European Union



| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
|Brussel, 17 mei 2010                                                |
|9722/10 (Presse 121)                                                |
|P 21                                                                |
|(OR. en)                                                            |
|PERSMEDEDELING                                                      |
|Betreft: Internationale dag tegen homofobie, 17 mei 2010            |
|Verklaring van de hoge vertegenwoordiger, Catherine Ashton, namens  |
|de Europese Unie op de internationale dag tegen homofobie, 17 mei   |
|2010                                                                |
In het kader van de internationale dag tegen homofobie bevestig ik opnieuw namens de Europese Unie het beginsel van non-discriminatie, op grond waarvan mensenrechten voor eenieder in gelijke mate gelden, ongeacht seksuele gerichtheid of genderidentiteit. Al vele jaren zet ik mij persoonlijk in voor de agenda inzake gelijkheid en sociale rechtvaardigheid, met name op het gebied van de rechten van homoseksuelen.

De Europese Unie verwerpt en veroordeelt elke uiting van homofobie, omdat dit verschijnsel een flagrante schending van de menselijke waardigheid vormt. De Europese Unie is van oordeel dat discriminatie op grond van seksuele gerichtheid of genderidentiteit indruist tegen de fundamentele beginselen waarop de EU is gegrondvest; daarom is en blijft zij vastbesloten om discriminatie op basis van de zes gronden die in de artikelen 10 en 19 van het Verdrag betreffende de werking van de EU worden genoemd, waaronder seksuele gerichtheid, te voorkomen en uit te roeien.

De Europese Unie memoreert dat ook internationale
mensenrechteninstrumenten, zoals het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (de artikelen 2, 16 en 17), het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (artikel 2), en het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind (artikel 2), waarbij alle EU-lidstaten partij zijn, discriminatie op grond van seksuele gerichtheid of genderidentiteit verbieden.

De Europese Unie is diep verontrust over schendingen van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden om redenen van seksuele gerichtheid of genderidentiteit, overal waar zij voorkomen, en met name aanwending van de doodstraf om deze reden, praktijken als foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, willekeurige aanhouding of vrijheidsbeneming, ontneming van het recht op vreedzame vereniging en ontneming van economische, sociale en culturele rechten, waaronder het recht op gezondheid.

Dit vormt een integrerend onderdeel van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU, in het kader waarvan verscheidene maatregelen zijn genomen, in het bijzonder de oprichting van een task force voor de rechten van lesbiënnes, homoseksuelen, biseksuelen en transseksuelen (LGBT) binnen de Groep rechten van de mens van de Raad (COHOM), en de komende vaststelling door laatstgenoemde van een EU- instrumentarium inzake LGBT-rechten.

De Europese Unie dringt er bij de staten op aan al het nodige te doen om te garanderen dat seksuele gerichtheid en genderidentiteit nooit een reden vormen voor strafrechtelijke sancties, dat dergelijke mensenrechtenschendingen aan onderzoek worden onderworpen, en dat degenen die de schendingen begaan, ter verantwoording worden geroepen en voor de rechter worden gebracht.

De Europese Unie roept de staten op te zorgen voor adequate bescherming van mensenrechtenactivisten, en belemmeringen uit de weg te ruimen die hen verhinderen hun werk in verband met mensenrechten, seksuele gerichtheid en genderidentiteit te doen.

De Europese Unie memoreert in dit verband dat 67 staten van verschillende regio's mensenrechtenschendingen wegens seksuele gerichtheid en genderidentiteit hebben veroordeeld in de verklaring van de Algemene Vergadering over mensenrechten, seksuele gerichtheid en genderidentiteit van 18 december 2008. De Europese Unie is verheugd dat de steun voor deze beginselen in de wereld gestaag toeneemt, en roept de staten op verder werk te blijven maken van deze beginselen, zoals aangegeven tijdens het wereldcongres over mensenrechten, seksuele gerichtheid en genderidentiteit van 15 maart 2009.

De kandidaat-lidstaten Kroatië* en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië*, de landen van het stabilisatie- en associatieproces en mogelijke kandidaat-lidstaten Albanië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Servië, en de EVA-landen IJsland, Liechtenstein en Noorwegen, die lid zijn van de Europese Economische Ruimte, alsmede Armenië, sluiten zich bij deze verklaring aan.


* Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië blijven deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces.