Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit


Geachte Voorzitter,
Op 17 mei 2010 vindt in Brussel de volgende vergadering van de Raad van ministers voor Landbouw van de Europese Unie plaats. Ik zond u op 4 mei 2010 de geannoteerde agenda van deze bijeenkomst, samen met mijn inzet per agendapunt.
In deze brief geef ik u de antwoorden op de vragen uit het verslag van het schriftelijk overleg van 11 mei jl.
Internationale concurrentiekracht van het Europese agri-food model De leden van de CDA-fractie vragen mij uiteen te zetten hoe door andere lidstaten is gereageerd op de invulling van een vangnet bij ernstige marktverstoringen en welke (toekomstige) vangnetmogelijkheden er zijn. Een grote meerderheid van lidstaten vindt een vangnet in het markt- en prijsbeleid voor ernstige marktverstoringen, waaronder die van klimatologische, fytosanitaire en veterinaire aard, van groot belang. Nederland heeft in de High Level Groep Zuivel aangegeven in aanvulling op een vangnet voor verstoringen als gevolg van klimatologische, veterinaire en fytosanitaire aard voorstander te zijn van een verkenning van nieuwe, creatieve marktbeheersingsinstrumenten, die passen bij het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de toekomst. De High Level Groep zal eind juni haar rapport uitbrengen.
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie aan te geven op welke wijze invulling wordt gegeven aan de Europa 2020-strategie. Tijdens de afgelopen Voorjaarsraad van regeringsleiders is de basis gelegd voor de Europa 2020-strategie. Het is een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Alle gemeenschappelijke beleidsterreinen, inclusief het GLB, zullen aan deze strategie moeten bijdragen. Het spreekt vanzelf dat zal worden aangegeven op welke wijze de landbouwsector zijn aandeel zal leveren. Voor de realisering van de Lissabonstrategie is dat ook steeds gebeurd. Het is ook niet voor niets dat 'flowers and food' als sleutelgebied voor de Nederlandse economie is aangewezen.
Programmadirectie
Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid
Datum

11 mei 2010
Onze referentie

132009
Pagina 2 van 11
Een krachtige participatie van de Nederlandse agrosector in de realisering van deze strategie past ook geheel in mijn streven naar een meer concurrerende en meer duurzame sector, zoals uiteengezet in de 'Houtskoolschets Europees Landbouwbeleid 2020'. Dit sluit ook aan bij de opmerking van de leden van de SP-fractie die wees op het belang van klimaat en biodiversiteit als belangrijke duurzaamheidsaspecten.
De leden van de PvdA-fractie vragen naar mijn reactie op plannen (van LTO) om graanoverschotten verplicht in te zetten voor biobrandstoffen. Mijn inzet concentreert zich op de ontwikkeling van tweede en derde generatie biobrandstoffen. Zeker voor de verdere toekomst zie ik daarin meer mogelijkheden. Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie mij naar de rol van de EU op het terrein van voedselsoevereiniteit. De EU draagt mede verantwoordelijkheid voor het realiseren van voedselzekerheid in de wereld. Belangrijk instrument daarvoor is in mijn visie een concurrentiekrachtige, innovatieve, duurzame en marktgeoriënteerde landbouw, zowel in Europa als daarbuiten.
De leden van de VVD-fractie geven aan graag te zien hoe de kosten van derogatie, destructie en controleorganen zoals de VWA voor de Nederlandse agrarische ondernemer zich verhouden tot agrarische ondernemers in andere Europese lidstaten. Ik verwijs hiervoor naar mijn reactie op de motie Snijder- Hazelhoff c.s. (TK 32 123, XIV, nr. 92) zoals weergegeven in mijn brief met het verslag van de Landbouwraad van 29 maart jl. (TK 21501 32, nr. 389). Gender-gelijkheid in plattelandsgebieden
De leden van zowel de SP- als de VVD-fractie vragen naar mijn inzet op het gebied van gender-gelijkheid. In de diverse lidstaten loopt de situatie op dit terrein uiteen.
Ik zal in de Landbouwraad aangeven dat het mogelijk moet zijn en blijven om maatwerk te leveren. Binnen de tweede pijler van het GLB zijn er, in de vorm van de geldende plattelandsverordening, diverse mogelijkheden voor lidstaten om specifieke maatregelen te nemen, die aansluiten bij de specifieke problematiek van land of regio. Deze moeten optioneel blijven en niet verplichtend aan lidstaten worden voorgeschreven.
Bosbescherming en klimaatverandering
De leden van de VVD-fractie vragen mij naar de visie van de Nederlandse regering op bosbescherming en klimaatverandering. De leden van de fractie van de SP vragen mij ook naar het traject dat mij voor ogen staat in relatie tot het groenboek over dit onderwerp.
Ik kan u melden dat op dit moment de kabinetsreactie op het groenboek wordt voorbereid. Het voornemen van de regering is om de kabinetsreactie in de tweede helft van juni aan uw Kamer te zenden. Na overleg met uw Kamer over de kabinetsreactie bied ik deze de Europese Commissie aan voor de uiterlijke reactiedatum van 31 juli 2010.
27e conferentie van EU-betaalorganen
De leden van de CDA-fractie vragen naar de resultaten van de 27e conferentie van EU-betaalorganen.
Programmadirectie
Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid
Datum

11 mei 2010
Onze referentie

132009
Pagina 3 van 11
De conclusies zijn momenteel nog niet beschikbaar, maar zullen door het Voorzitterschap tijdens de Landbouwraad op 17 mei worden gepresenteerd. Ik zal uw Kamer daarom, zoals gebruikelijk, over deze conferentie informeren in het verslag dat ik u na afloop van de Landbouwraad zal sturen. Zoals ik in de geannoteerde agenda al aangaf, hebben de directeuren van de EU-betaalorganen kennis, ervaringen en ideeën uitgewisseld over onder andere vereenvoudiging van regelgeving en verbetering van het beheer van de Europese landbouwfondsen. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of het bijeen roepen van groepen lidstaten voor discussies over vereenvoudiging in het tijdpad past van de algemene discussie over het GLB na 2013. Zoals ik uw Kamer bij eerdere gelegenheden heb meegedeeld, ben ik een groot voorstander van vereenvoudiging van het GLB. Daarbij wil ik de aandacht niet alleen richten op het huidige GLB, maar ook op een eenvoudig uitvoerbaar toekomstig GLB. Ik zie het liefst dat de uitkomsten van deze exercities nog een rol kunnen spelen bij de vormgeving van de Mededeling van de Commissie over de toekomst van het GLB, die dit najaar wordt verwacht.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de kwalificatie 'rood' van Nederland, toegekend door de lobbygroep farmsubsidy.org. Nederland is samen met Denemarken één van de eerste landen die alle Europese landbouwsubsidies jaarlijks actief openbaar maakt (sinds 2006). Inmiddels heeft de Commissie deze openbaarmaking verplicht gesteld. De lage score van Nederland op de index van de lobbyorganisatie heeft te maken met het criterium van de organisatie dat de 'ruwe' gegevens voor iedereen beschikbaar moeten zijn. In Nederland hebben we daar niet voor gekozen omdat het gevaar groot is dat er misbruik gemaakt wordt van de naam-, adres, en woonplaatsgegevens van ondernemers. Deze kunnen dan immers eenvoudig voor commerciële doeleinden worden gebruikt. Voor mij staat het openbaar maken van de subsidiegegevens voorop. Deze zijn in het Nederlandse systeem op allerlei manieren op te vragen, bijvoorbeeld per ondernemer, per regeling of per provincie. Nederland voldoet daarmee volledig aan de Europese verordening voor het openbaar maken van de GLB-subsidies. Informele Landbouwraad
De leden van de CDA-fractie vragen of ik hun mening deel dat GLB-geld bij de sector terecht moet komen die invulling geeft aan het landschap. Zoals ik in de 'Houtskoolschets Europees Landbouwbeleid 2020' (TK 28625, nr. 60) heb aangegeven, wil ik dat in het nieuwe GLB de betalingen meer gericht worden op publieke diensten die worden geleverd door landbouwactiviteiten. Voorts vragen de leden van de CDA-fractie zich af welke aanknopingspunten ik zie in het adviesrapport van rapporteur van de landbouwcommissie van het Europees Parlement (EP), de heer Lyon, over de toekomst van het GLB en vragen de leden van de CDA-fractie een reactie op de oproep van de heer Lyon voor een overgangsperiode en flexibiliteit in de omslag van historisch naar regionaal model. Ik zie in het rapport van de heer Lyon verschillende punten die ook zijn opgenomen in de Houtskoolschets, onder meer op het vlak van de herziening van de legitimatie van GLB-betalingen en de levering van publieke diensten door de landbouw. Zoals ook in de Houtskoolschets is verwoord, is een redelijke overgangsperiode noodzakelijk, zodat bedrijven zich kunnen aanpassen. Programmadirectie
Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid
Datum

