Vrije Universiteit Amsterdam

6 mei 2010

Kunstenaars hebben zelf grote invloed op beeldvorming

'Rodin, O'Keeffe en Bacon hadden de touwtjes strak in handen' Aan de hand van casussen over kunstenaars Auguste Rodin, Georgia O'Keeffe en Francis Bacon - allemaal zeer succesvol en bekend bij een groot publiek - maakt Sandra Kisters in haar promotieonderzoek duidelijk dat de beeldvorming van moderne kunstenaars door veel mensen wordt gestuurd. Zij promoveert 20 mei aan de faculteit der Letteren van de Vrije Universiteit Amsterdam.

In de twintigste eeuw is uitvoerig gedebatteerd over de vraag of het van belang is te weten wie de maker is van een kunstwerk. Gaat het niet vooral om het kunstwerk zelf: de compositie, de kleur, de lijnvoering? Toch draait het institutionele kunstsysteem juist om bekende namen; veel instanties en subsidieverstrekkers zijn erop ingesteld en de kunstenaar staat ondanks alles nog steeds centraal in het kunsthistorisch en -kritisch discours. Bovendien kan kennis over het leven van de kunstenaar inzicht geven in ontwikkelingen in zijn werk, zoals de invloed van een bepaalde leermeester.

Biografische beeldvorming ontstaat wanneer er door de kunstenaar zelf of door anderen verbanden worden gesuggereerd tussen leven en werk. Aan deze beeldvorming kunnen veel verschillende personen bijdragen, van nabestaanden, kunsthistorici en critici tot fotografen en filmmakers. Het publieke imago van een kunstenaar en een biografische interpretatie van het werk spelen een aanzienlijke rol in een artistieke loopbaan. Het kan doorslaggevend zijn voor succes, maar het kan ook een interpretatie van het werk of een stereotiepe beeldvorming opleveren waarin de kunstenaar zich totaal niet kan vinden.

Kisters laat zien dat de kunstenaar en anderen een breed spectrum aan visuele en tekstuele middelen kunnen inzetten om de beeldvorming, al dan niet bewust, mee te sturen. Deze middelen zijn onder meer: de (auto)biografie, het (zelf)portret, het kunstenaarshuis- en atelier, fotografie, documentaires en de zogenaamde filmbiografie. Maar hoever reikt de invloed van de kunstenaar zelf? Is deze in staat om de biografische beeldvorming, ook na zijn dood, blijvend te beïnvloeden of is hij overgeleverd aan de interpretaties van anderen?