 0,0 Dagelijks woningonderhoud 1,6 -0,1 1,4 0,0 0,0 6 Gezondheid 1,2 0,3 1,8 0,0 0,0 7 Vervoer 10,8 1,7 7,0 0,7 0,7 Aankoop voertuigen 2,4 -0,7 -0,1 0,0 0,0 Gebruik van privé-voertuigen, w.o. autobrandstoffen 6,5 1,1 10,5 0,7 0,6 Vervoersdiensten 1,8 6,6 4,8 0,0 0,1 8 Communicatie 3,7 0,0 1,5 0,1 0,1 9 Recreatie en cultuur 10,8 -0,6 0,9 0,2 0,1 Audio en video, computers en software 2,0 -1,6 -4,7 -0,1 -0,1 Duurzame goederen voor recreatie en cultuur 0,5 0,1 1,8 0,0 0,0 Spelartikelen, bloemen, planten en huisdieren 2,1 -1,6 0,2 0,0 0,0 Recreatieve en culturele dienstverlening 3,0 0,5 2,8 0,1 0,1 Boeken, kranten, tijdschriften en schrijfwaren 1,7 -1,3 1,5 0,1 0,0 Pakketreizen 1,6 0,0 3,9 0,1 0,1 10 Onderwijs 0,1 0,2 1,4 0,0 0,0 11 Hotels, cafés en restaurants 4,7 0,6 2,0 0,1 0,1 Restaurants, cafés en kantines 4,3 0,1 2,6 0,1 0,1 Accommodatie 0,4 6,6 -4,6 0,0 0,0 12 Diverse goederen en diensten 11,3 -0,2 1,3 0,2 0,1 Lichaamsverzorging 2,3 0,1 1,0 0,0 0,0 Artikelen voor persoonlijk gebruik, n.e.g. 0,8 0,1 2,6 0,0 0,0 Sociale bescherming (w.o. kinderopvang, thuiszorg) 1,6 0,0 1,2 0,0 0,0 Verzekering 3,4 0,0 1,5 0,1 0,0 Financiële diensten 1,1 -2,1 -0,9 0,0 0,0 Andere diensten n.e.g. 2,1 0,0 2,3 0,1 0,0 13 Consumptiegebonden belastingen en overheidsd. 3,4 0,2 3,8 0,1 0,1 Consumptiegebonden belastingen 2,7 0,3 4,2 0,1 0,1 Overheidsdiensten, w.o. college- en lesgeld VO 0,8 0,0 2,7 0,0 0,0 14 Consumptie in het buitenland 4,6 1,2 4,0 0,1 0,2
*) Voorlopige cijfers.
Bron: CBS

CBS Persbericht PB10-035 pagina 5 van 5






---- --