11 mei 2010
Onze referentie

132009
Pagina 4 van 11
Op 26 april jl. heb ik in een bilateraal gesprek met de heer Lyon over deze punten gesproken. Hij toonde zich in dat gesprek positief over de koers van mijn Houtskoolschets.
De leden van de PvdA-fractie benoemen verschillende punten die de noodzaak onderstrepen voor een nieuw GLB. Verschillende van deze punten hebben ook in de Houtskoolschets een belangrijke plaats gekregen. Ik wil daarom de PvdAfractie danken voor de steun voor mijn inzet. In reactie op de opmerkingen die de PvdA-fractie maakt over mondiale aspecten en ontwikkelingslanden wil ik graag verwijzen naar mijn inzet zoals beschreven in de nota 'Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid' (TK 2007-2008, 31 250, nr. 14) die ik heb opgesteld samen met de voormalige minister voor Ontwikkelingssamenwerking Koenders.
De leden van de VVD-fractie vragen naar het verband tussen de uitspraken van de Deense landbouwminister, gedaan op 26 april 2010 in Kopenhagen, en de inzet van Nederland. Het lange termijndoel van de Nederlandse regering blijft om alle GLB-betalingen om te vormen tot doelgerichte betalingen voor innovatie en specifieke maatschappelijke prestaties. Zoals ik in antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie heb aangegeven, kan deze verandering niet van vandaag op morgen worden gerealiseerd. Ik zie de bijdrage van mijn Deense collega als een voorstel voor invulling van deze overgangsperiode, mede gelet op de steun bij andere lidstaten voor het behoud na 2013 van een vorm van inkomenssteun. De Deense landbouwminister Høegh deed deze uitspraken overigens tijdens een GLB-conferentie waarvoor hij ook mij als keynote spreker had uitgenodigd. Zoals de leden van de VVD-fractie ongetwijfeld ook hebben geconstateerd, toonde mijn collega Høegh zich in zijn bijdrage net als ik een groot voorstander van doelgerichte betalingen in de eerste pijler voor publieke diensten op het gebied van bijvoorbeeld waterbeheer, dierenwelzijn en maatschappelijk waardevolle gebieden.
De leden van de VVD-fractie vragen opheldering over EU-landbouwsubsidies voor sportverenigingen op het platteland. Het betreft hier subsidie in het kader van het Europees plattelandsbeleid. Dit beleid is onderdeel van het GLB en heeft drie doelen:

- versterking van de concurrentiekracht en innovatie van de land- en bosbouw;
- bevorderen van duurzaam gebruik van de land- en bosbouwgrond;
- diversificatie van de plattelandseconomie en verbeteren van de leefkwaliteit op het platteland.
De in de pers genoemde projecten dragen bij aan dit laatste doel. Zij zijn gesubsidieerd conform de geldende regels en passen binnen het door de EU goedgekeurde plattelandsontwikkelingsprogramma. Uw Kamer heeft in 2006 ingestemd met de inzet van het Europees geld voor de genoemde doelen. Voor de periode na 2013 sta ik op dit punt overigens een beleidsverandering voor. Zoals ik uw Kamer in de 'Houtskoolschets Europees landbouwbeleid 2020' reeds meldde, ben ik van oordeel dat niet-landbouwactiviteiten die weliswaar bijdragen aan de leefbaarheid van het platteland of rurale economie, maar niet gekoppeld zijn aan de uitoefening van een agrarische activiteit, niet langer meer binnen het GLB van de toekomst passen. Zij passen beter binnen het Europese cohesiebeleid. Programmadirectie
Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid
Datum

