PERSBERICHT
12 mei 2010 - De ECB publiceert haar Convergentieverslag 2010
De Europese Centrale Bank (ECB) publiceert vandaag haar
Convergentieverslag 2010, met daarin een beoordeling van de economische
en juridische convergentie van negen lidstaten van de Europese Unie
(EU): Bulgarije, Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije,
Polen, Roemenië en Zweden. In het verslag wordt onderzocht of in deze
landen een hoge mate van duurzame economische convergentie is bereikt.
Daarnaast wordt in dit verslag getoetst in welke mate is voldaan aan de
wettelijke vereisten die moet worden vervuld om de nationale centrale
banken een integrerend onderdeel van het Eurosysteem te laten worden
(juridische convergentie).
Over het geheel genomen wordt in het verslag geconcludeerd dat er in
vele landen sprake is van belangrijke uitdagingen als resultaat van
eerder opgebouwde onevenwichtigheden en kwetsbaarheden, die de
afgelopen jaren hebben geleid tot een diepgaand aanpassingsproces. Het
reële bbp is in de meeste onderzochte landen, verergerd door de
mondiale financiële en economische crisis, ingestort of sterk gedaald.
Terwijl deze verzwakking van de economische bedrijvigheid samen met
externe invloeden heeft bijgedragen tot een tempering van de inflatie,
zijn de begrotingsposities fors verslechterd en zijn de
landenrisicopremies, zoals blijkt uit de lange-rentetarieven,
aanzienlijk gestegen.
Bij beschouwing van de afzonderlijke convergentiecriteria komen in het
Convergentieverslag 2010 de volgende uitkomsten naar voren.
Prijsstabiliteit
Gedurende de twaalfmaands referentieperiode van april 2009 tot en met
maart 2010, was de inflatie in de EU zeer laag ten gevolge van
negatieve mondiale prijsschokken en de aanzienlijke teruggang van de
economische bedrijvigheid in de meeste landen. Dienovereenkomstig
bedroeg de referentiewaarde voor het criterium inzake prijsstabiliteit
1,0%. Deze waarde is berekend door 1,5 procentpunt op te tellen bij het
ongewogen rekenkundig gemiddelde van de HICP-inflatie gedurende deze
twaalf maanden in Portugal (-0,8%), Estland (-0,7%) en België (-0,1%).
De HICP-inflatie in Ierland lag ten gevolge van een aantal
landspecifieke factoren significant lager. Overeenkomstig de in eerdere
Convergentieverslagen gevolgde benadering is het inflatiecijfer voor
Ierland echter beschouwd als een uitschieter en is het derhalve buiten
beschouwing gelaten bij de berekening van de referentiewaarde.
Gedurende de referentieperiode lag de gemiddelde HICP-inflatie in
Tsjechië, Estland and Letland onder de referentiewaarde, terwijl in de
overige zes landen de inflatie boven de referentiewaarde lag, waarbij
de grootste afwijkingen werden geconstateerd in Roemenië, Hongarij en
Polen.
Begrotingspositie van de overheid
In het merendeel van de landen is sinds het Convergentieverslag 2008 de
begrotingspositie sterk verslechterd, grotendeels ten gevolge van
aanzienlijk verslechterende macro-economische omstandigheden.
Bulgarije, Tsjechië, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen en Roemenië
noteerden in 2009 een begrotingstekortquote van boven de
referentiewaarde van 3%. De Europese Commissie zet thans een
buitensporige-tekortenprocedure tegen Bulgarije in gang, terwijl de
resterende genoemde landen onderwerp zijn van een EU-Raadsbesluit
betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Alleen Estland en
Zweden noteerden in 2009 een begrotingstekort onder de
referentiewaarde.
Wat betreft de overheidsschuld tekende alleen Hongarije in 2009 een
schuldratio op boven de referentiewaarde van 60% bbp. In de overige
landen lag de schuldratio lager, hoewel deze in alle negen onderzochte
landen is gestegen, in enkele gevallen zelfs aanzienlijk.
Wisselkoers
Van de in dit Convergentieverslag onderzochte landen nemen thans
Estland, Letland en Litouwen deel aan het ERM II. De valuta's van deze
lidstaten hebben vóór het convergentieonderzoek meer dan twee jaar
deelgenomen aan het ERM II, en van geen van deze valuta's is de
spilkoers tijdens de beschouwde periode gedevalueerd. In het geval van
de Letlandse lats zijn er echter enkele perioden geweest van grote
martkspanning binnen het ERM II.
De lange rente
Gedurende de twaalfmaands referentieperiode van april 2009 tot en met
maart 2010 bedroeg de referentiewaarde voor de lange rente 6,0%. Daar
er voor Estland geen geharmoniseerde lange rente beschikbaar is, is
deze waarde berekend door twee procentpunten op te tellen bij het
ongewogen rekenkundig gemiddelde van de lange-rentevoeten van de twee
overige EU-landen met wel een geharmoniseerde lange rente die als basis
dienden voor de berekening van de referentiewaarde voor het criterium
inzake prijsstabiliteit, namelijk België (3,8%) and Portugal (4,2%).
Gedurende de referentieperiode hadden alleen Tsjechië en Zweden een
gemiddelde lange rente onder de referentiewaarde.
Estland
In dit verslag is Estland aan een enigszins diepgaander beoordeling
onderworpen dan de andere onderzochte landen. Dit is het gevolg van het
feit dat de Estlandse autoriteiten te kennen hebben gegeven dat het
land voornemens is per 1 januari 2011 over te gaan op de euro. In het
Convergentieverslag 2010 van de ECB is gekomen tot de volgende
beoordeling van Estland.
Gedurende de referentieperiode van april 2009 tot en met maart 2010
bedroeg de twaalfmaands gemiddelde HICP-inflatie in Estland -0,7%,
d.w.z. ruim onder de referentiewaarde van 1,0% voor het criterium
inzake prijsstabiliteit. Op basis van de meest recente informatie zal
de twaalfmaands gemiddelde HICP-inflatie de komende maanden naar
verwachting stijgen.
De huidige lage inflatie in Estland weerspiegelt voornamelijk
tijdelijke factoren, waaronder het lopende ingrijpende economische
aanpassingsproces, dat ertoe heeft geleid dat in 2009 het reële bbp met
14,1% is gekrompen, na een lange periode waarin aanzienlijke
macro-economische onevenwichtigheden en kwetsbaarheden zijn ontstaan.
Daarnaast weerspiegelt het huidige ontbreken van inflatoire druk in de
Estlandse economie het feit dat het voor een economie met vaste
wisselkoersen noodzakelijk is een eerdere teruggang van haar
concurrentiepositie te herstellen. Wanneer eenmaal de aanpassingsfase
voorbij is, zal het, gezien de geringe speelruimte voor het monetaire
beleid, een grote uitdaging zijn een lage inflatie te handhaven. Het
inhaalproces zal de komende jaren waarschijnlijk van invloed zijn op de
inflatie, gezien het feit dat het bbp per hoofd van de bevolking en het
prijspeil in Estland nog steeds lager liggen dan in het eurogebied.
Wanneer de productiegroei zich eenmaal herstelt, zal de onderliggende
reële aanpassing zich, bij een stelsel van vaste wisselkoersen,
waarschijnlijk uiten in een hogere inflatie. Gezien het
"currency-board"-stelsel en de beperkingen van overige anticyclische
beleidsinstrumenten zou het lastig kunnen blijken het ontstaan van
nieuwe macro-economische onevenwichtigheden, inclusief een hoge
inflatie, te voorkomen. De ervaringen met de sterke groei gedurende de
afgelopen paar jaar benadrukken de uitdagingen waarvoor de Estlandse
autoriteiten zich gesteld zien bij het verwezenlijken van
prijsstabiliteit in een situatie dat een onafhankelijk monetair beleid
vrijwel afwezig is. Al met al bestaat er bezorgdheid ten aanzien van de
duurzaamheid van de inflatieconvergentie in Estland.
Estland is geen onderwerp van een EU-Raadsbesluit betreffende het
bestaan van een buitensporig tekort. In het referentiejaar 2009
vertoonde het totale begrotingssaldo van de overheid een tekort van
1,7% bbp, d.w.z. ruim onder de referentiewaarde. De schuldquote van de
overheid lag met 7,2% bbp ver onder de referentiewaarde van 60%.
De Estlandse kroon heeft vóór het convergentieonderzoek meer dan twee
jaar deelgenomen aan het ERM II. Estland is tot het
wisselkoersmechanisme toegetreden met zijn vigerende
"currency-board"-stelsel als een eenzijdige verbintenis. Gedurende de
beschouwde periode is de kroon stabiel gebleven en heeft deze geen
enkele afwijking laten zien van de spilkoers ten opzichte van de euro
in het ERM II, dankzij het onveranderde Estlandse wisselkoersbeleid
door middel van het "currency board"-stelsel. Bovendien heeft Estland,
binnen het ERM II, de spilkoers van zijn valuta tegenover die van de
euro niet op eigen initiatief gedevalueerd.
Het financiële stelsel van Estland wordt gekenmerkt door een goed
ontwikkelde markt voor langlopende schuldbewijzen luidende in Estlandse
kroon, hetgeen een weerspiegeling vormt van het lage niveau van de
overheidsschuld en van een zeer wijdverbreid gebruik van de euro. In
dit kader is het niet mogelijk te komen tot een indicator die
vergelijkbaar zou zijn met, of als vervanging zou kunnen dienen voor,
het rendement op langlopende overheidsobligaties, hetgeen het
beoordelingsproces van de duurzaamheid van de convergentie in Estland
bemoeilijkt. Tegen deze achtergrond is een brede analyse van de
financiële markten uitgevoerd aan de hand van een verscheidenheid aan
relevante indicatoren. Al met al bieden de ontwikkelingen in de
financiële markten tijdens de referentieperiode een gemengd beeld. Een
aantal indicatoren laat zien dat onder marktpartijen aanzienlijke
bezorgdheid heerste over de duurzaamheid van de convergentie in
Estland. Deze bezorgdheid was vooral groot tijdens het hoogtepunt van
de mondiale crisis. Vanaf eind 2009 hebben een daling van de mondiale
risicoaversie, begrotingsontwikkelingen en verwachtingen onder
marktpartijen wat betreft de vooruitzichten van Estland ten aanzien van
het invoeren van de euro allemaal bijgedragen tot een verlichting van
de marktdruk.
Het verwezenlijken van een klimaat dat bevorderlijk is voor duurzame
convergentie in Estland vereist een economisch beleid dat is gericht op
waarborging van de algehele macro-economische stabiliteit, waaronder
duurzame prijsstabiliteit. Aangezien het "currency board"-stelsel
slechts geringe monetairbeleidsruimte biedt, is het van essentieel
belang dat de economie via andere beleidsterreinen in staat wordt
gesteld landspecifieke schokken op te vangen en het ontstaan van nieuwe
macro-economische onevenwichtigheden te voorkomen.
Juridische convergentie
Op 12 maart 2010, de afsluitdatum voor de in het Convergentieverslag
2010 van de ECB beoordeelde wijzigingen in wetgeving, was in negen
landen het juridische kader niet volledig verenigbaar met alle
vereisten voor de invoering van de euro, zoals deze zijn vastgelegd in
de Verdragen en de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale
Banken en van de ECB. Op 22 april 2010 heeft het Estlandse parlement
echter zijn goedkeuring gehecht aan de Wet op de invoering van de euro,
waarmee de resterende onverenigbaarheden in Estland werden weggenomen.
In alle overige onderzochte landen blijven daarentegen
onverenigbaarheden bestaan ten aanzien van de onafhankelijkheid van de
centrale bank, met name de institutionele, personele en financiële
onafhankelijkheid. Daarnaast is er in alle onderzochte landen, met
uitzondering van Litouwen, sprake van onverenigbaarheden ten aanzien
van het verbod op monetaire financiering en de juridische integratie
van de respectieve nationale centrale bank in het Eurosysteem.
***
Door het uitbrengen van dit verslag voldoet de ECB aan het in artikel
140 van het Verdrag neergelegde vereiste ten minste eens in de twee
jaar of op verzoek van een lidstaat die onder een derogatie valt
verslag uit te brengen aan de Raad van de Europese Unie "over de
vooruitgang die door de onder een derogatie vallende lidstaten is
geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen met het oog op de
totstandbrenging van de Economische en Monetaire Unie".
Momenteel nemen elf EU-lidstaten niet volledig deel aan de Economische
en Monetaire Unie. Twee van deze landen, te weten Denemarken en het
Verenigd Koninkrijk, hebben een bijzondere status conform de
voorwaarden in de relevante protocollen die aan het Verdrag zijn
gehecht. Als gevolg daarvan dient voor deze twee lidstaten uitsluitend
een Convergentieverslag te worden opgesteld indien zij daarom
verzoeken.
Het Convergentieverslag is beschikbaar op de website van de ECB in 21
talen van de Unie.
Europese Centrale Bank
Directoraat Communicatie
Afdeling Pers en Informatie
Kaiserstrasse 29, D-60311 Frankfurt am Main
Tel.: +49 69 1344 7455, Fax: +49 69 1344 7404
Internet: http://www.ecb.europa.eu
European Central Bank