voor procesdossier in strafzaken
Hirsch Ballin herziet regels voor procesdossier in strafzaken
Persbericht | 12-05-2010
Verdachten die voor de strafrechter moeten komen, krijgen straks meer
invloed op de samenstelling van het procesdossier. Wettelijk wordt
vastgelegd dat de verdachte of zijn advocaat het openbaar ministerie
kan verzoeken informatie aan het procesdossier toe te voegen. De
rechter-commissaris gaat daar toezicht op houden. Dit blijkt onder meer
uit een wetsvoorstel van minister Hirsch Ballin van Justitie dat voor
advies naar de Raad van State is gestuurd. De bewindsman streeft naar
een transparante werkwijze bij dossiervorming in strafzaken. Het
dossier moet volledig zijn, voordat de zaak op zitting komt. Vooral bij
verdachten die niet in voorarrest zitten is soms het procesdossier pas
vlak voor de dagvaarding compleet. Verder wil Hirsch Ballin met een
landelijke standaard dossiers in grootschalige onderzoeken zo
verbeteren dat de stukken toegankelijker worden.
Een zorgvuldig samengesteld en compleet strafdossier bevordert een
efficiënte gang van zaken op de terechtzitting en biedt mogelijkheden
het opsporingsonderzoek van politie en justitie te controleren. Voor
een verdachte is de inhoud van het procesdossier van groot belang voor
zijn verdediging en voor zijn invloed op het verloop van het onderzoek.
Hij heeft er dus baat bij dat alle relevante processtukken zo snel
mogelijk worden toegevoegd. Bestaande regels over de samenstelling van
de processtukken zijn verouderd en onvolledig. Op de zitting zijn
regelmatig discussies over de inhoud van het procesdossier. Daarbij
gaat het vaak om verzoeken om aanvullingen, meestal bij onderzoek
waarin volledige openheid van zaken zich moeilijk laat verenigen met
het opsporingsbelang.
De nieuwe regeling komt tegemoet aan de bezwaren in de praktijk en
biedt meer duidelijkheid. Er staat bijvoorbeeld in welke stukken het
procesdossier moet bevatten, wie tijdens het vooronderzoek
verantwoordelijk is voor de samenstelling ervan en hoe het zit met het
recht op inzage en het onvermeld laten van bepaalde informatie in
verband met de identiteit van tipgevers of informanten. Het streven is
om zo vroeg mogelijk - al tijdens het voorbereidend onderzoek - vast te
stellen wat wel en wat niet in het dossier moet worden opgenomen. Dat
is ook van belang bij het toenemende gebruik van reconstructies of
simulatie van feiten met audiovisuele middelen. Procesdeelnemers moeten
daarvan snel op de hoogte zijn om tijdig te kunnen reageren. Ook biedt
het wetsvoorstel een heldere verdeling van bevoegdheden tussen de
officier van justitie en de rechter, in het bijzonder de
rechter-commissaris die een aantal extra taken krijgt.
Zo moet hij beslissen op bezwaar van de verdediging tegen het niet
verstrekken van afschriften van processtukken en kan de verdachte hem
vragen een termijn te stellen als de officier van justitie te lang
wacht met zijn verzoek om inzage in de processtukken. Het openbaar
ministerie heeft de bevoegdheid om inzage van processtukken door de
verdachte tijdelijk te beperken vanwege het onderzoeksbelang. De
verdachte kan hier bezwaar tegen maken. Dat gebeurt momenteel bij de
raadkamer, straks bij de rechter-commissaris.
Ook beslist de rechter-commissaris als de officier van justitie en de
verdachte van mening blijven verschillen over het opnemen van stukken
in het procesdossier. De officier van justitie mag straks alleen
weigeren met een schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris.
Tot slot houdt het wetsvoorstel rekening met de ontwikkelingen op het
gebied van het zogeheten E-dossier. De politie zal in de toekomst langs
elektronische weg een proces-verbaal opmaken en verzenden en het
openbaar ministerie werkt aan het elektronische strafdossier.
Ministerie van Justitie