11 mei 2010
Onze referentie

132009
Pagina 5 van 11
De leden van de PvdD-fractie vragen mij naar de voortgang van de publieke consultatie. De publieke consultatie van de Commissie over het GLB is recent gestart en loopt tot medio juni 2010. Ik ben blij met dit initiatief, want het nieuwe GLB verdient een brede grondslag en legitimatie.
Ik heb alle betrokkenen bij het eerder door mijzelf geïnitieerde Nederlandse GLBdebat dan ook gewezen op de mogelijkheid om aan deze publieksconsultatie deel te nemen. Ook begeleidt en adviseert mijn ministerie het 'Netwerk Platteland' dat in deze periode haar achterban zal consulteren ten behoeve van een gezamenlijke inbreng in deze publieksconsultatie. Deze publieksconsultatie is overigens vergelijkbaar met de maatschappelijke dialoog die ik de afgelopen jaren zelf heb gevoerd over de toekomst van het GLB.
In juli gaat Commissaris Ciolos de resultaten van zijn consultatie presenteren op speciale conferentie in Brussel. Ik wacht deze resultaten met veel interesse af. Voorts vragen de leden van de PvdD-fractie een reactie op de inbreng van de brede coalitie van natuur-, milieu- en boerenorganisaties, 'Proposal for a new EU Common Agricultural Policy'. De inbreng van maatschappelijke organisaties in de discussie over de toekomst van het GLB stel ik bijzonder op prijs. Dit rapport zie ik als een krachtige ondersteuning voor de omslag naar doelgerichte betalingen voor maatschappelijke prestaties door de landbouw, onder andere op het vlak van (agrarische) biodiversiteit.
Toezeggingen
Herziening diertransportverordening
De leden van de fractie van de SP hebben mij gevraagd te blijven aandringen op een spoedige herziening van de transportverordening en evaluatie. Tevens is van mij een toezegging gevraagd om mij te blijven inzetten voor snelle stappen in het wetgevingstraject. Ten slotte is door de leden van de SP-fractie gevraagd naar de brief die ik heb gestuurd aan de Commissaris en mijn precieze inzet betreffende maximering van transporttijden en verbetering van dierenwelzijn. Ook de leden van de fractie van de PvdA geven aan dat de evaluatie van de implementatie van de transportverordening geen vertraging mag oplopen. Ik heb in de Landbouw- en Visserijraad van afgelopen september aangedrongen op een herziening van de Transportverordening. Ook heb ik afgelopen december in een brief aan de toenmalige Commissaris Vassiliou (SANCO) aangegeven dat de herziening van de Transportverordening een prioriteit is voor Nederland. Met deze brief heb ik de Commissaris gevraagd om mij te informeren over de stand van zaken over de herziening van de Transportverordening. Ik wacht nog op antwoord op deze brief van de nieuwe Commissaris Dalli. Uit een recente toespraak van Dalli heb ik begrepen dat de Commissie eind dit jaar of begin volgend jaar op basis van een advies van het Europese voedselagentschap (EFSA) een rapport zal uitbrengen over de implementatie van de Transportverordening. Vervolgens zal de Commissie besluiten of een herziening nodig is. Op basis van hiervan verwacht ik niet dat de herziening voor 2011 zal plaatsvinden. Ook heeft Commissaris Dalli aangegeven dat de Commissie prioriteit geeft aan het verbeteren van de naleving van de huidige regels van de Transportverordening. Programmadirectie
Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid
Datum

