Geachte Voorzitter,
Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, de antwoorden op de vragen van het lid Thieme (PvdD)
over onderzoeken in het kader van de voortgaande bijenvolksterfte
(nr. 2010Z05814).
1
Kent u de berichten 'Bijenrapport voor Verburg staat vol fouten 1)' en 'Alterrarapport
"De betekenis van openbaar groen voor bijen" moet van tafel 2)'?
Ja.
2
Hoe beoordeelt u het rapport "De betekenis van openbaar groen voor bijen" dat
Alterra in opdracht van u heeft geschreven?
Goed. Het rapport geeft antwoord op de vraag of gemeenten bij hun groenbeheer
en -beleid rekening houden met de betekenis van openbaar groen voor de dracht
van bijen.
3, 4, 6, 7, 9, 12, 13
Hoe beoordeelt u de kritiek van Dr. Koster dat de drachtplantenlijsten veel
onjuiste informatie bevatten, zoals fouten over het stuifmeel- en nectargehalte
van de bloemen en fouten in de classificering van planten, en dat de lijst in het
rapport geen afspiegeling is van de toepassing van vaste planten in de openbare
ruimte in Nederland en in de ons omringende landen?
Deelt u de mening dat het een ernstige omissie is dat in het rapport alleen over
grazige vegetaties (bermen) wordt gesproken, en niet over houtige beplantingen
(bosplantsoen), ruigte, zomen en oevers, die een belangrijke rol (kunnen) spelen
in de dracht van bijen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke conclusies verbindt u
hieraan?
Directie Agroketens en Visserij
Cluster Plantaardige Ketens
Datum
12 mei 2010
Onze referentie
AKVL/2010.2089
Pagina 2 van 5
Deelt u de mening dat het ontbreken van criteria voor het opnemen van drachtplanten
op de lijsten een ernstige omissie is waardoor niet voldaan wordt aan de
vraagstelling, namelijk hoe groenbeheer een rol kan spelen in het terugdringen
van bijenvolksterfte? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke conclusies verbindt u
hieraan?
Deelt u de mening dat door deze onjuiste drachtplantenlijsten ook onjuiste
voorlichting wordt gegeven aan gemeenten voor groenbeheer gericht op bijen?
Zo ja, hoe wilt u dit gaan ondervangen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de zorg, dat wanneer deskundigen de drachtplantenlijsten uit dit rapport
onder ogen krijgen, zij de bijenhouderij steeds minder serieus zullen gaan nemen
en minder bereid zijn om voor de bijen en de imkerij in actie te komen, en dat dit
rapport op deze manier zelfs schade zou kunnen aanbrengen aan de bij? Zo ja,
hoe wilt u dit ondervangen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de conclusie dat het rapport "De betekenis van openbaar groen voor bijen"
niet serieus is te nemen, en dat maatregelen die op grond van dit rapport
genomen zouden worden een slag in de lucht zouden vormen en de bij niet
zouden helpen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot uw
uitspraken tijdens het Algemeen Overleg van 1 juli 2009 over dit onderwerp? 3)
Bent u bereid dit onderzoek te diskwalificeren voor verder gebruik door
groenbeheerders en om gemeenten hierop attent te maken? Zo ja, op welke
termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
De centrale vraag van het rapport was of door gemeenten in het openbaar groen
rekening gehouden wordt met de dracht van honingbijen en wilde bestuivers.
Aanvullend is gevraagd om middels een quick scan lijsten op te stellen. Deze
lijsten zijn slechts een eerste aanzet en pretenderen niet volledig en definitief te
zijn. De onderzoekers doen in hun rapport zelf de aanbeveling om tot een nadere
lijst te komen die voor groenbeheerders praktisch toepasbaar is en die rekening
houdt met grondsoort en beplantingstype.
5
Deelt u de mening dat het er niet alleen om gaat of een plant al dan niet een
goede drachtplant is, maar dat het ook om de vragen hoort te gaan of zo'n plant
zodanig kan worden toegepast dat dit leidt tot een substantiële verbetering van de
dracht en of de plant voor grootschalige of frequente toepassing geschikt is? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan?
Ja. Ik ben mogelijkheden aan het verkennen hoe kan worden bevorderd dat
beheerders van openbaar groen het belang inzien van goede drachtmogelijkheden
voor bijen en andere bestuivers en hoe zij beschikking kunnen krijgen over
informatie om deze drachtmogelijkheden te verbeteren. De aanbeveling van de
onderzoekers om tot een praktisch toepasbare lijst te komen neem ik hierin mee.
Directie Agroketens en Visserij
Cluster Plantaardige Ketens
Datum
12 mei 2010
Onze referentie
AKVL/2010.2089
Pagina 3 van 5
8
Deelt u de mening dat de centrale vraag, namelijk wat groen- en terreinbeheerders
kunnen doen om de bijenstand te verbeteren, in het rapport
nauwelijks beantwoord wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke conclusies
verbindt u hieraan?
Het rapport had niet tot doel aan te geven wat groen- en terreinbeheerders
kunnen doen om de bijenstand te verbeteren, maar om te onderzoeken in
hoeverre gemeenten bij hun groenbeheer en -beleid rekening houden met de
betekenis van openbaar groen voor de dracht van bijen.
10
Deelt u de mening dat gelet op de ernst van de problematiek van de bijensterfte
en de oplossingsrichtingen waar we naar zoeken, we moeten constateren dat dit
rapport geen enkele wezenlijk bijdrage levert aan oplossingen? Zo ja, kunt u dit
toelichten? Zo nee, waarom niet?
