GroenLinks
Halsema: "We kiezen niet de premier, maar de richting van ons land"
Woensdag 19 mei 2010, 13:10u - Femke Halsema
GroenLinks-lijsttrekker Femke Halsema vreest een herhaling van de
campagne van 2006. Toen ontaarde de verkiezingsstrijd in een misleidend
gevecht over wie de grootste zou worden en welke partij de premier
mocht leveren. "We kiezen niet de premier, maar de richting van ons
land." Dat zei Halsema vandaag tijdens een lezing op de
Bestuursacademie in Tilburg. De complete lezing is in dit artikel
opgenomen.
Kiezen voor de toekomst
Toespraak van Femke Halsema bij de Bestuursacademie in Tilburg op 19
mei 2010
Op 9 juni kiest Nederland een nieuw parlement. Er staat veel op het
spel. De toekomst van ons land. Hoe komen we uit de zwaarste
economische crisis in 75 jaar? Hoe zorgen we dat ons land leefbaar is
en geven we onze jongeren perspectief op een welvarende toekomst? Hoe
zorgen we op menswaardige wijze voor onze ouderen, ook als de
vergrijzing haar hoogtepunt nadert? En hoe doen we dat allemaal terwijl
de overheid met een groot financieringstekort worstelt?
Dat zijn grote vragen. Die vragen om echte keuzes. GroenLinks kiest
echt. Niet voor bot bezuinigen, maar voor het hervormen van de
woningmarkt, de arbeidsmarkt en de AOW. Voor investeringen in onderwijs
en een groene, toekomstgerichte economie met veel banen. Wij maken nu
keuzes die goed zijn voor de lange termijn. We hervormen de sociale
zekerheid om meer mensen aan werk te helpen. Dan hebben we over 10 jaar
ook genoeg handen aan het bed om onze ouderen te verzorgen.
Niet voor niets gaat het goed met GroenLinks. Mensen waarderen ons
programma en onze standpunten. Zij waarderen dat we consequent zijn,
eerlijk en dat we echt kiezen voor de toekomst. Wij zijn niet van het
pappen en nathouden.
We staan voor een harde campagne. De eerste tekenen zijn zichtbaar,
getuige het schrille commentaar, gisteren, toen de PvdA haar
bezuinigingsplannen bekendmaakte.
Ik hoop niet dat we een herhaling gaan zien van de campagne uit 2006.
Het lijkt er tot nu toe wel verdacht veel op.
Opnieuw dreigt de strijd om parlementszetels namelijk te ontaarden in
een misleidend gevecht `wie de grootste wordt' en `welke partij de
premier mag leveren'. Vooral PvdA en CDA lijken te kiezen voor het
beproefde recept, waarbij inhoudelijk de kaarten zoveel mogelijk op de
borst worden gehouden en de potentiële premier de sterkste troef is.
Beide partijen beroepen zich daarbij op politieke dooddoeners als `het
moet nu om de inhoud gaan' en `kiezers stemmen nu op een programma'.
Dat is des te opvallender omdat beide partijen in hun lange, lange
verkiezingsprogramma's veel belangrijke keuzes juist voor zich
uitschuiven. Terwijl de PvdA zich niet durft te branden aan een
dwingende kwestie als de noodzakelijke modernisering van de
arbeidsmarkt of een simpel besluit als de JSF, grossiert het CDA in
vaagheid over de hypotheekrente-aftrek en de kilometerheffing.
Net als in 2006 kiezen beide partijen er ook voor geen enkele voorkeur
uit te spreken voor de gewenste coalitie na 9 juni. Daarin verschillen
beide partijen van de derde strijder om de titel `grootste partij', de
VVD. De VVD geeft onomwonden aan voorkeur te hebben voor een rechtse
coalitie, aangezien de verschillen met de PvdA `te groot' zijn en de
PvdA met haar verkiezingsprogramma `de langste zelfmoordbrief uit de
geschiedenis' heeft geschreven. Misschien is de woordkeus wat minder
fijn, Rutte biedt zijn kiezers een heldere keuze.
De kanttekening is natuurlijk wel dat de VVD onduidelijk blijft over
samenwerking met de PVV: een ondemocratische partij (zei ik nou
partij?), die zetels wil winnen door mensen te vernederen, en daarbij
de chaotische trekken van de PVV begint te vertonen.
In 2006 kozen CDA en PvdA voor harde onderlinge strijd, in de hoop daar
allebei electoraal munt uit te slaan. Beide partijen deden geen
uitspraken over coalitievorming (ondanks dat de PvdA met en zonder
koffie daartoe meermalen was uitgenodigd), maar gaven hun wederzijdse
aversie wel ruim baan. Een positieve keuze voor samenwerking werd er
niet gemaakt terwijl potentiële regeringspartners wel in diskrediet
werden gebracht.
De rest is geschiedenis: Nederland raakte opgezadeld met het liefdeloze
huwelijk van CDA en PvdA. Nadat juist maandenlang - en dikwijls onder
de gordel - de verschillen waren uitvergroot, was dit voor veel kiezers
een koude douche. Bovendien waren de onderlinge verhoudingen zo
verziekt dat kabinet Grijs 1 afstevende op een tergend langzame, maar
onvermijdelijke val van het kabinet.
Nederland is een democratie van samenwerkende coalities. Juist nu zou
de bereidheid tot samenwerking, en een positieve keuze voor andere
partijen, uitgangspunt van de parlementsverkiezingen moeten zijn. Niet
alleen moet het hoofd worden geboden aan een zware economische crisis,
oplopende werkloosheid en een enorm begrotingstekort, de politieke
fragmentatie noodt mogelijk tot een vierpartijencoalitie waarbij
niemand zich vechtverhoudingen kan permitteren.
Een herhaling van de verkiezingscampagne van 2006 betekent dat de
grootste politieke partijen wel hun `onoverkomelijke', opgeklopte
meningsverschillen etaleren, maar systematisch weigeren na te denken
over de bestuurbaarheid van ons land op 10 juni. Ik vind dat
onverantwoord.
De keuze voor een `premier' wordt op 9 juni niet gemaakt; dat te
suggereren is ronduit misleiding van de kiezers. Wie dit te zware
woorden vindt, moet wellicht eens terugdenken aan de
verkiezingscampagne van Den Uyl en de PvdA uit 1977. De slogan luidde
toen `Kies de Minister-president', de PvdA won met overmacht (53
zetels) maar moest ook na 208 dagen van onderhandelingen met het CDA,
genoegen nemen met oppositie.
We kiezen niet de premier, maar de richting van ons land. Dat is waar
het 9 juni om gaat. En dan zie ik drie opties:
1. Een kil bezuinigingskabinet van VVD en CDA dat de
inkomensverschillen tussen mensen vergroot en bezuinigt op de zorg.
De crisis kwam van rechts, de oplossingen kunnen niet van rechts
komen. De bankencrisis is ontstaan omdat de markt alle ruimte
kreeg. Marktwerking, deregulering, privatisering en
lastenverlichting zijn twee decennia het recept van rechts geweest.
Ze hebben de economie niet beter gemaakt, maar ziek. De crisis moet
sociaal opgelost worden, niet door de tegenstellingen tussen mensen
vergroten. En als je Mark Rutte nu hoort, dan lijkt het hem alleen
nog maar te gaan om de hoogte van de bezuinigingen, en niet om de
aard van de bezuinigingen. In 2006 erkende Pechtold op aandringen
van Van Mierlo dat D66 door de steun aan het kabinet van CDA en VVD
in 2003 "onnavolgbaar" was geworden. Ik vraag hem nu: gaat hij die
fout herhalen?
2. En dan is er de optie van Grijs 2: een voortmodderkabinet met PvdA
en CDA. Nederland zit niet te wachten op stilstaand water, dat
langzaam minder fijn gaat ruiken
3. Het alternatief is een sociaal hervormingskabinet dat gericht is op
de toekomst. Een kabinet dat ons land uit de crisis haalt met
groene en sociale hervormingen. En dat tegelijkertijd de
overheidsfinanciën op orde brengt. Het kan geen verrassing zijn:
zo'n kabinet heeft mijn voorkeur! Zo'n kabinet maakt een grote kans
na de verkiezingen als GroenLinks de verkiezingen wint.
Maar dat betekent nu: keuzes maken, je uitspreken. Dat geldt voor
Pechtold. Dat geldt vooral voor Cohen. De VK schreef vanochtend: waarom
zou hij een voorkeur bekend maken, hij zit zo comfortabel in het
midden. Misschien moet Cohen nog eens met Wouter Bos praten. Dat midden
was niet zo comfortabel in 2006. Dat was de schopstoel voor links en
rechts. Dat leidde tot onduidelijkheid, onaantrekkelijkheid en tot
groot verlies bij de verkiezingen. Dus, PvdA, breek met de
nietszeggendheid en kies met ons voor een sociale en groene toekomst.
Dat is broodnodig.
Alleen met een sociaal hervormingskabinet kan de komende jaren een
omslag worden gemaakt naar een gezonde economie, vergroening van de
belastingen en duurzame energievoorziening. De arbeidsmarkt moet
hervormd worden zodat werken meer lonend wordt voor werknemers en
werkgevers en wij een antwoord hebben op de grote arbeidstekorten die
over een decennium gaan ontstaan. Ons onderwijs (en vooral het VMBO en
het MBO) moet veel beter worden om onze welvaart te waarborgen maar
vooral om het welzijn van onze jongeren te verbeteren.
Maar vooral smacht Nederland naar een opener bestuurscultuur; minder
ondoorzichtige en slecht uitvoerbare compromissen in achterkamertjes;
politieke leiders in de Kamer; een dun regeerakkoord en meer duale
verhoudingen tussen regering en parlement. Aan zo'n cultuur kan een
nieuw kabinet alleen werken als er vertrouwen bestaat tussen de
partijen. Samenwerken is lastig als politieke achterdocht de basis is.
En samenwerking tussen partijen is wat Nederland nu nodig heeft.