11 mei 2010
Onze referentie

132009
Pagina 6 van 11
Ik hecht grote waarde aan de naleving van de bestaande regels, maar de inzet van Nederland is nog steeds gericht op een spoedige aanscherping van de regels van de Transportverordening.
Doorvoer illegaal walvisvlees
De leden van de SP-fractie vragen mij om terugkoppeling naar aanleiding van mijn toezegging de gevoelens van de Kamer over de doorvoer van IJslands walvisvlees over te brengen.
De secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op mijn verzoek de gevoelens van uw Kamer overgebracht aan de IJslandse ambassadeur in Nederland. Van Nederlandse zijde is aangegeven dat hoewel Nederland erkent dat ingevolge de EU- en internationale regelgeving doervoer is toegestaan, er maatschappelijke gevoeligheid ligt rondom dit vraagstuk. De IJslandse ambassadeur zegde toe dat hij de zorgen van uw Kamer aan de IJslandse autoriteiten zou overbrengen.
De leden van de fractie van de PvdD vragen mij naar de bereidwilligheid van andere EU-lidstaten om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om de doorvoer van walvisvlees in Europa tegen te houden en wat voor soort mogelijkheden hiervoor in aanmerking komen.
De andere EU-lidstaten hebben zich niet uitgelaten over hun bereidwilligheid op dit vlak. De Europese Commissie heeft inmiddels aangegeven dat op basis van Europese en internationale regelgeving doorvoer niet kan worden geweigerd. Global Research Alliance on Agricultural Greenhouse Gases Ik ben verheugd dat de leden van de CDA-fractie mijn stelling onderschrijven dat landbouw een belangrijk onderdeel is van de oplossing van de voedsel- en klimaatcrisis. De leden van de CDA-fractie vragen mij naar het vervolg van de Global Research Alliance en de bijbehorende Research Groups, de betrokkenheid van de Tweede Kamer hierbij en naar de relatie met en het vervolg van het recent door het EP aangenomen adviesrapport over de combinatie landbouw en klimaat. In de brief met de geannoteerde agenda van de Landbouwraad van 17 mei a.s. heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van de oprichtingsbijeenkomst van de Global Research Alliance on Agricultural Greenhouse Gases. Tijdens die bijeenkomst is overeengekomen in de komende zes maanden een eerste inventarisatie van onderzoeksresultaten op te stellen door het aanleveren van relevante onderzoeksgegevens aan de hand van een speciaal ontwikkelde 'template'. Op basis daarvan zal worden gekeken naar synergie, lacunes en betere toepassingsmogelijkheden van wetenschappelijke onderzoeksresultaten.
Streven van de Global Research Alliance is om in de komende twaalf maanden een ministeriële bijeenkomst te beleggen voor officiële ondertekening van een Charter door de ministers van de aangesloten landen. De boodschap zal ook hier blijven: intensiveren van voedselproductie en gelijktijdig de uitstoot van broeikasgassen in de landbouwsector reduceren. Ik zal de Kamer op relevante momenten informeren over de vorderingen die gemaakt worden binnen de Global Research Alliance en de Research Groups.
Programmadirectie
Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid
Datum

11 mei 2010
Onze referentie

132009
Pagina 7 van 11
Uw vragen over het adviesrapport van het EP kan ik voor nu enkel beantwoorden in procedurele zin. Met deze resolutie (initiatiefrapport) reageert het EP op een aantal documenten van de Commissie. Het is nu aan de Commissie om hier nota van te nemen en delen van de inhoud mee te nemen in het vervolgproces. De Commissie dient wel aan te geven hoe ze met de inhoud is omgegaan, maar hoeft de inhoud niet per se over te nemen.
De leden van de SP-fractie moedigen mijn inzet betreffende de Global Research Alliance aan, maar vragen mij of ik bekend met de mogelijkheden die biologische landbouw biedt om bij te dragen aan reductie van broeikasgassen. Voorts vragen zij mij wat ik zal doen om dit bekend te maken tijdens relevante gelegenheden. Verdere vragen van de leden van de fractie van de SP gaan in op hoe ik sta tegenover het inklinken van veengebieden en verdrogingsproblematiek in Nederland en tegenover ontbossing door sojaconsumptie van de Nederlandse veestapel en door gebruik van Europese biobrandstof. Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of ik bereid ben de problematiek van veranderend landgebruik door biobrandstof internationaal aan te kaarten.
Ik ben mij terdege bewust van de meervoudige crises en uitdagingen waar de wereld vandaag voor staat, waaronder voedselzekerheid, klimaatverandering en biodiversiteit. Tijdens mijn voorzitterschap van de VN-Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (CSD-17) in 2009 werd door de VN-lidstaten onderschreven dat voedselzekerheid, armoedebestrijding, landbouw en klimaatverandering onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De boodschap van CSD-17 is dat landbouw een essentieel onderdeel is van de oplossing, ook voor klimaatverandering. Een geïntegreerde aanpak en een spoedige transitie naar een duurzame wereldeconomie zijn gewenst.
Klimaatverandering stelt nieuwe eisen aan de landbouw. We staan voor de geweldige uitdaging om in 2050 negen miljard mensen op duurzame wijze van voedsel te voorzien en in te spelen op de verschuivingen in consumptiepatronen. Hiervoor zijn duurzame investeringen in de landbouwsector noodzakelijk. Door duurzame landbouw verbetert de opbrengst per hectare, kan er meer CO2 worden opgenomen en wordt een halt toegeroepen aan verdroging, erosie en het verlies van biodiversiteit en bossen. De landbouwsector is nu jaarlijks verantwoordelijk voor 14 procent van de mondiale uitstoot van broeikasgassen en door ontbossing, voor uitbreiding van landbouwareaal, wordt daar nog 18 procent aan toegevoegd. Daarmee ligt een derde deel van de oplossing van het klimaatprobleem in handen van de landbouw.
Om deze uitdagingen op het gebied van landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering op internationaal niveau aan te kaarten en concreet ook opvolging te geven aan de aanbevelingen van CSD-17, heb ik samen met de Wereldbank, de voedsel- en landbouworganisatie van de VN (FAO), Ethiopië, Nieuw-Zeeland en Noorwegen het initiatief genomen om in de eerste week van november een internationale conferentie over landbouw, voedselzekerheid en klimaat te organiseren in Den Haag. Doel is te komen tot een zo concreet mogelijk actieprogramma, innovatieve financieringsmechanismen een een input voor de komende klimaatconferentie in Cancun, Mexico, in december van dit jaar. Programmadirectie
Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid
Datum

11 mei 2010
Onze referentie

132009
Pagina 8 van 11
Overig
Stemming blauwvintonijn tijdens CITES CoP15
Ik dank de leden van de fractie van de PvdD voor hun steun voor mijn inzet tijdens de voorbije CITES Conferentie van Partijen in Doha en vragen mij naar de stand van zaken van de aangekondigde procedure van de Commissie. Tot op heden heb ik van de Commissie geen officieel bericht ontvangen dat zij voornemens is tegen Nederland een procedure aan te spannen over de stemmingen tijdens de CITES CoP15.
CO-tonijn
De leden van de VVD-fractie vragen mij naar mijn visie ten aanzien van de vermeende import door Nederlandse en Belgische bedrijven van bevroren, met koolmonoxide behandelde tonijn (CO-tonijn) via havens in Zeebrugge, Antwerpen en Rotterdam en naar mijn maatregelen hiertegen.
Mij hebben geen signalen bereikt dat er steeds meer bedrijven CO-tonijn invoeren. Controle hierop maakt deel uit van het handhavingsbeleid van de nVWA. Bij constatering van overtredingen wordt hiertegen opgetreden. Dit jaar zijn enkele overtredingen geconstateerd.
Visserij
De leden van de PvdD-fractie vragen mij, naar aanleiding van een rapport van Greenpeace, in te gaan op de wenselijkheid van het voor het overgrote deel van de tijd door EU-lidstaten vissen buiten de Europese wateren. Voorts vragen zij mij naar de controle van deze vangsten.
Visserijactiviteiten vinden binnen en buiten de wateren van de EU plaats. De omvang en verdeling van die activiteiten verschilt per lidstaat. Zoals ik in mijn visie over de, vind ik dat de doelstellingen van het GVB niet alleen in de EUwateren moeten gelden, maar ook daarbuiten. Een goed beheer is daarbij een eerste vereiste. De EU moet zich blijven inzetten voor het naleven van internationale afspraken, zoals overeengekomen in bijvoorbeeld de Regionale Visserij Beheer Organisaties (RFMO's). In deze RFMO's worden voor de wateren binnen en buiten de Exclusieve Economische Zone afspraken over het beheer van de bestanden gemaakt, inclusief vereisten voor controle en toezicht. De leden van de PvdD-fractie vragen mij naar mijn visie op de recente publicatie van de PEW Group.
De hoofdconclusie van het rapport van de PEW Groluidt dat, ondanks het feit dat het belangrijkste doel van het structuurbeleid in de visserij was om de vangstcapaciteit van de Europese vloot in lijn te brengen met de vangstmogelijkheden, de subsidies onder het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) in de periode 2000-2006 niet hebben geleid tot vermindering van de vangstcapaciteit.
Programmadirectie
Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid
Datum

11 mei 2010
Onze referentie

132009
Pagina 9 van 11
Over Nederland wordt in het rapport opgemerkt dat het capaciteitsreductie van de vloot heeft gerealiseerd via sanering en een stelsel van zeedagen. Nederland heeft in 2000 in het werkprogramma bij het FIOV vastgelegd aanpassing van visserijinspanning te willen realiseren via vermindering van de fysieke vangstcapaciteit, selectievere en duurzamere productiemethoden en tijdelijke stillegging. Nederland geeft al sinds 1987 geen subsidies meer voor nieuwbouw van vissersvaartuigen en blijft daar ook tegen, zoals ook verwoord in mijn visie op de hervorming van het GVB.
Het FIOV is bij de herziening van de structuurfondsen vervangen door het Europees Visserij Fonds (EVF), dat meer gericht is op het verduurzamen van de visserij. Subsidiëring ten behoeve van de visserij kan enkel binnen de regels van het EVF en de Europese staatssteunregels plaatsvinden. De leden van de PvdD-fractie vragen mij naar de besprekingen afgelopen Landbouw- en Visserijraad inzake het Groenboek Hervorming GVB en naar de resultaten van de informele Visserijraad, specifiek naar of ik het concrete voorstel heb gedaan om discards uit te bannen.
De Raad van april is afgelast vanwege de problemen met het vliegverkeer ingevolge de vulkaanuitbarsting in IJsland. Tijdens de informele Raad heeft de Commissie alsnog haar syntheseverslag over de consultatie over het Groenboek Hervorming van het GVB toegelicht. In het debat werd brede steun uitgesproken voor de hervorming. Ook is er uitvoerig gesproken over de mogelijkheden van regionalisering van het GVB, over het aanbrengen van een differentiatie tussen beleid voor grootschalige en kleinschalige visserijen, over het reguleren van toegangsrechten door middel van individuele overdraagbare quotumsystemen en over de externe dimensie van het visserijbeleid. Met name ten aanzien van regionalisering (en vooral de wijze waarop dit vormgegeven zou moeten worden), alsmede het differentiëren van het GVB, liepen de meningen uiteen. Ik heb op basis van mijn visie geïntervenieerd en ben daarbij ingegaan op mijn speerpunten. Ik heb in mijn bijdrage dan ook nadrukkelijk stilgestaan bij de aanpak van de discardsproblematiek en aangeven dat discards moeten worden uitgebannen. De Commissaris heeft geconcludeerd dat de discardsproblematiek een essentieel onderdeel moet uitmaken van de hervorming. Het Voorzitterschap heeft gegeven het informele karakter van het overleg geen conclusies getrokken. Wel heeft het Voorzitterschap aangegeven dat nu de fase van voorbereiding tot besluitvorming aanbreekt. Dat betekent dat in de komende tijd meer focus in de besprekingen rondom specifieke thema's zal worden aangebracht.
Novel Foods en vlees van gekloonde dieren
De leden van de fractie van de PvdD vragen om een veroordeling van de reactie van Commissaris Dalli naar aanleiding van de aanname van een rapport in het EP over Novel Foods en vragen mij een oproep aan de Raad te doen om de stemming onder de Europarlementscommissie voor Milieu en Gezondheid serieus te nemen en de Commissaris op te roepen haast te maken met het gevraagde wetsvoorstel. Programmadirectie
Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid
Datum

11 mei 2010
Onze referentie

132009
Pagina 10 van 11
De leden van de PvdD-fractie vragen voorts naar de vermeende gesprekken over hoe kloonvlees aan het grote publiek kan worden uitgelegd en roepen u op de gang van zaken te veroordelen bij de aankomende Landbouwraad en hiervoor steun te zoeken bij de ministers van de andere EU-lidstaten. De leden van de fractie van de PvdD vragen ten slotte naar de status van de amendementen van het EP en naar het belang dat ik de amendementen geef in de ontwikkeling van nieuwe wetgeving en vragen naar mijn bereidheid om mij hiervoor in te spannen. Het klonen van dieren voor de productie van vlees is een veelbesproken onderwerp. Het is een onderwerp dat ook naar voren kwam in de Trendanalyse biotechnologie 2009, welke op 3 februari 2010 naar uw Kamer is gezonden. Dit onderwerp is vervolgens door uw Kamer controversieel verklaard. Een standpunt over het klonen van dieren voor de productie van vlees zal aan het volgende kabinet worden overgelaten.
Er is afgesproken dat de Commissie uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van de Novel Foods verordening verslag uit zal brengen ten aanzien van de invulling van deze resolutie. Onlangs heeft Commissaris Dalli uitgesproken dat hij een heldere en consistente visie aangaande klonen van dieren wil ontwikkelen, gebaseerd op zo volledig mogelijk en gebalanceerde informatie, rekening houden met de verschillende belangen en waarden die in de EU spelen. De amendementen die zijn ingediend door het EP zullen nu eerst worden beoordeeld door de Commissie.
Patenten op vlees van dieren die met gengewassen zijn gevoerd De leden van de fractie van de PvdD hebben mij gevraagd inzicht te verschaffen in de procedure van een patentaanvraag van Monsanto en hoe ik hier tegenover sta. Ook is mij gevraagd naar mijn oordeel over monopolisering van de voedselproductie en de afgifte van patenten op levende wezens. Vervolgens vragen de fractieleden van de PvdD mij of ik hun zorgen rondom monopolisering van onze voedselproductie voor onze voedselvoorziening deel en wil vertolken op de aankomende Landbouwraad. Ook vragen de leden van de PvdD-fractie de mogelijkheden te verkennen om de patentwetgeving in Europees verband te veranderen om zo te voorkomen dat onze Europese voedselvoorziening in gevaar kan brengen.
Ik heb momenteel geen inzicht in de procedure of status van de betreffende aanvraag van Monsanto. Het is in eerste instantie aan de verlener van het octrooi om te bepalen of het octrooi verleend wordt (al dan niet na oppositie door derden). Daarna is het uiteindelijk aan de rechter om te bepalen hoe ver de rechtsbescherming reikt, indien het octrooi zou worden verleend en vervolgens zou worden aangevochten. Ik zie dan ook geen reden, over deze aanvraag van Monsanto in de aankomende Landbouwraad een standpunt in te nemen. De minister van EZ is verantwoordelijk voor het octrooirecht. Zij heeft in november 2008, mede namens de bewindslieden van OCW, Justitie, LNV en VWS een notitie aan de Tweede Kamer gezonden, getiteld 'Dode letter of levende materie?' (Kamerstukken II 2008/09, 27428, nr. 126 met bijlage). Programmadirectie
Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid
Datum