Nee, het rapport is een eerste stap. We weten nu dat gemeenten, en mogelijk ook
andere groen- en terreinbeheerders, nauwelijks rekening houden met de dracht
van bijen en dat kennis hiervoor in principe wel beschikbaar is, maar dat deze de
groenbeheerders niet goed bereikt.
11
Deelt u de mening dat de website 'www.bijenhelpdesk.nl' een vollediger en juister
overzicht geeft van de drachtplanten die belangrijk zijn voor bijen dan dit rapport
van Alterra? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan?
Ja. De website 'www.bijenhelpdesk.nl' heeft een goed overzicht van drachtplanten
voor bijen. Het is de vraag of groenbeheerders die website voldoende weten te
vinden. Daarvoor zullen ze eerst ook overtuigd moeten zijn van de noodzaak van
openbaar groen voor de dracht van bijen.
14
Kent u het bericht 'Groot onderzoek naar omvang en oorzaken van de
achteruitgang van honingbijen'? 4)
Ja.
15
Is het waar dat de verwachting is dat nadat het onderzoek afgerond is, antwoord
kan worden gegeven op het hoe en waarom van de huidige problemen in de
bijenhouderij en de mogelijke oplossingen daarvoor? Zo ja, waarop is deze
verwachting gebaseerd?
Ja. We verwachten met het driejarige onderzoek oorzaken te identificeren,
waardoor we de juiste maatregelen kunnen nemen tegen de verhoogde
bijensterfte. Dit onderzoek, dat door een consortium van kennisinstellingen en
met gebruik van verschillende expertises wordt gedaan, richt zich op het
identificeren van de oorzaken van de verhoogde bijensterfte en het relatieve
aandeel van deze oorzaken.
Directie Agroketens en Visserij
Cluster Plantaardige Ketens
Datum
12 mei 2010
Onze referentie
AKVL/2010.2089
Pagina 4 van 5
Daarbij wordt ook mondiaal beschikbare kennis meegenomen. Het onderzoek is
daarmee een aanvulling op bestaande activiteiten en beoogt om zo efficiënt en
effectief mogelijk tot relevante resultaten te komen. Bovendien neemt het
onderzoek ook eventuele dwarsverbanden mee tussen de problematiek bij
honingbijen en bij wilde bestuivers, zoals wilde bijen.
16
Is dit onderzoek een onderdeel van het onderzoek dat u tijdens het Algemeen
Overleg van 1 juli 2009 over dit onderwerp heeft toegezegd?
Dit onderzoek is het onderzoek dat ik heb toegezegd.
17
Wordt er in het onderzoek ook gekeken naar de mogelijk schadelijke effecten van
bestrijdingsmiddelen, en meer specifiek naar de mogelijke rol die neonicotinoiden
in de voortgaande bijenvolksterfte spelen? Zo nee, waarom niet, hoe verhoudt
zich dat tot uw toezegging van 1 juli 2009 hierover 5) en bent u bereid het
onderzoek alsnog uit te breiden om de rol van bestrijdingsmiddelen mee te nemen
in dit onderzoek? Zo ja, in welk onderdeel van het onderzoek wordt dit
meegenomen en door welke onderzoeker wordt dit onderwerp bestudeerd?
Ja. In het werkpakket 'Diagnostiek bijenziekten' worden verschillende mogelijke
oorzaken van achteruitgang meegenomen. Daarbij kunnen bepaalde aspecten iets
zeggen over de rol van gewasbeschermingsmiddelen bij de bijenvolksterfte, zoals
de aanwezigheid in de omgeving van maïsvelden die behandeld zijn met
neonicotinoïden, het vitellogeninegehalte van de bijen bij bijenvolksterfte, dat iets
zegt over de vitaliteit van de bijen, de aanwezigheid van broed in de kast en de
(mate van) besmetting met de varroaparasiet en met Nosema ceranae.
18
Worden in dit onderzoek ook de conclusies van het wereldbijencongres Apimondia
2009 betrokken? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Ja. De conclusie was dat bijensterfte mutifactorieel is, waarbij de factoren
varroaparasiet, de rol van gewasbeschermingsmiddelen, verslechterde dracht,
imkerpraktijk, versmalling van de genen, watergebrek, virussen en schimmels
worden genoemd. Deze factoren heb ik ook genoemd in mijn brief van mei 2009.
19
Kunt u inzicht geven in de overige vorderingen die zijn gemaakt in het kader van
onderzoek naar en oplossingen voor bijenvolksterfte? Zo nee, waarom niet?
Directie Agroketens en Visserij
Cluster Plantaardige Ketens
Datum
12 mei 2010
Onze referentie
AKVL/2010.2089
Pagina 5 van 5
Zie mijn antwoord bij vraag 8 van de Kamervragen over bijenvolksterfte door
onduurzame maïsteelt (nr. 2010Z04210).
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
1) http://www.imkerplatform.nl/component/content/article/10-politiek/209-
bijenrapport-voor-verburg-staat-vol-fouten`
2) http://www.bijensterfte.nl/nl/node/248
3) Kamerstuk 31 700 XIV, nr. 190 "Bij het onderzoek dat ik de komende tijd laat
uitvoeren, wil ik dat de monitoringscijfers goed onderbouwd zijn, anders vormen
de maatregelen een slag in de lucht. Dat is zonde van het geld en helpt de bijen
ook niet".
4) http://www.agriholland.nl/nieuws/artikel.html?id=113164
5) Kamerstuk 31 700 XIV, nr. 190 "Mevrouw Thieme, de heer Mastwijk en de heer
Polderman hebben gevraagd naar de gevaren van neonicotinoiden voor bijen.
Deze worden als een mogelijke oorzaak meegenomen in het onderzoek".
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit