Centrale Raad van Beroep
Vermogensvaststelling kan op meerdere momenten worden bestreden
Het besluit van 24 mei 2005, waarbij aan appellant met ingang van 2 mei
2005 algemene bijstand is toegekend en waarin tevens het vermogen van
appellant op ⬠849,45 is vastgesteld, is op rechtsgevolg gericht. Uit
deze vermogensvaststelling vloeit enerzijds voort dat geen beletsel
voor bijstandsverlening aanwezig is, anderzijds vormt deze
vermogensvaststelling bij eventuele vermogenstoeval in de toekomst -
tijdens dezelfde ononderbroken bijstandsperiode - het vertrekpunt bij
de beantwoording van de vraag of en in hoeverre dat eventueel later nog
te ontvangen vermogen wordt vrijgelaten. In dit geval is dat beperkt
tot het verschil tussen ⬠849,45 en de toentertijd toepasselijke
vermogensgrens.
Anders dan de rechtbank en het College is de Raad verder, in lijn met
zijn uitspraak van 30 september 2009, LJN BJ7053, van oordeel dat
degene die, na een eerste vaststelling van het vermogen op een bedrag
beneden de vermogensgrens, voor bijstand in aanmerking wordt gebracht -
en op dat moment dus slechts een relatief belang heeft bij het
aanvechten van de precieze vaststelling van dat vermogen -, en die geen
bezwaar heeft gemaakt tegen het toekenningsbesluit waarin de
vermogensvaststelling is neergelegd, niet het recht kan worden ontzegd
op een later tijdstip wanneer het vermogen toeneemt en het belang van
de vermogensvaststelling manifest wordt, in bezwaar en beroep de nieuwe
vermogensvaststelling ten volle aan de orde te laten stellen, zonder
tegengeworpen te krijgen dat hij niet eerder tegen de
vermogensvaststelling bezwaar heeft gemaakt. De Raad overweegt daartoe
dat het, in aanmerking genomen het relatieve belang van de
bijstandsgerechtigde om op te komen tegen de eerdere
vermogensvaststelling tegenover het belang van de rechtszekerheid van
het bestuursorgaan, niet met een evenwichtige en zorgvuldige
belangenafweging verenigbaar is dat aan degene de omstandigheid dat hij
voor kortere of langere tijd erin heeft berust dat de
vermogensvaststelling niet of niet geheel juist was ook voor de
toekomst blijvend zou kunnen worden tegengeworpen.
LJ Nummer
BM3513
Zie het origineel
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 17 mei 2010 Naar boven