11 mei 2010
Onze referentie

132009
Pagina 11 van 11
In die notitie wordt uitgebreid ingegaan op het octrooirecht voor biotechnologische uitvindingen en wordt getracht misverstanden in verband daarmee weg te nemen. Op 19 april jl. heb ik samen met de minister van EZ het rapport 'Veredelde Zaken' en een brief gezonden aan de Tweede Kamer over de toekomst van de plantenveredeling in het licht van ontwikkelingen in het octrooi- en kwekersrecht. Actieprogramma Dierenwelzijn
De leden van de fractie van de PvdD hebben met betrekking tot het Actieprogramma Dierenwelzijn gevraagd naar een kritische terugblik op de afgelopen vier jaar, tezamen met een ambitieuze visie voor Europees dierenwelzijnsbeleid in de toekomst. Daarbij vraagt de PvdD-fractie naar nieuwe, ambities voor de inzet van Nederland.
De leden van de PvdD-fractie vragen naar inzicht in de standpunten over een Europees netwerk voor dierenwelzijn en de rol van Nederland daarin. Ook vragen de leden de komende Landbouwraad aandacht te vragen voor navolging van de EP aanbevelingen betreffende het naleven en handhaven van dierenwelzijnswetgeving, het invoeren van dieren en dierlijke producten en het Europees netwerk voor dierenwelzijn.
Mijn Europese inzet voor dierenwelzijn is beschreven in de Nota Dierenwelzijn. Nederland vervult een actieve rol in het verbeteren van dierenwelzijn in Europees verband. De voortgang en effecten van mijn Europese inzet zijn reeds beschreven in de jaarlijkse Voortgangsrapportage van de Nota Dierenwelzijn en de Nationale Agenda Diergezondheid.
De resolutie van de Zweedse parlementariër Paulsen is afgelopen woensdag aangenomen. U krijgt hierop nog een reactie van mij. De leden van de fractie vragen ook naar mijn standpunt over een Europees netwerk voor dierenwelzijn. Ik heb reeds in het BNC-fiche over het verslag van de Commissie van oktober 2009 over opties voor etikettering inzake dierenwelzijn en de oprichting van een Europees netwerk van referentiecentra voor de bescherming en het welzijn van dieren (Kamerstuk 22112, nr. 980) het Nederlandse standpunt gegeven. Nederland steunt de totstandkoming van een dergelijk Europees netwerk. Nederland kan hierin een rol spelen omdat wij beschikken over bruikbare kennis en ervaring die we willen uitwisselen met andere lidstaten. Overigens doet Nederland dat nu ook al. Op basis van de resolutie van het EP zal de Commissie de punten die u suggereert, betrekken bij haar huidige beleid en bij het opstellen van een nieuw EU-Actieplan voor dierenwelzijn.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg