Gemeente Maassluis

College beantwoordt vragen CU over Blankenburgtunnel

De fractie van de Christenunie heeft schriftelijke vragen gesteld aan het college van burgemeester en wethouders over de Blankenburgtunnel. Het college heeft de vragen als volgt beantwoord:

Naar aanleiding van de brief die wij samen met de colleges van burgemeester en

wethouders van de gemeenten Midden-Delfland, Schiedam en Vlaardingen d.d. 6 april 2010 hebben gestuurd aan de minister van Verkeer en Waterstaat, het college van Gedeputeerde Staten Provincie Zuid-Holland, het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam en het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden waarin wij onze zorg uitspreken over het proces rond de Verkenning Nieuwe Westelijke Oeververbinding (NWO) heeft u ons in het kader van artikel 51 van het Reglement van Orde meerdere vragen gesteld. In deze brief zullen wij uw vragen, in de volgorde zoals ze door u zijn gesteld en voor zover dat binnen ons vermogen ligt, beantwoorden.


1.a Kunt en wilt u ons mededelen wat de procedure van behandeling is en wat de

mijlpalen zijn van "Rotterdam Vooruit"?

Naar aanleiding van het Masterplan Rotterdam Vooruit heeft het Bestuurlijk Overleg MIRT (BO MIRT) op 29 oktober 2009 de noodzaak vastgesteld van de realisatie van een NWO. Daarbij hebben de bestuurders tevens afgesproken om in de eerste helft van 2010 een voorkeursbeslissing te nemen voorwelke tunnelverbinding (Blankenburg- of Oranjetunnel, inclusief benodigde aanvullende maatregelen) de planuitwerkingsfase kan worden gestart'.

Het proces om te komen tot een voorkeursbeslissing ziet er vooralsnog als volgt uit:

Eind juni/begin juli 2010: bestuurlijke voorkeur door het Randstad Urgent duo, de minister van Verkeer en Waterstaat en de portefeuillehouder Verkeer van de stadsregio Rotterdam, waarbij de hoofdkeuze tussen de beide alternatieven centraal staat. Najaar 2010 BO-MIRT neemt voorkeursbeslissing NWO (conform spelregels

Sneller en Beter), aanvullende benodigde maatregelen en afspraken over de formele start van de planuitwerking. Begin 2011 Formele afronding verkenning en start planuitwerking NWO.

Deze planning is erg ambitieus. In onze voornoemde brief hebben wij met betrekking tot deze planning enerzijds onze waardering uitgesproken voor de voortvarendheid waarmee wordt gewerkt maar hebben daarbij tegelijk geconstateerd dat het proces ernstig te lijden heeft onder de grote tijdsdruk die hieraan is opgelegd en dat dit mogelijk zal leiden tot een onzorgvuldige en wellicht onjuiste besluitvorming.


1.b Op welke momenten wordt de Raad hierover geïnformeerd en kan er in de Raad over gesproken?

De verkenning NWO vormt het kader voor het uiteindelijke projectmer-plichtige besluit met betrekking tot de NWO. Voor een te nemen voorkeursbeslissing dient daarom een planmerprocedure te worden doorlopen resulterend in een milieueffectrapport (planMER). De eerste stap in deze procedure is het raadplegen van de betrokken bestuursorganen over de reikwijdte en het detailniveau van de planMER.

Daartoe wordt door de projectorganisatie Rotterdam Vooruit een Nota Reikwijdte en

Detailniveau (NR&D) opgesteld. Deze nota wordt, na vaststelling door het Bevoegd Gezag (de ministers V&W en VROM), aan de bestuursorganen voorgelegd voor advies. Wij zijn voornemens om de raad, op het moment dat de NR&D is vrijgegeven, hierover te consulteren. In de afronding van de verkenning en in de planuitwerkingsfase volgen nog enkele momenten van raadpleging en inspraak.

De planning van de besluitvorming rond de NR&D en de planMER is erg krap (ter

visielegging NR&D zou aanvankelijk 19 april 2010 zijn), wij hebben onze zorgen daarover in de eerder genoemde brief uitgesproken. Onder andere naar aanleiding van deze brief heeft het Bevoegd Gezag tijd genomen om te bezien hoe om te gaan met de wijze van vrijgeven van de NR&D. Op het moment van beantwoording van uw vragen hebben ons daarover nog geen nadere berichten bereikt.


2. a Wanneer is het bestuurlijk overleg MIRT voorjaar 2010 gepland?

Het BO-MIRT Zuidvleugel is op 19 mei 2010 gepland.

2.b Wanneer worden naar verwachting voorkeursbesluiten voor de diverse projecten

genomen?

Zie voor NWO ons antwoord op uw vraag 1.


3. Kunt u de Raad uiterlijk 30 april informeren over de inzet van het college en de

stadsregio in dit bestuurlijk overleg MIRT t.a.v. Rotterdam Vooruit en andere infrastructurele plannen in de regio zodat de Raad nog voor deze bestuurlijke overleggen hierover van gedachten kan wisselen?

Het BO-MIRT is een overleg tussen het rijk, regio's en de gemeenten Den Haag en

Rotterdam. Andere lokale overheden zijn bij dit overleg niet aanwezig. Zie verder ons

antwoord op uw vraag 2.


4.a Kunt u een overzicht geven van de bijdragen van Rijk en stadsregio die momenteel al gereserveerd zijn voor projecten uit Rotterdam Vooruit?

Voor een overzicht van reserveringen voor diverse projecten willen wij u kortheidshalve

verwijzen naar de begrotingen van het ministerie van Verkeer en Waterstaat

(http://www.verkeerenwaterstaat.nl/onderwerpen/begroting/begroting venw/) en regio

(http://www.stadsregio.info/#pagina=2954).

4.b Klopt het dat er voor de wegenprojecten al gelden gereserveerd ?

Zie ons antwoord op uw vraag 6.


5. In hoeverre voldoet naar uw mening de verkenning Rotterdam Vooruit momenteel

aan de adviezen van de commissie Elverding, n.1. een brede verkenning waarbij zoveel mogelijk maatschappelijke partijen betrokken zijn en alle alternatieven op tafel komen waarna er een voorkeursbesluit wordt genomen dat in principe niet meer wordt gewijzigd?

Een van de uitgangspunten in het besluitvormingsproces Rotterdam Vooruit is het zoveel mogelijk in praktijk brengen van het gedachtegoed van de commissie Elverding. De projectorganisatie Rotterdam Vooruit streeft zoveel mogelijk naar handelen in de geest van de commissie Elverding en is hiermee begin 2009 gestart t.b.v. het eind 2009 opgeleverde Masterplan. Het door u genoemde onderdeel van deze aanpak, te weten "een brede verkenning waarbij zoveel mogelijk maatschappelijke partijen betrokken zijn", lijkt in dit proces om te komen tot een voorkeursbeslissing NWO niet die uitwerking te krijgen die u en wij daarvan mogen verwachten. Ook dit is voor ons aanleiding geweest voor het sturen van de eerder genoemde gezamenlijke brief. Een van de belangrijkste doelen in dit proces is het creëren van voldoende politiek draagvlak voor het besluit. Wij hebben in de brief aangegeven dat de snelheid waarmee men nu tot een besluit lijkt te willen komen afbreuk doet aan de zorgvuldigheid en daarmee aan het beoogde draagvlak voor de besluitvorming.


6. Bent u bekend met het feit dat bij de ring Utrecht pas op het allerlaatste moment door de minister, onder druk van de Tweede Kamer naar de variant "Kracht van Utrecht" is gekeken maar dat deze studie niet conform de commissie Elverding is bestudeerd?

Wij zijn onvoldoende bekend met de door de minster van Verkeer en Waterstaat gevolgde procedures bij de planstudie Ring Utrecht. Voor zover wij dit kunnen overzien heeft de minister de variant Kracht van Utrecht als volwaardige variant in de 1e fase van de MERstudie meegenomen. Wij willen voor dit proces kortheidshalve verwijzen naar de brief van de minister van Verkeer en Waterstaat aan de tweede kamer d.d. 4 maart 2010.


7. Bent u bereid er voor zorg te dragen dat middels het bestuurlijk overleg MIRT bij de

minister wordt afgedwongen dat bij de studie Rotterdam Vooruit de fouten die in Utrecht zijn gemaakt niet weer worden gemaakt en dat de verkenning zo breed mogelijk is conform advies Elverding en daarom de voorwaarde te stellen dat er minimaal ook wordt gekeken naar een variant waarin substantieel meer in OV dan in wegen wordt geïnvesteerd en een variant waarbij de investering in deze modaliteiten ongeveer gelijk is?

In het Masterplan Rotterdam Vooruit is een vijftal programma's uitgewerkt, verdeeld in twee categorieën:

o versterken van bestaande netwerken en multimodale knooppunten

o aanleg nieuwe netwerken (weg en openbaar vervoer)

In de uitwerking van deze programma's heeft het openbaar vervoer een prominente plaats gekregen wat heeft geleid tot verschillende BO-MIRT besluiten met betrekking tot het verbeteren van het openbaar vervoer. Aan de door u gevraagde prominente plaats voor het openbaar vervoer is naar onze mening in het Masterplan Rotterdam Vooruit ruimschoots aandacht besteed.

De discussie over nut, noodzaak en urgentie van een NWO is al in de Maassluise

werkconferentie van 9 oktober 2009 gestart en met de vaststelling van het masterplan

Rotterdam Vooruit en de daarna genomen besluiten in het BO-MIRT van 29 oktober 2009 afgerond. Het BO-MIRT besluit luidt aldus:

Rijk en regio stellen de noodzaak vast van de realisatie van een Nieuwe Westelijke Oeververbinding om de problematiek op de Beneluxcorridor met voorrang op te lossen, het Haven Industrieel Complex en Greenport beter te ontsluiten en de A4 corridor als bereikbaarheidsas van de Zuidvleugel en de Randstad verder te ontwikkelen. De Nieuwe Westelijke Oeververbinding is een essentiële maatregel die als eerste stap genomen wordt, waarna de A4- Zuid als tweede stap zinvol kan zijn.

Rijk en regio besluiten tevens om in de eerste helft van 2010 een voorkeursbeslissing te nemen voorwelke

tunnelverbinding (Blankenburgtunnel of Oranjetunnel, inclusief benodigde aanvullende maatregelen) de

planuitwerkingsfase gestart kan worden. Onderdeel van die beslissing vormt afspraken over de benodigde

bekostiging voor realisatie, inclusief publiekprivate arrangementen. Nut, bekostiging, inpassing,

duurzaamheid en draagvlak worden de komende maanden tot beslisinformatie gebracht.

Het proces wat nu wordt doorlopen is gericht tot het komen tot een voorkeursbeslissing voor een van de twee tunnelvarianten.


8.a Klopt het dat minister Eurlings uitspraak heeft gedaan dat A4 met Vaart niet zou

kunnen omdat dan de mogelijke aanleg van een A24 niet meer mogelijk zou zijn?

Ons is een dergelijke uitspraak van de minister niet bekend.


8.b Bent u het met ons eens dat de aanleg van een A24, die aan zou moeten sluiten op

de geenszins gewenste Blankenburgtunnel, een onaanvaardbare aanslag op het natuurlijke Midden-Delfland gebied zal betekenen?

Zie onze eerder genoemde brief.

8.c Bent u het met ons eens dat met de aanleg van de A4 noord de grens is bereikt van wat voorde natuurlijke omgeving aanvaardbaar is?

Zie onze eerder genoemde brief.

8.d Welk standpunt heeft het college hierin ?

Zie onze eerder genoemde brief.


9.a Waarom is de eerder genoemde brief niet mede namens de gemeente Westland

ondertekend? Dit mede omdat de ondertekende gemeenten de aanleg van de Oranjetunnel bepleiten?

Wij hebben voor de ondertekening van de brief toenadering gezocht met de gemeenten van dit deel van de regio op wiens grondgebied de Blankenburgtunnel is geprojecteerd en die zich hebben uitgesproken vóór de Oranjetunnel. Van de gemeente Westland is een dergelijke formele stellingname niet bekend.

9.b Hoe staat de gemeente Westland in dit proces?

Het coalitieakkoord van de gemeente Westland 2010 - 2014 "WESTLANDS PERSPECTIEF bouwen, binden en bereiken" d.d. 23 april 2010 geeft aan dat "...de discussie over de tweede oeververbinding moet leiden tot de keuze van één van de varianten."

Tot slot willen wij u in kennis stellen van het aanbod van de projectorganisatie Nieuwe

Westelijke Oeververbinding om aan de raad een toelichting op proces en inhoud te geven. Wij zijn voornemens om hier positief op te reageren.

Wij vertrouwen er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.