Tussentijdse beslissing in de zaak tegen moeder baby Lani
Zwolle-Lelystad, 20 mei 2010 â De rechtbank heeft vandaag een
tussentijdse beslissing genomen in de zaak tegen de vrouw die ervan
wordt verdacht dat zij medio 2008 haar pasgeboren dochtertje
onvoldoende voeding heeft toegediend en/of sondevoeding heeft verdund.
Daardoor zou het kind in een levensbedreigende toestand van
ondervoeding zijn geraakt. Het kind is inmiddels, op verzoek van de
Raad van de Kinderbescherming, door de kinderrechter van de rechtbank
Zwolle-Lelystad onder toezicht van een gezinsvoogdijinstelling gesteld
en verblijft in een pleeggezin.
Tenlastelegging
Donderdag 22 april 2010 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad een begin
gemaakt met de strafzaak tegen de verdachte. Het Openbaar Ministerie
heeft haar tenlastegelegd dat zij haar dochtertje opzettelijk en met
voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht en haar
in een hulpeloze toestand heeft gebracht.
Raadkamerbeslissing
Op 22 april 2009 heeft de raadkamer van de rechtbank, op vordering van
het Openbaar Ministerie, een bevel tot gevangenhouding tegen verdachte
afgegeven omdat er ernstige bezwaren tegen haar bestaan en omdat het om
zulke ernstige feiten gaat dat de rechtsorde hierdoor ernstig is
geschokt. Op basis hiervan bestaat er een wettelijke grond voor
voorlopige hechtenis.
Het gerechtshof te Leeuwarden heeft die beslissing van de rechtbank in
stand gelaten. Het bevel tot gevangenhouding is wel door het
gerechtshof geschorst zodat verdachte haar berechting in vrijheid mag
afwachten.
Zitting 22 april 2010
De zitting op 22 april 2010 betrof een zogenaamde pro
forma-behandeling.
Het Openbaar Ministerie heeft op deze zitting ondermeer gevorderd dat
de schorsing van de voorlopige hechtenis ongedaan wordt gemaakt en dat
verdachte voor een klinisch observatieonderzoek in het Pieter Baan
Centrum zal worden opgenomen.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich daartegen tegen verzet. Volgens
haar is verdachte bereid medewerking te verlenen aan een ambulant
persoonlijkheidsonderzoek. Ook heeft zij verzocht om bij de zaak
betrokken kinderartsen en verpleegkundigen van het Universitair Medisch
Centrum Groningen als getuigen ter terechtzitting te kunnen horen,
alsmede een deskundige van het NFI (Nederlands Forensisch Instituut).
Tussentijdse beslissing
De rechtbank heeft op 22 april 2010 al beslist dat zij eerst de feiten
wil onderzoeken alvorens een beslissing te geven over de noodzaak van
een klinisch dan wel ambulant persoonlijkheidsonderzoek. Vandaag is
bepaald dat het noodzakelijk is dat de deskundige en de getuigen op de
zitting van 16 september 2010 dienen te worden gehoord. De kinderartsen
en verpleegkundigen hebben zich tijdens het strafrechtelijk onderzoek
op hun medisch verschoningsrecht beroepen. De rechtbank is van oordeel
dat dit medisch verschoningsrecht mogelijkerwijs opzij gezet moet
worden in het belang van de verdachte gezien de bijzondere
omstandigheden van deze zaak. In een strafproces moet de verdediging de
gelegenheid krijgen om degene die belastende informatie heeft
aangedragen te ondervragen.
LJ Nummer
BM5163
Zie het origineel
Bron: Rechtbank Zwolle-Lelystad
Datum actualiteit: 20 mei 2010 Naar boven
Gerechtelijke organisatie