Raad voor de Rechtspraak
Onderzoek: Procedure bij conservatoir beslag onevenwichtig
Den Haag, woensdag 19 mei 2010
De invoering van een informatieplicht voor verzoekers van conservatoir
beslag maakt de procedure evenwichtiger en stelt rechters in staat meer
afgewogen besluiten te nemen. Dit volgt uit onderzoek dat in opdracht
van de Raad voor de rechtspraak werd uitgevoerd door mr. M. Meijsen en
prof. mr. A.W. Jongbloed, beiden verbonden aan het Molengraaff
instituut voor Privaatrecht van de Universiteit Utrecht
Onevenwichtig
Om zeker te zijn dat een eiser bij een gunstige uitslag in een civiele
procedure ook verhaal kan halen op de wederpartij, kan hij al voordat
een procedure is gestart beslag laten leggen op bezittingen van de
wederpartij via een conservatoir beslag. Omdat de rechter bij het
toetsen van en oordelen over deze aanvraag alleen informatie van de
beslaglegger heeft, is de kans klein dat hij zal concluderen dat het
motief dat aan het verzoekschrift tot het leggen van beslag ten
grondslag ligt oneigenlijk of ondeugdelijk is. Mede hierdoor wordt
toestemming voor het leggen van beslag vrijwel altijd gegeven. Ter
bescherming van de belangen van de beslagene kent de wet naast deze
toetsing twee voorzieningen: de mogelijkheid om via kortgeding het
beslag opgeheven te krijgen en de risicoaansprakelijkheid voor schade
in geval het conservatoir beslag geheel ten onrechte is gelegd.
Al met al geeft de wet drie waarborgen voor een evenwichtige
rechtsgang. De kernvraag in het onderzoek luidt of die drie onderdelen
in de praktijk het bedoelde evenwicht in rechtsbescherming van zowel de
eiser als de gedaagde ook realiseren. De onderzoekers beantwoorden die
vraag negatief. Zij menen dat er sprake is van een uitholling van de
waarborgfuncties en dat er geen sprake meer is van het destijds door de
wetgever voorziene evenwicht. In dat verband wijzen ze er op dat in
tweederde van de gevallen van beslaglegging het leggen van druk op de
wederpartij een belangrijke rol speelt, wat anders is dan de in de wet
bedoelde zekerheidsstellende functie van de voorziening.
Informatieplicht beslaglegger
Verbetering van de situatie zou volgens de onderzoekers ontstaan als de
rechters bij de toetsing van het verzoek meer aansluiting zoeken bij de
in de dagvaardingsprocedure in artikel 111 en 128 Rv geëiste
substantiëringsplicht. Dat komt de positie van de beslagene ten goede:
die kan zich immers beter verweren tegen de stellingen die verzoeker
aanvoert. Een grotere mate van substantiëring is ook voor rechters
voordelig: zij beschikken dan bij de beoordeling over evenwichtiger
informatie. Een wetswijziging in deze richting zal niet op korte
termijn een feit zijn; dat is echter geen belemmering voor een `minder
lijdelijke' opstelling in de praktijk. Op de waarde van die
cultuuromslag kan nu al gewezen worden.