verslag van de informele NAVO-ministeriële te Tallinn op 22 en 23 april
jl.
Kamerbrief inzake verslag van de informele NAVO-ministeriële te Tallinn op 22
en 23 april jl.
Kamerbrief | 17 mei 2010
Graag bied ik u hierbij als bijlage het verslag van de ministeriële
bijeenkomst van de Noord-Atlantische Raad (NAR) te Tallinn op 22 en 23
april jl.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Agenda
Op 22 en 23 april j.l. vond te Tallinn de jaarlijkse informele
bijeenkomst plaats van de Noord-Atlantische Raad (NAR) in de
samenstelling van ministers van Buitenlandse Zaken. Onderwerpen van
overleg waren het Strategisch Concept, NAVO-hervormingen, de aanvraag
van Bosnië-Herzegovina voor een Membership Action Plan (MAP), de
relatie met Rusland en de NAVO-operatie in Afghanistan. Tijdens het
werkdiner vond -mede op mijn initiatief- een uitgebreide discussie
plaats over het NAVO kernwapenbeleid. Tevens is toen gesproken over
raketverdediging.
Strategisch Concept
De Secretaris Generaal deed verslag van de werkzaamheden van de Groep
van Experts. Het advies van de Groep van Experts wordt medio mei
verwacht. Inhoudelijk zal dit advies o.a. ingaan op de volgende
hoofdpunten: het belang van artikel 5 en een geloofwaardige
afschrikking, het belang van vertrouwen van de nieuwe lidstaten in de
veiligheidsgaranties van de NAVO, de waarde van een goede relatie met
de EU, het belang van Rusland en andere strategische partners, nieuwe
veiligheidsuitdagingen als cyber defensie, energieveiligheid en
klimaat, en de geïntegreerde aanpak (comprehensive approach) als weg
vooruit.
De Secretaris Generaal zal mede op basis van het advies van de Groep
van Experts een eerste ontwerptekst voor een nieuw Strategisch Concept
opstellen, die hij na de zomer zal voorleggen aan de Noord-Atlantische
Raad. Daarna volgen onderhandelingen tussen de Bondgenoten met als doel
vaststelling van een nieuw Strategisch Concept tijdens de NAVO-top in
Lissabon op 19 en 20 november 2010. Ministers van Buitenlandse Zaken en
Defensie zullen de besluitvorming op 14 oktober 2010 in een
gezamenlijke ministeriële bijeenkomst voorbereiden. Ik stuurde uw Kamer
op 31 maart jl. samen met de minister van Defensie een brief met onze
visie op het nieuwe Strategisch Concept (kamerstuk 28676 nr 104). Ik
ben graag bereid in de aanloop naar de ministeriële bijeenkomst in
oktober nader met uw Kamer van gedachten te wisselen over de
Nederlandse inzet.
NAVO-hervormingen
Na de ministers van Defensie in Istanboel, spraken nu ook de ministers
van Buitenlandse Zaken zich uit voor verdere hervormingen van de NAVO.
De Secretaris Generaal kreeg daarmee alle politieke steun om -reeds
vóór de afronding van een nieuw Strategisch Concept - te komen met
substantiële voorstellen. Ik heb duidelijk gemaakt dat Nederland graag
hoog inzet waar het gaat om verbetering van het financieel beheer van
de NAVO en een efficiëntere werking van het NAVO Hoofdkwartier, de
NAVO-commandostructuur en de NAVO-agentschappen. Verwachting is wel dat
er nog een lastige discussie zal volgen, zodra er concrete voorstellen
op tafel liggen.
Bosnië-Herzegovina
Na intensief overleg is in Tallinn besloten om Bosnië-Herzegovina uit
te nodigen tot deelname aan het Membership Action Plan (MAP). Wel is
hieraan de expliciete voorwaarde verbonden dat Bosnië-Herzegovina
allereerst de kwestie van de onroerende defensie eigendommen moet
regelen. Aan deze voorwaarde moet zijn voldaan, voordat het eerste
jaarprogramma binnen het MAP door de Noord Atlantische Raad (NAR) kan
worden goedgekeurd. Het gaat om ongeveer 70 gebouwen en
infrastructurele objecten die nog in handen zijn van de
Bosnisch-Servische en Bosnisch-Kroatische entiteiten. Het deel dat van
belang is voor de centraal georganiseerde defensiemacht, moet eigendom
van de federale staat worden. Zonder voortgang op dit punt is er van
implementatie van MAP geen sprake. Ik heb dit besluit gesteund vanuit
de gedachte dat deze voorwaardelijke toekenning van MAP nu uiteindelijk
meer en effectiever zal bijdragen aan het hervormingsproces in
Bosnië-Herzegovina, dan een hernieuwd uitstel van de besluitvorming.
Daarin speelde mee dat ik op dit punt de zich aftekenende consensus
niet heb willen blokkeren.
NAVO-kernwapenbeleid
Mede op mijn initiatief is in Tallinn een begin gemaakt met de
discussie over de NAVO kernwapentaak in het kader van de herziening van
het Strategisch Concept. Ik heb aangegeven dat wat Nederland betreft de
noodzaak van de niet-strategische kernwapens in Europa is weggevallen
en aangegeven dat wij terugtrekking als onderdeel van tweezijdige
ontwapening wenselijk achten. Als Bondgenootschap hebben we nog eens
bevestigd dat dit een zaak en beslissing van ons allen is. Alhoewel we
duidelijk aan het begin van een proces staan, werd de bespreking van
het onderwerp positief ontvangen door de ministers. Sommige landen
steunden de voorstellen van de initiatiefnemers. Echter er waren ook
aarzelingen, aangezien de kernwapentaak met name door een aantal nieuwe
lidstaten als essentieel wordt gezien voor de verdediging van het
Bondgenootschap.
Mijn inzet was ondermeer om de in Europa aanwezige niet strategische
kernwapens onderdeel te laten uitmaken van verder
ontwapeningsbesprekingen tussen Rusland en de Verenigde Staten. Mijn
Amerikaanse collega Secretary of State Clinton heeft tijdens de NAVO
ministeriële aangegeven deze wapens te willen betrekken bij verdere
bilaterale onderhandelingen met Rusland. Uit dat laatste blijkt dat de
boodschap die door mij en door anderen in Talinn is afgegeven,
duidelijk is ontvangen en dat deze onderdeel zal zijn van verdere
besprekingen in het Bondgenootschap. Talinn was daarmee de eerste
belangrijke stap en het forum om uitvoering te geven aan de motie Van
Velzen-Azough. De volgende etappes zijn de voorbereidende besprekingen
in de NAVO voor de top in Lissabon. Zoals gezegd zullen deze
besprekingen immers leiden tot een nieuw Strategisch Concept dat
tijdens de NAVO-top in Lissabon vastgesteld zal worden.
Ik ben van mening dat zorgvuldigheid boven snelheid gaat en dat we in
de NAVO over eventuele verdere bondgenootschappelijke stappen moeten
blijven spreken. Daarbij gaat het om het vinden van een goede balans
tussen een geloofwaardige afschrikking, wapenbeheersing, ontwapening en
non-proliferatie. Daarnaast blijf ik van mening dat eenzijdige stappen
ten aanzien van de niet strategische kernwapens in Europa
contra-productief zijn. Naar verwachting zullen de ministers van
defensie dit onderwerp ook tijdens de defensie-ministeriële van 10 en
11 juni a.s. bespreken.
Raketverdediging
Het debat in Tallinn heeft mijns inziens de weg bereid voor een
mogelijk positief besluit inzake raketverdediging tijdens de NAVO-top
in Lissabon later dit jaar (19-20 november a.s.). In Lissabon is het
van belang gezamenlijk vast te stellen dat raketverdediging een NAVO
taak is. Een dergelijk besluit zal leiden tot de koppeling van de
bestaande NAVO programma's en systemen ter bescherming van troepen aan
de herziene Amerikaanse raketverdedigingsplannen, zodat er een
geloofwaardig en dekkend systeem ontstaat ter bescherming van de
bevolking en het gehele NAVO grondgebied. Ik ben daarvan voorstander
omdat het een antwoord kan bieden op de toenemende dreiging van
ballistische rakketten richting het NAVO grondgebied. Daarmee kan
raketverdediging een wezenlijke bijdrage leveren aan de veiligheid van
het Bondgenootschap en complementair zijn aan de strategische
afschrikking.
In Tallinn is in gezamenlijkheid geconstateerd dat de NAVO op het
gebied van raketverdediging nauwe samenwerking met Rusland moet blijven
nastreven. Dat was niet alleen mijn inzet maar ook die van een groot
aantal andere bondgenoten. Daarnaast zal ik in de aanloop naar Lissabon
aandacht blijven vragen voor een goede uitwerking van de technische
randvoorwaarden en financiering van een NAVO raketverdedigingssysteem.
Rusland
Bondgenoten waren eensgezind in het belang dat zij toekennen aan de
relatie met Rusland. De NAVO wil de aandacht vooral richten op
praktische samenwerking met Rusland. Daarbij zou in de eerste plaats
voortgang moeten worden geboekt op het gebied van wapenbeheersing,
conventionele ontwapening, raketverdediging, Afghanistan,
drugsbestrijding en terrorisme bestrijding. Daarnaast wil het
Bondgenootschap blijven inzetten op een inhoudsvolle
veiligheidspolitieke dialoog met Rusland. Afgesproken is dat een
Russisch voorstel voor een veiligheidsovereenkomst tussen de landen van
de NAVO Rusland Raad zal worden besproken in de NAVO Rusland Raad.
Bondgenoten zijn het eens dat aan een nieuwe juridische bindende
overeenkomst op dit moment geen behoefte is. Mede daarom lijken
consultaties met Rusland hierover des te meer van belang. Bespreking
van het Russische voorstel kan inzicht geven in mogelijke zorgen die
eraan ten grondslag liggen. Ten aanzien van een tweede Russisch
voorstel voor een breed Europese Veiligheidsverdrag blijft de OVSE het
voornaamste forum van overleg, meer in het bijzonder het zogenaamde
Korfoe-proces.
Afghanistan
De werksessie over Afghanistan werd bijgewoond door de 46 landen die
troepen leveren en door de Afghaanse minister van Buitenlandse Zaken
Rassoul, vertegenwoordigers van de VN, (De Mistura), de EU (mw
Arnould), alsmede door NAVO's civiele vertegenwoordiger Sedwill, SACEUR
en COMISAF. Belangrijkste onderwerpen waren de overdracht van
verantwoordelijkheden aan de Afghaanse overheid en de vulling van
NAVO's training missie in Afghanistan.
SACEUR deed een krachtige oproep om meer trainers te leveren voor de
trainingsmissie in Afghanistan (NTM-A). Er is een tekort van 450
trainers, die essentieel zijn voor de transitie naar een leidende
Afghaanse rol op het terrein van veiligheid. Aanvullende toezeggingen
ten behoeve van NTM-A werden niet gedaan, met uitzondering van de
Verenigde Arabische Emiraten, dat zich bereid toonde om niet nader
gespecificeerde financiële ondersteuning te geven om trainers van
elders aan te trekken.
De civiele NAVO-vertegenwoordiger in Afghanistan Sedwill sprak zijn
tevredenheid uit over de groei van de ISAF-coalitie tot 46 deelnemers
en over de toename van ISAF met 30.000 Amerikaanse troepen en 10.000
troepen afkomstig uit andere landen. Als positieve ontwikkelingen in
Afghanistan noemde hij de civiel-militaire integratie in het zuiden, de
toenemende Afghaanse deelname aan ISAF-operaties (verhouding tussen
ISAF en Afghaanse militairen was verbeterd van 10:1 tot 2:1) en de
toenemende betrokkenheid van de centrale Afghaanse overheid bij de
planning en aansturing van operaties. Daarbij werd in goed overleg met
lokale overheden rekening gehouden met lokale belangen. Het vertrouwen
in de Afghaanse centrale overheid nam daardoor toe.
VN-vertegenwoordiger De Mistura benadrukte dat de oplossing voor
Afghanistan niet alleen militair, maar vooral politiek en economisch
moet zijn. De aandacht diende volgens De Mistura vooral gericht te
worden op de verkiezingen van 18 september a.s. Die verkiezingen moeten
worden ervaren als eerlijk en geloofwaardig. Speciale aandacht zou er
moeten zijn voor de vertegenwoordiging door vrouwen. Mistura benadrukte
dat VN al 52 jaar actief was in Afghanistan en -anders dan NAVO - ook
het voornemen had om er nog minstens 52 jaar te blijven.
ISAF-partners spraken hun steun uit voor de transitiestrategie zoals
deze door de NAVO was opgesteld. Kern ervan is dat de terugtrekking van
troepen afhankelijk is van vooruitgang op de grond. Er zal geen sprake
zijn van een `rush for the exit'.
De transitie naar Afghaans leiderschap zal vanaf november 2010 centraal
staan in het optreden van ISAF. Verder associeerden de ISAF-partners
zich met het aangepaste Comprehensive Strategic Political Military Plan
(CSPMP) en werd dat plan vervolgens door de NAVO-lidstaten goedgekeurd.
Ook stemden de ISAF-deelnemers in met het zogenaamde `Afghan First'
beleid dat als doel heeft om goederen en diensten zoveel mogelijk te
betrekken van gekwalificeerde en gecertificeerde Afghaanse
ondernemingen. Hiervan wordt een positieve invloed op de Afghaanse
economie verwacht.
Ministerie van Buitenlandse Zaken